Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 404]
| |
Vaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints de Americaansche Onlusten, en daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers, en egte Gedenkstukken, zamengesteld. Met Plaaten. Ten Vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historie. XIXde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 425 bl.De Geschiedenissen deezes Lands, in den Jaare 1787, worden in dit Deel voortgezet. Het LIII Boek, waarmede het aanvangt, betreft Friesland. Een Gewest, in de Staatsberoerten zeer opmerklyk, en bovenal in de weinige maanden vóór de Omwenteling. Die Gebeurtenissen, de gevolgen van Tweespalt, en daar uit gebooren twee Staatsvergaderingen, deeze te Leeuwarden, geene te Franeker gehouden, die ieder in den Lande haaren aanhang hadden, en een Burgerkryg deeden gebooren worden, vindt men breedspraakig geboekt; de Hoofdbeleiders geschetst, de Tooneelen in de voornaamste Steden opengeschooven. De Schryver van het X Deel der Beroerten in Nederland, die ook dit gedeelte van 's Lands Geschiedenisse beschreeven heeft op eene zo wraakbaar partydige wyze, dat dit Deel dat anders agtenswaardig Werk ontciereGa naar voetnoot(*), wordt op veelvuldige plaatzen uitdruklyk tegengesprooken, op andere, zonder hem te noemen, wederlegd. Niet zonder grond merkt de Schryver, tot dit Gewest toetreedende, op: ‘Dezelfde zwaarigheden, als ons bejegenden in het beschryven van de Burgertweespalt in andere Gewesten, omringen ons hier desgelyks. Te ontgaan zyn ze niet; maar zullen wy tragten dezelve te boven te komen; ten dien einde de Staatsstukken meest zelve laaten spreeken, en in de byzondere Gebeurtenissen afgaan op de beste bescheiden, welke wy hebben kunnen magtig worden van een wel kort duurend, maar allerwoeligst, Tydperk, waar in verbaazing | |
[pagina 405]
| |
over de wederzydsche stappen ons menigmaal zal bevangen.’ - Verbaazing, ja die zal ook het deel zyn van den Leezer, als hy ziet hoe het vuur van Burgertwist in Friesland uitborst, even als eene lang met moeite wederhouden ontbranding, met zulk een volle en verteerende woede opblaakende, dat het eene onderlinge vernieling dreigde. Wy neemen, ten staal, alleen over, de beschryving van het lot, 't welk Franeker trof. Eene Stad door de zegenpraalende Party beschreeven, ‘als de Zetel der in Friesland doemwaardig aangevangene Rebellie.’ In het vonnis, over die Stad uitgesprooken, worden de Fortificatie-Penningen, die 's jaarlyks 3000 Guldens bedroegen, en dus een voornaame steun van de Kas dier Stede uitmaakten, ingehouden. - Wat Stads- of Burgerkrygsgereedschap was werd na 's Lands Arsenaal overgebragt, en de Schuttery verboden met Snaphaanen ter wagt te trekken, of ergens alzo gewapend te verschynen. - De Deuren uit de Stads poorten werden weggenomen, als mede alles wat op eenigerlei wyze de Stad kon sluiten. ‘De diep vernederende behandeling, der Stad Franeker beschooren,’ dus luidt de taal des Geschiedboekers, ‘en vervolgens aangedaan, verwekte veel opspraaks. Men duidde het euvel, dat Gevolmagtigden des Volks zich veroorlofden, hunne Medeburgers, de Ingezetenen eener stemmende Stad, derwyze te behandelen, en de voetstappen scheenen te drukken der Hertogen, Graaven en Heeren deezer Landen, die weleer hunne Onderdaanen, by betoonde Vryheidsmin, of wederstreeving van hun Gezag, zo laag mogelyk deeden kruipen, hunne Toorens, Poorten, Muuren en andere Vastigheden afbraken. Vernederende en verdrukkende bedryven, waar van de oude Geschiedenissen onzes Vaderlands zo veele voorbeelden opleveren; doch geen voorbeelden in de laatere, en nergens minder dan in Friesland, voorkomen. Niets, mogt men bykans zeggen, ontbrak 'er aan de gevolgen dier Ongenade, in welke de Franeker Burgers vervallen waren, om hun met de diepste vertrapping hunner Voorouderen gelyk te stellen, dan dat zy hunne Handvesten en Privilegien niet knielende, blootshoofds, ongeschoeid, en met alle tekens van boete en berouw, in de handen hunner Partye overleverden.’ Weinig dagen naa de aanstelling der Regeeringsleden | |
[pagina 406]
| |
