Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Leeven van Catharina de II, Keizerin van Rusland. Met Pourtraiten. Uit het Fransch. Te Amsterdam, by J. Allart, 1798. In gr. 8vo. 373 bl.Plutarchus nam, naar berigt zyns Leevensbeschryvers, het volgende, als een regel, in agt: ‘Hy verheft, zo veel hy kan, de uitmuntende daaden van groote Mannen; en belangende hunne gebreken, gewaagt hy daar van niet, dan voor zo verre dit noodig is, om de gelykenis van hun afbeeldzel te bewaaren; en hy geeft zich geene moeite om daar van in zyn geschiedverhaal een nauwkeurig verslag te doen; des loopt hy 'er ligtkens overheen, spaarende, als het ware, de arme menschlyke natuure, uit medelyden met derzelver zwakheid, welke hem niet toeliet een geheel volmaakt origineel voor den dag te brengen, het geen men zou mogen neemen voor een model van volmaakte schoonheid, deugd en wysheidGa naar voetnoot(*).’ - Veel, zeker, zou, op deezen Regel, met grond, aan te merken | |
[pagina 447]
| |
vallen, als rechtstreeks strekkende om den beschreeven Persoon niet naar waarheid, maar op het gunstigste, te verbeelden; ons, gelyk wy ons herinneren ergens geleezen te hebben, het Pourtrait van een éénoogigen alleen van die zyde te vertoonen, welke het oog niet derfde. Waarheid is, en moet, naar allen regt, het hoofddoel der Geschiedenis en Leevensbeschryvers blyven; waar deeze met opzet verzweegen wordt, leest men niet, wat ter bevordering van Wereld- en Menschkunde dient geweeten te worden. Plutarchus, en hoe veele Naavolgers heeft hy, ten deezen opzigte, niet gehad, die hem zelfs in verzagtingen en vergoelykingen voorby streefden? is, onzes oordeels, hier te verre gegaan. Doch men loopt bykans altoos in uitersten: het heeft aan geene Leevensbeschryvers ontbrooken, die alleen, of grootlyks, op leemten en gebreken aasden, en hun werk maakten om de zwartste schilderyen te maaken; waar toe zy, tot schande der menschlyke natuure, maar al te veelvuldige gelegenheid vonden; en die niet konden missen aan te treffen, als het Vorstlyke Persoonen goldt - Persoonen, wier gebreken, in grootheid, den rang, welken zy bekleeden, ongelukkig maar al te zeer op zyde streefden. Waar by toekomt, dat de stem der vleijerye, by derzelver leeven hoogklinkende, naa hunnen dood door die der veragtinge overschreeuwd wordt. Deeze gedagten kwamen by ons op, naa het doorleezen van het Eerste Deel des Leevens eener Vorstinne, wier roem ons weleer met schelle toonen in de ooren klonk. In den voorleden Jaare gaven wy onzen Leezeren een verslag van de Geschiedenis of Anecdotes der Russische Omwentelinge, in den Jaare 1762, door rulhiereGa naar voetnoot(*), geenzins geschikt om ons hoog van catharina de II te doen denken; in die begrippen zal men versterkt worden door het Leeven deezer Alleenheerscheresse aller Russen, 't geen wy thans aankondigen. Was het evengemelde Werk van rulhiere zonderling in herkomste, dit staat 'er mede gelyk, behalven dat het tegenwoordige een mengzel uitmaakt, 't welk, ondanks 't geen de Schryver des in zyne Voorreden zegt, ons niet bevalt. Hy vermeldt ons: ‘Het begin van dit Werk is, ten aanziene van de manier, waar op het is ingericht, | |
[pagina 448]
| |
verschillend van het overige: hier van moet ik reden geeven. - Myn oogmerk was in 't eerst slechts, om eenige Geschiedkundige Brieven, met aanmerkingen, Rusland betreffende, te schryven, en, om daar aan meer bevalligheid te geeven, deed ik my voor, als de Uitgeever der Briefwisseling van eenen Engelschen Zendeling. De drie of vier eerste bladen waren afgedrukt, toen de dood der Keizerinne my het ontwerp deedt vormen om de Geschiedenis van haar Leeven te beschryven. Ik gevoelde teffens dat ik in deeze Geschiedenis een deftiger styl moest bezigen, dan ik gedaan had, en ik aarzelde niet daar in verandering te maaken. Ik zoude zelfs gaarne mynen eersten arbeid hebben laaten vaaren; doch begreep naderhand, dat het beter was dien te behouden, en men kan denzelven als eene merkwaardige Inleiding tot het Leeven van catharina de II beschouwen.’ Deeze Brieven zyn als ingerigt aan william pitt, door eenen die zich als Schilder na Rusland begaf, en zich tom drawer noemt. Zyne lotgevallen op zyne reis en in dat Ryk verhaalt hy op een boertigen trant. Grooten dienst hadt hy van den Hebreër zabulon khitre, die hem ten Hove en in kennis met de belangrykste persoonen bragt, lange Gesprekken afluisterde en aan zyn Vriend mededeelde; men leeze 'er een, loopende van bl. 60 tot 84. Die Jood deedt meer. Catharina zich na de Raadzaal uit de kamer begeevende, waar zabulon dit gesprek gehoord, en een Handschrift, de Russische Omwenteling betreffende, door de Keizerin vertoond en weder weggeslooten, gezien hadt, maakte hy van dit handschrift, 't geen hy in een Koffertje hadt zien sluiten, zich meester, ontsnapte stilletjes, en schreef het in haast af. Deeze Geschiedkundige Schets der Russische Omwenteling in den Jaare 1762, en van de oorzaaken die dezelve hebben te wege gebragt, maakt het voornaamste deezes Deels uit, en wordt door veelvuldige Aantekeningen nader toegelicht. De Slot-Brief deezes Deels is in den styl der vroegste, en loopt op deezen zin, 't geen ons dien schryftrant en teffens zal doen kennen wat wy nog te wagten hebben, en hoe wy 'er aan zullen komen. ‘Naauwlyks,’ schryft th. drawer, ‘bragt ik het afschrift van het Geschiedkundig verhaal der Omwenteling van 1762 ten einde, of ik kreeg bevel, om u, (w. pitt, | |
[pagina 449]
| |
aan wien de Brief, gelyk de voorige, gerigt is) nopens de geheele Geschiedenis van catharina de II berichten toe te zenden. Gy begeert niet alleen het verhaal van de gerugtmaakende daaden der Regeering van de Keizerin; men moet u nog doen kennen de geheime bronnen van die daaden, en eene omstandige opgave der heerschzugt en wellustigheden, die voor de faam zo zorgvuldig wierden geheim gehouden, en alleenlyk opgemerkt door de vertrouwelingen van die Vrouw, welke onder allen, die immer den schepter zwaaiden in veinzerye haar wederga niet hadt. - Uw verlangen is gedeeltlyk voldaan; het overige is zo gemaklyk niet. Hoe is 't mogelyk het tafereel van een zo langduurig leeven, een leeven vol van zulk een aantal verschillende gebeurtenissen, met naauwkeurigheid te schetzen? Hoe is het mogelyk door te dringen tot in de geheimen van een kabinet, dat met een dik floers van Staatkunde omgeeven is, en waar de wraakzugt en de dood steeds rondsom zweeven? Ik erken, myn Heer! uwe vordering heeft my in de grootste verlegenheid gebragt. Maar wat kan men niet al doen met behulp van mynen Vriend zabulon khitre? Deeze waardige Hebreër kwam my een bezoek geeven op het oogenblik, dat ik hooploos was om u te kunnen voldoen. Ik deelde hem myne verdrietlykheid mede, en hy verzekerde my, al lachende, dat hy weldra middel vinden zoude om my te troosten. Myn waarde Heer drawer, zeide hy tot my, weet, dat, toen ik het handschrift, door u afgeschreeven, weder in het Koffertje van de Keizerin nederleide, ik verscheide andere Quaterns, die 'er het vervolg van uitmaaken, heb opgemerkt. Ik bleef niet in gebreeken my daar van meester te maaken. Zie hier dezelve. Ik geloof dat ze met de hand van zekeren Franschen duivel geschreeven zyn. Het is om 't even, bedien 'er u van. Ik kan u niet zeggen, myn Heer! hoe ik van vreugde was opgetoogen, gy zult 'er over oordeelen, wanneer gy deeze bladen leest.’ Men wagt die in het volgende Deel. Vreemd en zeldzaam genoeg is dit beloop der zaake, Men kan 'er geene waarschynlykheid altoos aan toekennen. Met dit alles vindt zich de Schryver, nu als Lee- | |
[pagina 450]
| |
