Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGeschiedenis der Vereenigde Nederlanden; nevens de voornaamste Gebeurtenissen in Europa. Door C. Zillesen. Eerste Deel. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1798. In gr. 8vo. 368 bl.Een enkele wenk van verre is, in de veelvuldige Werken en kleindere Stukjes, uit de onvermoeide pen van den Burger zillesen gevloeid, ons voorgekomen, van zyn oogmerk, om iets breedspraakigers, het Tydvak 't geen wy beleeven betreffende, zynen Landgenooten aan te bieden. De verwagting, daar op gegrond, zien wy aanvanglyk vervuld, terwyl de zogenaamde Fransche Tytel ons eene nadere bepaaling onder het oog brengt van den aanvang en het slot des Tydkrings zyner Geschiedenisse; naamlyk, zedert de Oorlogsverklaaring der Franschen aan Engeland en willem den V, tot de vestiging der een en onverdeelde Bataafsche Republiek. Een Gebeurtenisvol en zeer belangryk Tydvak in de daad, waar in de te bewerken stoffe, zelfs in een bepaalder kring, zo veelvuldig is, dat één enkel Jaar den Geschiedschryver, over de menigte en verscheidenheid van voorvallen, doet versteld staan - in een bepaalder kring, schryf ik; want, volgens den Tytel, zal de Geschiedenis, voorhanden, niet alleen die der Vereenigde Nederlanden, maar ook de voornaamste Gebeurtenissen in Europa, bevatten. Wy staan toe, de Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden, in het opgemelde Tydvak, is zo zeer, indien niet meer dan immer, aan de Gebeurtenissen, ten dien tyde in Europa voorgevallen, verbonden, en daar van zo | |
[pagina 264]
| |
onafscheidelyk, dat het eene onmogelykheid is de eerste te vermelden, zonder ook van de laatste te gewaagen; in het plan van den Burger zillesen moest dus noodwendig derzelver beschryving vallen. Dan, met dit alles, moet eerstgemelde Geschiedenis de groote zaak uitmaaken; de Vereenigde Nederlanden behooren steeds op den voorgrond te komen, en de andere zich altoos in een meer of min wykend verschiet te vertoonen. De gelyktydige Gebeurtenissen in Europa verdienen melding, in zo verre zy op ons Vaderland betrekking en invloed hebben: verder gaande, wordt het een Werk van eenen anderen aart, en zou getyteld moeten weezen, Algemeene Geschiedenis van Europa, in het gemelde Tydvak. - Deeze aanmerking schoot ons, een en andermaal, by het doorleezen te binnen, en ter penne uit, toen wy tot de Aankondiging van dit Eerste Deel gingen nederzitten: dewyl wy te meermaalen ons zo verre, zo diep, en zo lang, in Frankryk overgevoerd vonden, dat wy het Vaderland, waar 't ons meest om te doen was, uit het oog verlooren. Eene meerdere beknoptheid van het buitenlandsche zou aan het Werk voegen; ondanks 't geen hy des, bl. 12 der Inleidinge, gezegd hebbe. Schoon de Burger zillesen een Gelyktydig Schryver zy met de Gebeurtenissen door hem geboekt, en hy diensvolgens verondersteld zou mogen worden de Aanhaalingen, ter bevestiging van 't geen hy boekt, zo zeer niet noodig te hebben als een die voorvallen van vroegeren tyde verhaalt, omtrent welken pligt der Geschiedboekeren onze wagenaar zich met zo veel klems laat hoorenGa naar voetnoot(*), en waar van hy een zo treffend voorbeeld gegeeven heeft, zou het, daar slegts weinige voorvallen op eigen ondervinding steunen, zeer eigenaartig geweest zyn, dat onze Geschiedschryver wat ruimer geweest ware met getuigenissen by te brengen. Gewisselyk ondervondt de Burger zillesen, reeds by den aanvange zyns Werks, de moeilykheden, van veelvuldigen aart, verknogt aan het opstellen van de Geschiedenissen van zyn eigen tyd; een arbeid met zo veel bezwaars door eenen thuanus volbragt. Edel is zyn oogmerk, met deeze woorden, in zyne Opdragt aan de ver- | |