kwamen 'er uit Leeuwarden om het strafvonnis te volbrengen; de Deuren uit de Poorten te neemen, en den Krygsvoorraad weg te voeren. ‘Dit ontpoorten stootte geweldig. Schoon de wintertyd en het afzyn van ruim een dertigtal der aanzienlykste Burgeren, met den beroerden staat der Hoogeschoole, veelen in Franeker in de behoeftigste omstandigheden dompelden, waren dubbele en hoogere dagloonen, voor dit werk aangeboden, niet in staat één Franeker behoeftig Burger tot het volvoeren van dien by hun verfoeiden arbeid aan te zetten. Drie Smitsbaazen, zonder van elkander te weeten, weigerden hunne Gereedschappen tot denzelven te leenen of te verhuuren; Soldaaten der Bezetting, onder het opzigt van 's Lands baas, volvoerden dit gehaate werk met moeite. De Deuren der Poorten en de Hekken werden in de Kerk gebragt, met zwaare ketenen aan elkander gekoppeld, en met lompe slooten vastgemaakt. Herinneringstekenen voor de Kerkgangers van de diepe laagte waar toe de Stad verweezen was, en de Burgery in 't algemeen met een stilzwygend afgryzen vervulden. - Ook was deeze niet te beweegen geweest tot het pleegen van eenige ongeregeldheden, schoon daar toe aangemoedigd door Oranjegezinde Studenten, en Ingezetenen van nabuurige plaatzen, die zich Oranjevrienden noemden, en elkander poogden voorby te streeven om den vernederden Franeker Burger te tergen: waar tegen geen heul by de Regenten te vinden was. Zelfs wordt verhaald, dat eenigen der smalle Gemeente, als men aan hun sterken drank en bier op Vreugdedagen van dien tyd zondt, in stede van daar door opgewekt te worden om Oranje boven! te roepen, de terugkomst hunner gevlugte en gevangene Medeburgeren dronken. Der Gevlugten getal, waar onder aanzienlyke Burgers, was zestien; achttien waren 'er gevangen genomen, en onder deezen een gryze Vader, aan zyn Zoon vastgebonden, weggevoerd, om niet te reppen van het scheiden der Mannen van hunne Vrouwen, welker zommigen zich in eenen staat bevonden, die der Huisvaderen tegenwoordigheid dubbel wenschlyk en dierbaar maakt; doch niets scheen te straf om het den Franekeren te laaten wedervaaren.’ Met het LIV Boek stapt de Schryver in Stad en Lande over, waar de stryd tusschen de Stad en de Ommelanden aanhieldt, toenam, en opgroeide tot de hoogte van | |
[pagina 407]
| |
Burgerkryg, waar dezelve eene scheuring dreigde tusschen de Staatsleden, niet ongelyk aan die welke in 't Sticht plaats gevonden hadt, als mede in Friesland, schoon dezelve niet tot die hoogte liep als in 't Sticht, en niet vergezeld ging van zo schroomlyke uitersten als zich in Friesland vertoonden. - Om dit toe te lichten, wordt de gesteldheid der Ommelandsche Regeering, in tegenstelling van die der Stad, geschetst, en aangetoond wat middelen men in de eerstgemelde gebezigd had, om des Prinsen Party te styven, in tegenstellinge van de Vryheidspoogingen in de Stad, en hoe zich het Hof daar onder mengde. Welk alles gelegenheid geeft tot handelingen en bedryven van eenen geheel strydigen aart, hier in volle grootte getoond; en wel byzonder het voorgevallene te Appingadam, van zo veel nasleeps en treurigen gevolgs. - Het voorgevallene in de Stad Groningen zelve wordt breedvoerig geboekt. De Schryver, het LV of laatste Boek deezes Deels aanvangende, laat zich dus uit: ‘Hoe breed ook ons Geschiedverhaal van het voorgevallene ten deezen Jaare 1787, tot het tydperk der Omwentelinge toe, is uitgeloopen, in zo verre het de Bondgenootschaplyke Gewesten betreft, zouden wy een zeer gebrekkig stuk werks leveren, indien wy onvermeld lieten, wat 'er, in dit Tydvak, voorviel in de aanhoorige Landschappen, Steden en Plaatzen; indien wy geen gewag maakten van onze Zeemagt, van de Volkplantingen van den Staat in de Oost- en West-Indien, en wat wy verder elders beter geplaatst oordeelden, dan te midden der reeds gemelde Gebeurtenissen, schoon zy daar mede in verband staan, en daar toe eene meer of min rechtstreeksche betrekking hebben. Tot deezer vermelding hebben wy dit Boek geschikt, en zal het ten slotte van dit Tydvak strekken.’ Wie zich dat Jaar en den tyd der Omwentelinge herinnert komt voor den geest de Stad 's Hertogenbosch, die op eene uitsteekende wyze voor de belangen der Vryheid geyverd hadt, en zich daar in gelyk gebleeven was, schoon in de Generaliteits Landen, over 't algemeen, de Prinsgezinden verre weg de anderen in aantal overtroffen, en men 'er alles in 't werk stelde om die meerderheid te handhaaven. Te deezer oorzaake strekte ook die Stad, onder alle Steden in de aanhoorige Landen, ten Schouwspiegel van mishandeling en balddaadigen | |
