Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijProeve van den Smaak en Prosaischen Schryftrant van Asmus. In vertaalde Fragmenten uit de Wandsbekker-Bode. Tweede Stuk. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1799. In gr 8vo. 204. bl., behalven het Voorbericht en den Inhoud van 8 bl.Met goedkeuring zien wy de vertaaling dezer Fragmenten, van welker eerste Stuk wy in den beginne dezes JaarsGa naar voetnoot(*) verslag deeden, voortgezet; dezelven zyn weder, even als in dat eerste Stuk, uit onderscheidene boekdeelen van den Wandsbekker Bode verzameld, en gaan over de volgende onderwerpen, als: Wat ik wel mag; Paraphrasis Euangelii Johannis -; Chria, waarin ik van myn Academisch leven en verkeer bericht geeve; over Genie; zonderling Geval met Daalders en Waldhoorns; over de Muziek; over Zwedenburg: Briefwisseling, betreffende de Bybeloverzettingen; over den voorrang der Geleerden, met eene lange Noot uit Baco; Briefwisseling, de studie der schoone Wetenschappen betreffende; Brief wegens eene zekere Gissing; over het Gebed; Ernst en spel; kleine Vertellingjes, met het geen men 'er uit leeren kan; Passe-temps, tusschen my en myn Neef in de schemerävond; over een Spreekwoord; over de Vriendschap; Voorrede des Vertaalers; Schoonheid en Onschuld, een Sermoen voor de Meisjens; Ontmoeting; Briefwisseling, tusschen my en mynen Neef; Stylöeffening; Spreuken der oude Wyzen, met myne Randtekeningen; Jean qui rit & Jean qui pleure, een piece fugitive van den Heer Voltaire; betytelt Asmus Voltaire naar verdienste? Toevoegsel aan het voorgaande, van eene Nederlandsche hand; en Brieven aan Andries. Eén Stukje is hier dus ingelascht, 't welk niet van claudius, maar van eene Nederlandsche hand afkomstig is, en met het daar onmiddelyk voorgaand in verband staat: even als de meesten dezer Fragmenten, hebben wy hetzelve met veel genoegen geleezen, als zeer geschikt zynde om de grondbeginselen van den Heer voltaire van naderby te doen kennen, terwyl wy niet twyffelen of dit Stukje zal veeler blinde ingenomenheid met dien, aan zich zelven zoo ongelyken, Vrydenker doen | |
[pagina 373]
| |
wankelen: in byna alle de fragmenten, die in dit boekdeeltje voorkomen, schoon op verre na geene gelyke waarde hebbende, heeft ons de naïve, zinryke, en met ernst en boert doormengde, Schrystrant van claudius, zoo wel als zyn eerbied voor Godsdienst en Christendom, op nieuw zeer behaagd. Wy zouden hiervan wel een staaltje overneemen; doch ons bestek laat zulks niet wel toe. Het volgend Stukje, hoewel van een anderen aart, kan dienen tot een proeve van zynen naïven schryfstyl. | |
‘Schoonheid en onschuld.
| |
[pagina 374]
| |
is schoonheid. Meerder is ze niet, en ge moet op my niet boos zyn, lieve Meisjes, dat ze niet meerder is. - - Ik wilde u zoo gaarne op dit stuk volkomen Capittelvast maken. Want 'er zyn 'er, die u anders onderrichten zullen, die u omringen, vleien en bewonderen zullen. En dat mochte u verleiden, om hoog van de schoonheid te denken, en u beweegen om ook op allerlei kunstgreepen bedacht te zyn, om de uwe in het voordeeligste licht te vertoonen, 't geen my van u jammeren zou. Schoonheid en Onschuld zyn gelyk twee schaalen aan eenen Evenaar: naar mate de eene in uw Gemoed ryst, daalt de andere. En dat weeten veelen uwer vleiers, en verheffen even daarom by u de schaal der schoonheid zoo hoog, dat de andere, die der onschuld, geheellyk zinken moete. Eenigen gaan nog verder, en zoeken u kuischheid en zedigheid als Zotterny en Bygeloof af te schilderen. Maar, vlied den Man die dat doet! Al ware hy met Goud en Edelgesteenten omhangen, hy is een Booswigt. Hy is een vergiftigende Ratelslang. De Natuur heeft hem wel van den Ratel verschoond, wyl zy zig op zyne Gaven en Bescheidenheid verliet; maar hy was die grootmoedige behandeling niet waardig, en verdiende 'er eene te draagen; ik stak ze hem gaarne in zynen Hairzak, of hing 'er hem eene aan het oorGa naar voetnoot(*), ten einde, waar hy koomen mocht zelve zig vooraf aan te kondigen, en tegen zyne komst te waarschouwen. Onschuld des Harten is de rykste schat en het uitneemendste sieraad der Vrouwen, en weet het: Onschuld heeft haaren eigen Beschermëngel, die u altyd verzelt en over u waakt, zoo lang gy onschuldig zyt. Mishaag hem niet! en geloof toch, dat, wanneer deze van u wykt, ook uw Geluk van u geweeken is. Meisjes, ik kenne uwe waarde! Ik weet wat gy voor een Man wezen kunt, indien gy willens zyt of immer besluit u aan een Man te geven. Gy zyt hem eene edele gave Gods, gy rekt en zegent zyne dagen; hy zy ryk of arm, gy zyt zyn troost en de blydschap zynes Levens. Gy zyt been van onze beenen en vleesch van ons vleesch, en daarom beweegt zig myn hart in myn binnenste, wanneer ik u aanzie of aan u denke. ....... Nu, gy zyt in de wereld en moet 'er door, wat ook uw Lot en uwe Roeping zy. Gaa in vrede, en zie niet veel agter of om u heenen. En de Engel der Onschuld begeleide u!’ |
|