De geheime Schryfkunst of Briefwisseling, dat is, de kunst, om elkanderen alles, wat men wil, in allerhande Taalen te schryven, zonder dat een derde, al verstaat hy de kunst ook, ooit kan ontraadzelen, wat men elkanderen geschreeven heeft, nieuw uitgevonden, duidelyk ontvouwd en ten algemeenen nutte bekend gemaakt, door een geöeffend Liefhebber. Te Rotterdam, by J. Bronkhorst, C. van Wolfsbergen, C. van den Dries, en J. van Santen. In 8vo. 60 bl. behalven een Voorbericht van 6 bl.
Daar het dikwyls van zeer groot belang, zoo voor geheele Volken, als voor byzondere persoonen, is, dat de inhoud van sommige Geschriften of Brieven niet onderschept of ontdekt worde; hebben veelen zich 'er op toegelegd, om verschillende soorten van geheim Schrift uit te vinden; doch veele van die, zoogenaamd geheime, Schryfmanieren hadden het gebrek, dat men de inrichting daarvan, met eenig nadenken en vergelyken, ligtlyk raaden kon, en dus, zo men de wyze van uitvinding ontdekt hadt, het geheim geheel en al verdween. Dit echter vindt geen plaats by de bovenäangekondigde Schryfkunst, en nog eene andere, waarvan de Schryver van dit Stukje in het Voorbericht gewag maakt, en welker geheim berust in het bezit van gelyke Exemplaaren van een wilkeurig afgesproken Boek, by de correspondeerende persoonen; stellende men dan in den Brief voor elk woord drie Cyfers, waarvan de eerste de bladzyde in dat boek, de tweede den regel, en de derde het bedoelde woord aanduidt; terwyl men daarby, nauwkeurigheidshalve, ook afspraak maaken kan, omtrent de afscheiding-tekens voor ieder getal en elk byzonder woord.
‘Deze manier van geheim schryven,’ (zegt de Schryver in zyn Voorbericht), is zekerlyk zoo veilig, als die ik vervolgends ‘zal opgeeven; naardien het niet ligt te raaden is, over welk Boek men overëengekomen zy; maar op verre na zoo verkieslyk niet, gelyk elk terstond zal zien: want vooreerst kan men in dit geval de Correspondentie slechts in eene enkele Taal houden, ten tweeden kunnen 'er woorden genoeg in de Briefwisseling voorkomen, die in het gekozen Boek niet te vinden zyn, terwyl de Schryver 'er ten minsten zomtyds lang na moet zoeken; en hoe langwylig zoude niet het schryven en opzoeken vallen voor den Schryver, maar ook het opzoeken en leezen voor den ontvanger, wilde men ten derden, ter verhoeding van het tweede geval, niet voor geheele woorden, maar voor, lettergreepen, of zelfs voor enkele letters, drie getallen plaatsen.’
En, in de daad, de geheime schryfwyze, die de vindingryke