vensbeschryver van catharina de II te voorschyn treedende, verpligt te melden, uit welke Gedenkschriften hy deeze Geschiedenis hadt zamengesteld. Hy zegt 'er dit van. ‘Een verblyf van eenige jaaren in het Noorden heeft my van zelf toegang verschaft tot de Aantekeningen van eenen vreemden Minister, den Graaf van R..... A...., die zich langen tyd te Petersburg heeft opgehouden, en een der voornaamste Vertrouwelingen van gregorius orloff was. Afgezanten en andere Lieden, aan het Russische Hof verkeerd hebbende, hebben my ook omtrent veele zaaken onderrigting gegeeven. Ik heb zommigen van deeze Lieden aangehaald, de anderen hebben onbekend willen blyven.’ Wy laaten, met dit alles, aan onze Leezers, de maate van betrouwen, welke zy op die berigtgeevingen te stellen hebben. Veel, tot de Ryksomwenteling, die catharina de II op den Russischen Zetel plaatste, behoorende, heeft de Nederduitsche Leezer kunnen leeren uit de Beschouwing der Maatschappy en Zeden in Poolen, Rusland, Zweeden en Deenemarken, door william coxeGa naar voetnoot(*). In de hoofdzaaken vonden wy eene zeer groote overeenkomst, dan in het Werk voorhanden worden meer Persoonen genoemd, meer byzonderheden, inzonderheid die van eenen haatlyken aart zyn, vermeld. 't Is, zo 't ons toeschynt, uit coxe, dat veele laatere Schryvers, dit stuk betreffende, niet weinig ontleend hebben, en daarom dat wy hier van, te deezer gelegenheid, met onderscheiding gewaagen. Eene groote maate van voorzigtigheid bestuurde coxe's pen, als hy van peter's uitgang gewaagt. Hy laat het by deeze woorden berusten: ‘Het gety van 's Volks genegenheid kenterde ten voordeele van peter, en men verwagtte, te aller uuren, eenen nieuwen opstand. In dit hachlyk | |
[pagina 451]
| |
tydsgewricht, schonk peter's dood den vrede aan het verdeelde Ryk, en verloste Rusland van de aannaderende verschriklykheden eens Burgerkrygs.’ - In het Werk voorhanden vonden wy 'er deeze beschryving van, die ter staal diene. ‘Peter, bevondt zich te Mopsa, een klein Buitenverblyf van den Hetman razumoffsky, zedert zes dagen, zonder dat andere lieden, buiten de Zamenzweerders, en de Soldaaten, die hem bewaakten, 'er eenige gedagten op hadden, wanneer alexis orloff, en een Officier, genaamd teploff, zig by hem vervoegden, en hem zeiden, dat zy hem zyne aanstaande verlossing kwamen aankondigen en hem ten eeten verzogten. Aanstonds bragt men, volgens de gewoonte in het Noorden, glazen en brandewyn; en terwyl teploff den Czaar tot andere voorwerpen trachtte af te leiden, schonk orloff de glazen vol, en schonk in het glas, het welk aan den Vorst den dood in 't lyf moest jaagen, zekeren drank, welken een Geneesheer van het Hof de laagheid gehad hadt tot dit einde gereed te maakenGa naar voetnoot(*). De Czaar, geen wantrouwen hebbende, nam het vergif, en dronk het uit. Maar weldra gevoelde hy wreede pynen, en orloff hem een tweede glas willende aanbieden, weigerde hy het, en verweet hem zyne misdaad. Hij riep om melk, maar de twee wanschepzels boden hem nog van het vergif aan, en drongen hem om het te neemen. Een Fransche Kamerdienaar, die zeer aan hem verknogt was, schoot toe. De Czaar wierp zig in zyne armen, zeggende: “Het was dan niet genoeg dat men my belette in Zweeden te regeeren, en my de Russische kroon ontroofde! men wil my bovendien het leeven beneemen!”’ ‘De Kamerdienaar dorst zig voor zynen Meester in de bresse stellen, maar de twee schelmen dwongen deezen gevaarlyken GetuigenGa naar voetnoot(†) om de kamer uit te gaan, en gingen voort met den Czaar te mishandelen. Mid- | |
[pagina 452]
| |
den onder deeze beweeging kwam de jongste Prins baratinskyGa naar voetnoot(*), die het bevel over de Lyfwagt voerde, binnen. Orloff, die reeds den Czaar op den grond gesmeeten hadt, drukte hem de borst met zyne kniën, terwyl hy hem met de eene hand de keel toeneep en met de andere de herssens drukte. Baratinsky en teploff sloegen hem toen een servet, met een strikknoop, om den hals. Peter, zich te weer stellende, zette op het aangezicht van baratinsky een krab met de nagels, waar van deeze Verraader nog vry lang het lidteken droeg; maar weldra verloor de ongelukkige Czaar zyne kragten, en de moordenaars maakten door hem te worgen aan zyn leeven een eindeGa naar voetnoot(†). Alexis orloff steeg aanstonds te paard, en kwam op een galop aan catharina kennis geeven, dat peter de III niet meer leefde. Het