De Overwinning der Nederlanders, by Chattam; aan hun voorgesteld op het einde der agttiende eeuw: Lierzang, door Cornelis Loots. Uitgesproken in de Maatschappy Felix Meritis, den 6 Maart 1799. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek, 1799. In gr. 8vo. 29 bl.
Deze uitmuntende Lierzang, waarin de Dichter het grootsche onderwerp met waardigheid behandeld heeft, verdient met recht onder de schoone Dichtstukken gerekend te worden. Vooraf gaat, by wyze van inleiding, nevens eenige vrymoedige aanmerkingen over de Burgerlyke en Staatkundige Vryheid, een beknopt verslag van deze gewigtige en roemryke gebeurtenis en de daarop betrekking hebbende omstandigheden. Onpartydigheid en warme Vaderlandsliefde straalen overal in dit Werkje door, dat tevens blyken draagt van des Dichters bekwaamheid om een voordelig gebruik te maken van alle schoonheden die een diergelyk onderwerp kan opleveren; naar ons gevoelen heeft hy die met oordeel in dezen Lierzang weten te schakeeren, en door meesterlyke en stoute trekken nieuwe fraaiheden daaraan toegevoegd; by voorbeeld, na den tegenwoordigen beklagenswaardigen toestand van onze Zeemagt, weleer zo geducht by alle Volken, geschetst te hebben, zingt hy:
En noch, ô Neêrland! juigcht ge, in armoê neêrgezonken:
Voegt dan aan 't ongeluk het lagchend feestgebaar?
Past hem de trotsheid ooit, die kermt in 't bangst gevaar?
Waarom als in triomf dan met uw vlag te pronken?
Wat baat het dat gy die op spits en trans verhoogt,
Daar zy op d'oceaan niet langer word gedoogd!
Verhef uw vlaggen dan als ze op de scheep kampanje
Van 't onverwonnen hoofd, dat uwe Vloot gebiedt,
Weêr wappren langs de zee, in 't aanzien van Brittanje,
Maar toon uwe ongevreesde ontsierde wimpels niet.
Wie vormt niet met ons den wensch, dat wy weder eenmaal in staat gesteld mogen worden, om de heldendaaden onzer Voorouders zo schoon te kunnen verrichten als wy dezelve kunnen bezingen!