Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijParys in zynen tegenwoordigen toestand geschetst. Naar het Hoogduits van Dr. F.J. Lorenz Meyer. Tweede Stuk. Te Amsterdam, by G. Warnars, 1798. In gr. 8vo. 242 bl.‘Minerva's verheeven Tempel zal door een eerloos Vandalisme niet weder aangevallen - haare eerwaardige Priesters door den bloedigen dolk der afgryslyke Anarchie niet weder bedreigd worden, - de toekomst zal de treurige herdenking aan voormaalig lyden uitwisschen, - zy zullen verzoend worden, de schimmen dier braaven, die uit het binnenst Heiligdom der Weetenschappen naar het moordschavot gesleurd wierden: - dat zweert het Gouvernement der Fransche Republiek met plechtigen Eede! - Heeft niet de Anarchie, even zo vreeslyk als het oude Despotisme, zo onbekend met aandoening en smaak als met de heilige Rechten der Menschheid, elk vermogen van den geest elk gebruik van de vryheid van denken, verstikt? Maar dank zy der Goddelyke Rechtvaardigheid! die vroeg of laat haare rechten doet gelden! die Anarchisten, die als een blixemstraal ons troffen, zyn even spoedig verdweenen. - De Wet heerscht, zry overdekt ulieden met haar schild; doch verlaat zich op uwen verlichten invloed: want de wysheid, als zy zich met nadruk en aanminnigheid hooren laat, is alvermogend. - | |
[pagina 455]
| |
Bereid der overwinning palmtakken en lauwerkroonen, gemak en tyd daar toe zal het Directoire u verschaffen. Het Directoire wil herstel van orde, vernietiging van partyzucht, en, zo het mooglyk zy, vergetelheid van allen haat; algemeene verdraagzaamheid is, in zyn oog, de hechtste band der Maatschappy. - De verborgene gedachten van het hart wil het bestuur niet naspooren, maar wil den braaven man beschermen en den nuttigen beloonen.’ - Met deeze taal van den Burger letourneur, President van het Directoire, by de plegtige opening van het Nationaal Instituut voor Weetenschappen en Kunsten, vangt de Burger meyer de Beschryving van 't zelve aan, 't welk de eerste Afdeeling uitmaakt van het Tweede Stuk deezes door ons, naar verdiensten, aangepreezen WerksGa naar voetnoot(*). Schryver en Vertaaler hebben des allen lof. Het gansch zeer leezenswaardig Verslag, dit Instituut betreffende, strekt ter staavinge van deezen aanhef, en verdient, om den smaak en de rechtschaape gevoeligheid, welke 'er in heerscht, dubbel geleezen te worden. Voorbeelden by te haalen, zou ons de plaats, tot vermelden van andere byzonderheden uit den ryken voorraad, die zich hier opdoet, wegneemen. Het Nationaal Museum der Natuurlyke Historie maakt de tweede Afdeeling uit, en is niet min ryk in de opgaave van weetenswaardigheden, die niet dor vermeld, maar als onder 't oog gebragt worden, zo verre het vermogen der penne zulks toelaat. - Hier van strekt mede de Beschryving van den Kruidtuin en de Diergaarde ten blyke. Schoon de Sterrentoren, het Bureau des Longitudes, de Ecoles de Services publics, en de Polytechnische School, die leevendige voorstelling niet gehengen, is de juistheid en klaarheid hier eene uitsteekende verdienste; dit mag ook van de School der Bergwerkkunde gezegd worden; als mede van de overige Schoolen tot dienst van den Staat, de School van Gezondheid, en de Centraale Schoolen. Men zal, de beschryving dier Inrigtingen geleezen hebbende, doormengd met veele weetenswaardige byzonderheden van Fransche en Buitenlandsche Letter- en Kunstkundigen, veel waarheids vinden in het hier aangehaalde zeggen van fontanes, die, van de Letterkunde en derzelver gesteldheid in Frankryk spreekende, zegt: ‘Frankryk vereenigt de schoone Kunsten van Athenen, de dapperheid der Romeinen en de vlyt der Carthagers, en uit deeze drievoudige vereeniging ontstaat dat staatkundig, burgerlyk en letterkundig aanweezen, 't welk de Fransche Republiek tot den rang der eerste Staaten verheffen zal.’ Onze Reiziger, hoe zeer ok ingenomen met het geen | |
[pagina 456]
| |