was juist het oogenblik, dat de Keizerin zich ten Hove ging vertoonen. Zy verscheen met een gerust gelaat; vervolgens ging zy met orloff, panin, razumoffsky, gleboff, en eenige anderen van haare ontmenschte vertrouwelingen, afzonderlyk in een vertrek, en men overwoog in deezen godloozen Raad, of men daadlyk den Raad en het Volk van des Keizers dood zou verwittigen, maar men besloot liever nog één dag te wagten. Catharina hield, als naar gewoonte, in 't openbaar het middagmaal, en des avonds woonde zy haare party ten Hove met de grootste vrolykheid by. Des anderen daags liet de Keizerin, nog veinzende de tyding van deezen dood niet te weeten, haar dezelve aankondigen, terwyl zy aan tafel zat. Daadelyk stondt zy op met de traanen in de oogen. Zy nam van de Hovelingen en vreemde Ministers afscheid, sloot zich in haare kamer op, en gaf verscheide dagen agter één alle blyken van eene bittere droefheid. Geduurende dien tyd kondigde men, uit naam der Vor- | |
[pagina 453]
| |
stin, de volgende bekendmaaking af, alwaar de wreedheid zich met de voorbeeldeloosste huichelary zamen paarde. “Den zevenden dag na onze komste op den Keizerlyken Throon, ontfingen wy bericht, dat de geweezene Keizer door een hevig kolyk was aangetast, veroorzaakt door aambeijen, waar mede hy voor deezen dikwils gekweld was. Derhalven, om niet in gebreke te blyven aan onzen plicht, die ons de Christlyke Godsdienst oplegt, en aan de heilige wet, die ons voorschryft het leeven van onzen medemensch te bewaaren, gaven wy bevel hem op het oogenblik te zenden alles, wat dienen konde om de gevolgen van zulk eene gevaarlyke kwaale voor te komen, en hem door de spoedigst werkende geneesmiddelen hulp te verschaffen. Wy vernamen echter gisterenGa naar voetnoot(*), met veel droefheid en aandoening, dat het den Allerhoogsten behaagd hadt zyne loopbaane te doen eindigen. Wy hebben over zulks gelast zyn lyk na het klooster van Newsky te brengen, om aldaar begraaven te worden. - Wy vermaanen teffens, als Oppervorstin en Moeder, alle onze getrouwe Onderdaanen, om den overledenen het laatste vaarwel te zeggen, met vergeeting van al het gebeurde, en God voor zyne ziele te bidden, als mede dat onverwagt besluit van den Almachtigen te beschouwen, als een gevolg der ondoorgrondelyke oogmerken, die zyne Voorzienigheid over ons, over onzen Keizerlyken Throon, en over het geheele lieve Vaderland beschooren heeft.”’ Voorts vermeldt ons deeze Schryver, hoe de blyken der vergiftiging aan den ten toon gestelden Czaar duidelyk te zien waren, met byvoeging: ‘Catharina's raadgeevers wisten wel, dat zulke verschriklyke kenmerken dienden om de middelen te ontdekken, waar van men zich tot verkorting van het leeven van den Czaar bediend had; maar men oordeelde minder belang te hebben, om de blyken van het misdryf te verbergen, dan om beweegingen voor te komen, die voorzeker plaats gehad zouden hebben, indien het Volk gedacht had, dat deeze Vorst nog in leeven was.’ | |
[pagina 454]
| |
Zonder afschuwen kan men aan catharina de II niet denken, indien alles, haar in deeze Leevensbeschryving ten laste gelegd, voor een goed deel waarheid zy. En zal men dan het oordeel moeten onderschryven, 't geen, naar des Opstellers gevoelen, haar best beschreef, dat des Konings van Pruissen, fredrik den grooten, die gezegd wordt aan een zyner Gunstelingen, den Graaf van finkenstein, geschreeven te hebben: - ‘De Russische Keizer is door zyne Gemalin onttroond geworden; men verwagtte zulks. Deeze Vorstin heeft veel verstand, en dezelfde neigingen als de overledene. Zy heeft geen Godsdienst, maar zy speelt de schynheilige. Zy is het tweede deel van zeno, een Grieksch Keizer, van zyne Gemalin adriana, en van maria de medicis. De geweezen Kanselier bestuscheff was haar grootste Gunsteling; en dewyl hy zeer op Engelsch Goud gesteld is, vlei ik my, dat de verbintenissen thans dezelfde blyven zullen. De arme Keizer heeft peter den I willen navolgen; maar hy hadt 'er het verstand niet toe.’ |
|