Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Financieel Betoog, om, zonder buitengewoone Geldheffing, het benoodigd Geld voor de Bataafsche Republiek te vinden, verdeedigt; en alle de daar tegen gemaakte Aanmerkingen wederlegt. Benevens eene beoordeeling van het uitgekomen Plan van algemeene Belasting. Door C. Zillesen. Te Utrecht by G.T. van Paddenburg en Zoon, 1799. In gr. 8vo. 30 bl.Hadt de Burger zillesen in 't slot van zyn Financieel Betoog aangeboden, om, zo 'er hier of daar bedenkingen op dit zyn Plan mogten vallen, die zwaarigheden op te lossenGa naar voetnoot(*), hy kwyt zich in deezen van zyn woord. Een Brief van een Westfries, aan een Hagenaar, hadt zyn plan afgeschilderd als vreeslyk nadeelig voor het Land, de Kooplieden, Renteniers, Ambagts- en Werklieden. - In tegenstelling van zulk een uitvaaren tegen zyn Plan, hadt hy het genoegen van 't zelve gerugsteund te zien door een Request der Utrechtsche Burgery, en dat het by het Wetgeevend Lichaam deezes Lands in overweeging was gekomen. Te regt neemt hy in opmerking, dat zyn Tegenschryver geen agt gegeeven hadt op zyne gemaakte onderscheiding van | |
[pagina 365]
| |
de Muntspecien die alleen voor binnenlandschen Handel gebruikt worden - en het zogenaamde Wissel- of Bankgeld.. Vervolgens zet hy zich om te beantwoorden de abusive geschatte hoeveelheid des omloops van ons Geld, by den Tegenschryver gesteld op 60 en hoogst op 80 Millioen in Vredestyd; en toont, met daadlyke bewysstukken, eene groote misrekening van zyne Party in deezen. In het Financieel Betoog hadt de Burger zillesen, van het kloppen der Zesthalven tot Schellingen spreekende, de eerstgemelde op 60 Millioenen begroot; de Commissie der Financie hadt aan deeze begrooting getwyfeld, waarom hy hier iets naders ten grond zyner gissinge aanvoert. Dit gedaan hebbende treedt hy ter meer byzondere wederlegging zyns Tegenschryvers in de opgemelde byzonderheden. Verdeedigt, in de eerste plaats, zyn ontwerp, om de Zesthalven tot Schellingen te kloppen, tegen de aanmerkingen des Briefschryvers; en betuigt hy inmiddels zyne verwondering, dat de Commissie van Financie des aanmerkingen gemaakt hebbe, ‘als niet kunnende begrypen dat onschadelyke middelen, door het voorig Bewind ingevoerd, schadelyk zouden worden door navolging van het tegenwoordige; maar waarschynlyk heeft men uit het oog verlooren de onderscheiding, die ik van onze tweederlei soorten van Munten gemaakt heb.’ Wyders handhaaft de Schryver zyn Plan wegens het verwisselen der Obligatien, niet alleen tegen den Briefschryver; maar ook tegen de gearresteerde Heffing van 4 pCt. voorbetaaling, by de Commissie van Financie vastgesteld. Hier over uitgeweld hebbende, schryft hy, ‘in het Financieele is het niet genoeg Plannen te vinden, die aan de behoeften van den Staat voldoen. Neen. Dezelve moeten ook minst schadelyk voor den Burger zyn. De omloop des Gelds moet men als het Kroonrad beschouwen, 't welk alle raderen der werkzaamheden in beweeging houdt, het minste verlies van kammen uit dit kroonrad vertraagt den omloop van alle daar op werkende raderen.’ Zillesen verzet zich voorts tegen de aanraading des Briefschryvers tot eene Belasting op de Inkomsten. En daar deeze belastingen thans als de beste worden beschouwd, kan hy niet nalaaten des zyne aanmerkingen in 't midden te brengen. Tusschen beiden ontgloeit 's Mans yver, en hier byzonder; immers hy schryft, naa het onevenredige en onbillyke, zyns agtens aangetoond te hebben, ‘Dat Amptenaaren of vermogende Burgeren, welke die plannen ontwerpen, en groote inkomsten hebben, zulks kunnen betaalen, levert geen bewys op, dat minder vermogende Burgers zulks ook kunnen doen. In dat geval moet een gunsteling der Fortuin geen vergelyking met zichzelven maaken; maar eerst de Burgermaatschappy in haar meerder en minder vermogende standen bestudeeren, | |
[pagina 366]
| |
en dit doende, en een gevoelig hart hebbende, omtrent zyne minderen, is hy verpligt zyne Plannen daar naar in te rigten, en op deeze myzelven voorgeschreevene grondbeginzelen heb ik altoos de door my ontworpen Plannen van Belastingen ingerigt. Ja, zo men eens verder onderzoekt, wie betaalen de belastingen op de Inkomsten regtvaardig? De Braaven in den Lande; daar intusschen vyanden van de tegenwoordige orde van zaaken, en de zulken, wien hun Patriottismus slechts eigenbelang is niet meer geeven dan zy kwyt willen weezen, als bewust dat zy de recherche in deeze kunnen ontduiken; wyl niemand hunne inkomsten naauwkeurig kan weeten, en naauwkeurige opgaven van dien te vorderen, meer passende zou zyn voor eene despotieke, dan wel voor eene Republikeinsche Regeering. - Mogelyk zullen veele myner vrymoedige oordeelvellingen berisplyk voorkomen; maar het vleijen en pluimstryken tot de despotieke en niet tot de Republikeinsche Staatsbestuuren behoorende, zo schaam ik my nimmer de waarheid ongeveinsd te zeggen, als overtuigd, dat niet schreeuwen van Vryheid, Gelykheid en Broederschap, maar alleen door nuttige daadzaaken het algemeen geluk des Volks kan bewerkt worden. Alle voorgeslagen ontwerpen tot herstel, en nuttige uitvindingen daar toe dienstbaar, behooren derhalven op geene langwylige sleeptouwen genomen; maar langs de kortste wegen onderzogt te worden. De nationaale tyd tot middelen van herstel voor ons Vaderland is te kostlyk, en het verzuim daar van onverantwoordelyk voor het Volk.’ De Burger zillesen, dit Stukje afgeschreeven hebbende, kreeg het Rapport van de Burgers j.h. siccama en b. van rees, met een ontworpen Plan van algemeene belasting voor onze Bataafsche Republiek, in handen, en deelt 'er zyne gedagten over mede, die verre zyn van daar mede in allen deele te strooken. Genoeg hebben wy bygebragt om dit Stukje der leezinge aan te pryzen, als een toevoegzel, behoorende by zo veel, als deeze Burger, het Financieweezen betreffende, geschreeven heeft. - Het slot schynt aan te duiden, dat hy des niet meer zal schryven; althans hy betuigt, ‘dat om een uitgewerkt Plan te ontwerpen, dat in allen opzigte kan voldoen, hem de noodige hulpmiddelen ontbreekende, hy zich niet verder wegens dit onderwerp zal inlaaten; in hoope, dat kundiger in dit vak, en die toegang tot al het noodige daar toe hebben, het hoogst mogelyk volmaaktste Plan in deezen aan het Wetgeevend Lichaam zullen voordraagen.’ |
|