[pagina 408]
| |
overmoed des Krygsvolks van den Staat. Geen wonder derhalven, dat ook die Stad in dit gedeelte der Vaderlandsche Historie byzonder gedagt wordt. Met regt laat de Schryver, het beloop der zaaken te dier Stede in verband met andere in de Generaliteits Landen vermeld hebbende, zich over dien gruwel der verwoestinge dus hooren: ‘Hoe veel Oproers, Plunderings, en Gewelds, ons Geschiedblad, in dit Jaar voorgevallen, optekende, 't geen in 's Hertogenbosch voorviel, mag gezegd worden het ergste te evenaaren, ja te overtreffen. Onaangenaam, in de daad, is het, zo by herhaaling, tot dit oude en schrikbaarende voorwerp weder te keeren, en schandtooneel by schandtooneel open te schuiven; doch wy verzuimden den pligt eens getrouwen Geschiedboekers, indien wy dit leed, het Vaderland- en Vryheidminnend 's Hertogenbosch overgekomen, onvermeld lieten, indien wy 'er niet byzonder by stil stonden, als in aart grootlyks van andere, in eenige opzigten, verschillende, schoon tot hetzelfde einde strekkende. Het schynt dat men aan de wakkere en braave Regenten en Vryheidlievende Burgery van 's Hertogenbosch eene gevoelige en allergeduchtste straffe hadt toegedagt, en door die straffe een toonbeeld heeft willen geeven, ten afschrik der In- en Opgezetenen der Generaliteits Landen, wegens het standvastig voorstaan en by herhaaling inroepen der wettige Voorregten, door die Stad, by haaren overgang van de Party der Spanjaarden tot die der Staaten, in vroegeren tyde bedongen; als mede wegens haaren yver voor den Burgerwapenhandel, zo leed in 't oog der Dwingelandye, en waar tegen de Raad van Staaten zich by herhaalde haar als afgeperste, doch met de daad hoogst welgevallige, Besluiten verzet hadt. Hoe vreemd dit klinke, hoe hard het luide, zal men geene andere voldoende reden kunnen vinden voor dit verschriklyk onheil, 't welk die Stad trof, op eenen tyd dat de Oranjeparty geheel meester was; of men zou het oor moeten leenen aan een te meermaalen vermelden oorsprong van nog haatlyker aart; dat de Plundering deezen Krygsknegten zou toegestaan weezen als eene Vergoeding voor het gemis van Plunderbuit in andere Gewesten, staande den tyd dat men door die schriklyke Bedryyen de Omwenteling voorbereidde, of met | |
[pagina 409]
| |
de daad daarstelde. - Een Schryver, 'er anderzins op uit, om de oorzaak der Oproerigheden den Patriotten op te dichten, heeft voor de schennis, te 's Hertogenbosch gepleegd, die vergoelyking niet durven bybrengen, en een draaglyk goed verhaal, doch met veele agterlaatingen, van het te dier Stede voorgevallene gegeeven, en laat zich, wat de aanleidende oorzaak betreft, in deeze woorden uit. ‘Of het bits en tergend gedrag van eenige Ingezetenen tot deeze misnoegdheid en daaruit voortgevloeid Geweld en Plundering van het Krygsvolk oorzaak heeft gegeeven, zo als zommige Berigten en Dagpapieren vermelden, is ons niet gebleeken.’ Men leeze en gevoele een billyk afgryzen onder 't zelve, by het Plundergeweld drie dagen en drie nagten woelende, gepaard met veelvuldige schennis; hier gestaafd door mondelinge en schriftlyke berigten der jammerlyk verdrukten. Het lot dier Burgerplaagers en Beroovers, een schrik der Steden waar zy kwamen, wordt opgegeeven. Wat Tilburg, Breda, Maastricht en de Willemstad betreft, zal, hoe veel 'er ook gebeurde, naa het leezen van dit Burgerleed, wegvallen. Voorts wordt de gesteldheid van 's Lands Admiraliteiten, en inzonderheid die van Friesland, tot het diepst verval gekomen, opgegeeven. Wat 'er, wegens een Bergen Legplaats voor 's Lands Schepen, voorviel, vermeld. - De zaaken der Oost-Indische Maatschappy, als mede die der West-Indische, vinden eene vry breedvoerige vermelding: zo ook wat in de Middellandsche Zee, deezen Staat en den Koophandel betreffende, in verscheide gewigtige gevallen gebeurde. Hier mede eindigt dit Deel, en tevens stelt de Schryver een einde aan dit Tydperk van 's Lands Geschiedenissen, om vervolgens den draad weder op te vatten, waar de Schryver die liet leggen by de Omwenteling deezes Jaars. |
|