Parys hem als een Letter, Weetenschap- en Kunstminnaar boodt, was niet blind om gebreken te zien en op te merken. Men leeze dit kort verslag: ‘De twee Centraale Schoolen, die te Parys in het College des quatre Nations en by St. Genevieve geopend zyn, zyn in drie classen verdeeld, in welke jongens van twaalf, veertien en zestien jaaren opgenomen worden. Men geeft 'er onderwys in de oude Taalen, in de Geschiedenis, Natuurlyke Historie in de Mathesis, Physica en Chimie, in de Taalkunde, schoone Kunsten, fraaie Weetenschappen en Rechtsgeleerdheid. - Op de lyst der Lessen zogt ik te vergeefs naar eenen Onderwyzer in de Zedeleer, te vergeefs naar voorleezingen geschikt om de Jeugd ter beoefening van burgerlyke en huislyke deugden op te leiden. Hoe! is dit allergewigtigste der opvoeding vergeeten, achtergelaaten, of van het openlyk onderwys uitgeslooten? - Bezefte men niet, dat de mensch als mensch bestaat, vóór hy tot eenen geleerden gevormd wordt, en dat de braave burger en huisvader de krachtigste steun van 't Gemeenebest is? - Wie kan dit vraagstuk oplossen? of wie geeft my beter verslag van dit nieuw ontwerp van opvoeding?’ Meer dan ter loops is de beschryving van het Aerostatisch Instituut, en doormengd met berigten wegens de Lugtbollen, derzelver vulling en gebruik, welke men bylange niet allerwege aantreft; als by voorbeeld, de beschryving van den Aerostatischen Telegraaph, de nieuwste uitvinding van den vindingryken conté, den Opzigter van die Instituut te Meudon. Te dier plaatze badt onze Retziger gelegenheid om in gesprek te treeden met coutel. Capitein van het Corps Aeronauten, die, van twee Persoonen, een Adjudant en een Generaal, vergezeld, op den 26 Juny 1794, met den Ballon l'Entrepenant, de merkwaardige en gewigtige waarneeming van het vyandlyk leger, by den slag in de vlakte van Fleurus regelde. ‘Ik,’ dus luidt meyer's verhaal, ‘ik ondervroeg hem wegens zyne Luchtreis op den dag van dien hevigen, voor het Fransche Leger zo roemryken als beslissenden slag, tot welks uitslag gemelde Luchtreis, naar het eenstemmig oordeel van onzydigen, zo veel hadt medegewerkt. Coutel steeg dien dag tweemaal opwaards, om met zyne metgezellen, van eene hoogte van tweehonderd en twintig vademen, de positie en het wenden van het vyandlyk Leger waar te neemen. Zy waren telkens vier uuren in de lucht, en hielden met den Generaal jourdan, die het Fransche Leger commandeerde, correspondentie door middel van afgesprooken Seinen met Vlaggen. - De onderneeming was den Vyand vooraf door verraad bekend geworden, en in het oogenblik dat de Ballon opwaards steeg wierd een battery der vyanden op de Luchtreizigers losgebrand. Reeds deeze eerste laag was niet hoog genoeg gepointeerd, één kogel echter vloog tusschen den Ballon en den Gondel door, zo dat cou | |
[pagina 457]
| |
tel meende dat de eerstgenoemde geraakt was. By de volgende losbrandingen echter was de Ballon reeds buiten schoots gereezen, en de kogels vloogen diep beneden den Gondel. Nu beschouwden de Luchtreizigers, als uit eene veilige kamer, zonder gevaar of stoorenis, alle de evolutien der vyanden, en genooten, uit de stille gewesten der bovenlucht, het onuitspreekelyk ruim gezigt van twee geduchte Legers in den stryd. - Zelfs de vuurigste verbeelding is niet toereikende om zich een aanschouwelyk denkbeeld te vormen van dit onafmeetelyk tooneel, 't welk geheel buiten de grenzen van haar stoutste vlucht gelegen is.’ Van den Telegraaph ontmoeten wy hier zeer naauwkeurige en ophelderende berigten. Dit kennisgeevend Werktuig wordt in zyne werkingen met zeer veel juistheid en naauwkeurigheid beschreeven. - In de Mineraalzaal in de Munt - in het Physisch Cabinet van charles - in het Republikeinsch Lyceum - in het Lyceum der Kunsten - als mede in het Nationaal Museum der Kunsten, zal men den opmerkenden meyer met genoegen vergezellen; te meer, dewyl hy geen stomme bewonderaar en blinde goedkeurder is van alles wat hem te vooren komt. Zo merkt hy, ten aanziene van de laatsgemelde, op: ‘Deeze Gallery is een dier gebouwen, welke, tot openlyke verzamelingen van Schilderstukken gebruikt wordende, men als 't ware kan aanzien, dat zy tot dit oogmerk niet gesticht wierden; maar zich daar toe minerva ten trots hebben moeten verledigen.’ Dit toont de Reiziger door zyne aanmerkingen over het vallen des lichts op de Schilderstukken, enz. - door zyne bedenkingen wegens de verwarde en vermengde plaatzing der Beelden, en andere Kunststukken. ‘Dit nadeelig gevolg,’ schryft hy onder andere, van zulk eene opeenstapeling van onderscheiden voorwerpen liep my het meest in het oog, op die dagen als het Museum voor het publiek werd opengesteld: dan zag ik veele groupen van aanschouwers zich blootlyk met het beschouwen en aanstaaren der enkele kleine aartigheden bezig houden, en op de heerlyke Schilderstukken slechts een vlugtigen blik werpen. De weinig gevormde en frivole smaak van het Publiek word in deezer voege niet goed geleid noch verbeterd - en waarschynlyk zou de apollo van Belvedere en de laocoon, indien deeze van Rome na Parys mogten verdwaalen, geen beter noodlot hebben, dan by dit Kinderspel der kunst gevoegd, en daar door van veelen voorbygezien te worden.’ Over de Nationaale Bewaarplaatzen van Kunststukken spreekende, kan de Reiziger, die in een vroeger bezoek te Parys dezelve beschouwde, zich niet wederhouden van uit te boezemen: ‘Het, door de beestachtigste onkunde, door politieke geestdryvery, door eigenbaat, woeker- en roofzugt geteelde | |
[pagina 458]
| |
Vandalisme, heeft in Frankryk onberekenbaare, nooit weder te herstellene nadeelen te wege gebragt. De Standbeelden der Koningen en groote Mannen zyn verbryzeld, de uitmuntendste antieke en moderne Statuën vernield, althans verminkt; de kostbaarste Bibliotheeken zyn beroofd, verstrooid, voor ellendige pryzen op publieke verkoopingen weggegooid, ja zelfs vernield; verzamelingen der fraaiste oude en nieuwe penningen zyn versmolten; Kabinetten van gegraveerde Steenen zyn gestoolen; mechanische Kunstwerktuigen zyn vermorsseld, Schilderyen stukkengescheurd en verbrand. - De woede der verwoesting waarde lang, zeer lang in de Tempels van Kunsten en Weetenschappen.’ - Het ontcieren der Kerken, hier beschreeven, verwekte in den kunstlievenden Reiziger de hartlykste aandoeningen, waar in elk Kunstvriend, dezelve leezende, met hem deel moet neemen. Een leed, dat wel eenigzins vermindert, doch niet geheel weggenomen wordt, op het berigt van de Depôts der Kunststukken. Afwisseling, die leesgraagte wekt, verschaft het breede berigt wegens den beroemden Schilder david - als mede de Schilderkunstige naalaatenschap van drouais, - van den Beeldhouwer houdon - de Verzameling van Schilderyen van martin den Schilder. Van de Fabrieken spreekende zegt meyer: ‘Het Fabriekweezen in Frankryk gelykt de Ruïnen van een luisterryk gebouw, 't welk door de verzakking der fundamenten is ingevallen. En, in dit opzigt, zyn de schokken der Revolutie en de gevolgen van den verschriklyksten en hardnekkigsten oorlog door Frankryk immer gevoerd, binnenslands, en in de voorheen bloeiende Steden, meest zichtbaar. - Allerwegen, met geringe uitzondering van eenige Fabrieken te Lyon, zyn de Manufacturiën en Fabrieken tot nog onherstelbaar bedorven. 'Er is gebrek aan handen en aan materiaalen. Vóór den Vrede is aan het herstel der handwerken niet te denken, en deeze daar zynde, moet de inwendige rust vooraf ten vollen hersteld weezen, zullen de hanteeringen haaren voorigen bloei weder verkrygen. - Al dat geen zelfs, 't welk te Parys, door de welmeenendheid en het gezach das Bestuurs ondersteund, en door den esprit public der openlyke Instituuten aangemoedigd, door enkele nyvere onderneemers gedaan wordt, kan niet hooger dan als proeven aangemerkt worden, die, welke vleiende vooruitzichten ook opleverende, thans nog aan veele gebreken zukkelen.’ Wat hy deswegen mededeelt, noemt hy te regt, gelyk de zaak zelve, een Fragment. - In dit leezenswaardig Fragment treft men een berigt aan van ollivier's Fabriek van verglaasd Aardenwerk - orelly's Glas-Fabriek - dihl's Porcelain-Fabriek - de Hoffabriek der Gobelins - de Leerlooijery van seguin; ten aanziene van dit laatste treft men hier aan een omstandig | |
[pagina 459]
| |
verslag eener nieuwe wyze van Lederbereiding in de Leerlooijery van seguin. Een meer bepaald oog vestigt onze Reiziger op het nieuwe Stelzel van Maaten en Gewigten. Dit stuk wordt in een eenigzins duister punt, door den verdienstlyken Vertaaler, in eene Aantekening opgehelderd. Veelvuldig belang verpligtte onzen Reiziger, om zich, geduurende zyn verblyf, niet van Parys te verwyderen, terwyl de omstandigheden eene even snelle terug- als heen-reize noodzaakelyk maakten. Hy zag zich dus gedrongen, zyn voorneemen, om de binnen-Departementen der Republiek, byzonder in het heerlyk Zuidergedeelte, door hem in den Jaare 1783 doorreisd, weder te zien, op te geeven. Ook zag hy in de naastbygelegene schoone Landstreek van Parys, behalven eenige Landhuizen zyner bekenden, ditmaal alleen Meudon, St. Germain-en-Laye en Versailles, die in derzelver tegenwoordig aanweezen beschreeven worden, doorvlogten met veele aanmerkingen over den ouden en hedendaagschen stand. Hy verzwygt den lotwissel niet, of ontkent het verval in veele opzigten; van Versailles gewaagende, mogt hy met rede boven aan voegen stat-umbra. Achter het Dorp Marly, vondt hy de Watermachine wel onderhouden en in volle werking, en niet geruïneerd, zo als de Duitsche Nieuwstydingen de Leezers wilden diets maaken. Uit het veel hier overneemenswaardigs schryven wy, ten Slot onzes Berigts van dit onderhoudvol en leerzaam Werk, nog af: ‘De Akkerbouw is in Frankryk ook tegenwoordig in den grootsten bloei, en geduurende myne heen- en te rug reis door de grensdepartementen, heeft niets my zo zeer verrast als het gezigt der Landsdouwe. Wat zeide en schreef men niet al in Duitschland van de armoede des Lands in Frankryk, van de geheele verwoesting van den Land- en Akkerbouw, van het verwilderen der velden en tuinen! wat maakte men zich niet al diets van het zo onwys als verfoeilyk systema van uithongering, door de Engelschen uitgedacht! - Niet dit, maar wel eene vermindering van Landbouw, door het gemis van zo veele menschen, by den moorddaadigsten van alle oorlogen, geloofde ik; en verwagtte een groot gedeelte Lands, byzonderlyk in de Departementen aan de grenzen (die van den oorlog het meest geleden hebben,) te zullen zien braak liggen. Dan ik vond het tegendeel. Nooit was een land beter bebouwd. Het vertoonde allerwegen een onafzienbaar golvend veld van airen; geen akker was ongebruikt; de moezeryen zorgvuldig aangekweekt, de slooten en heggen wel onderhouden, de boerenwooningen in goeden staat, veelen daar van zelfs nieuw opgebouwd en verbeterd. - Kan by den rykdom der natuur en den vlyt van nyverige handen een Land gezegend genoemd worden - het is voorzeker dit Land. Het ge- | |
[pagina 460]
| |
zicht wél van bejaarde maar nog wakkere mannen achter den ploeg, van moeders, van vrouwen en kinderen met den Landbouw bezig, was in Frankryk nooit nieuw of zonderling, en is zulks nergens; dan ook thans zag ik deeze allen den akkeren tuinbouw waarneemen, terwyl derzelver Zoonen, Mannen en Broeders onder de republikeinsche vaandelen voor het Vaderland streeden. ‘De talryke klasse van Landbouwers in Frankryk is tot nog toe alleen de gelukkige, met de daad vry, bemiddeld, en wel te vreden. Zou de verwachting misleidend zyn, dat deeze gelukkige toestand van de nuttigste en talrykste klasse Burgers van den Staat, voor de tegenwoordige Constitutie een waarborg is, en door haar het uitzient op den herstelden bloei van algemeenen welvaart in Frankryk geopend blyft? Deeze stand weder te brengen onder het voorig juk van leenroerigheid is onmogelyk; maar dezelve kan allengs aan maatiger overvloed gewend worden; ten einde het Vaderland door draaglyke opbrengsten van haare ruime inkomsten te onderschraagen, waaromtrent tot nu toe, ten nadeele der Finantien, zo weinig bepaald en geregeld is. - Hoe veele redenen heeft de Fransche Landman niet tot weltevredenheid! Alle de vruchten van zyn vlyt, zyn thans de zyne. Hy is ontheven van de drukkende lasten. De armzalige Daglooner is Bruiker, de Bruiker Eigenaar geworden. Sedert het leenstelzel opgeheven, de tallooze heerendiensten, de geestlyke en waereldlyke Tienden afgeschaft zyn, heeft zyne nyverheid hem zuivere winst aangebragt; het baare geld is in zyne kassen ingestroomd; hy leeft in onbekrompenheid. - Maar de stem der bedaarde weltevredenheid en van het stil genot deezer menschen wordt niet gehoord, wordt verdoofd, door het geschreeuw van ellende by dat gedeelte der Natie, 't welk de gave heeft en in gelegenheid is, om het gevoel van weezenlyk en ingebeeld lyden luid te doen hooren - en met dat al bedraagt het aantal dier weltevredene en in onbekrompen toestand leevende Franschen - zestien millioenen Zielen!’ |
|