[pagina 265]
| |
tegenwoordigende Hoogste Magt des Bataafschen Volks, uitgedrukt: ‘Burgers Representanten! vergeef my de vrymoedigheid, als ik in dit myn Werk onbewimpeld de waarheid schryf. Ik zal niemand personeel beledigen, ik haat alle partyschappen; doch ik zoek ook niemand te vleijen. De leer van myn Patriottismus heeft enkel ten doelwit het geluk des Volks: myne openbaare Geschriften zyn in deezen myn getuigen. - Ik draag dit Werk niet aan ulieden op om daar voor eenige gunst te erlangen, en bescherming, of Credit, voor myn Werk te zoeken. Neen! de waarheid behoeft geene bescherming, en de waare Patriot is geen vleier of kruiper om ampten of bedieningen; de nood van het Vaderland eischt aanwyzing van hulpmiddelen tot herstel, gelyk ik reeds heb aangeweezen in myn Boek, Opkomst, Verval en middelen van Herstel, en op zyn plaats, in de volgende Deelen van dit Werk, verder zal aan de hand geeven.’ - Met deeze voor te draagen is hy terstond gereed, zelfs in de Opdragt, en ook zyne Inleiding heeft 'er blyken van. In gemelde Opdragt vinden wy nog eene en andere trek wegens 's Geschiedschryvers Onpartydigheid, dat zo voornaam vereischte, en zo dikwyls jammerlyk verre te zoeken. ‘Hy,’ luidt zyn woord, ‘die met een wysgeerig oog de Geschiedenis van ons Tydvak doorleest, zal wal dégelyk zwarte vlekken in het Patriottismus ontdekken, die hem doen bloozen. Hoe schoon door bekwaame pennen alles geschilderd wordt naar de heerschende denkwyze van den tyd, - woorden - en daaden tegen elkander vergelykende, beschreit de menschenvriend de rampen der Volken, en de waare Patriot schaamt zich voor zyne vyanden over de schreeuwende gebreken, welken zelfs in ons Tusschenbestuur, na 1795, hebben plaats gehad,’ - en een weinig laager: ‘ons Vaderland zal door geen luidkeels schreeuwen van Vryheid, Gelykheid en Broederschap, dansen om Vryheidsboomen, en Nationaale Feesten, die meestal de Zeden bederven en het geld onnoodig verkwisten, maar alleen door eene verdubbelde werkzaamheid tot herstel van het vervallene gered kunnen worden.’ Breeder laat zillesen zich, in het slot zyner Inleidinge, uit, over zyn Plan in het beschryven van een tydvak, niet ten onregte door hem het gewigtigste gehee- | |
[pagina 266]
| |
ten, dat de Menschheid ooit beleefde. ‘Naar waarheid,’ zegt hy, ‘en onzydigheid zal ik het een en ander [naamlyk de Gebeurtenissen onzes Lands, in 't opgemelde Tydvak, en die daar toe betrekking hebben] tragten te beschryven en te ontwikkelen. Zy, die wysgeerig denken, hebben zeker genoeg aan het eenvoudig verhaal eener Historie, en maaken dan zelfs de aanmerkingen daar op. Maar zyn alle Leezers Wysgeeren? Wat nut doen bloote verhaalen aan menschen van een gering doorzigt? Kan dit hun verlichten? Neen! zullen de Geschiedenissen der Volken waarlyk nuttig voor het menschdom worden, dan moet men oorzaaken en uitwerkzelen zo veel mogelyk in haar verband nagaan en aanwyzen - vooral in een tyd daar de gebeurtenissen zo zonderling zyn, dat veele van dezelven, om haare buitengewoonheid, wel wonderen schynen; want, laat de schranderste staatkundige, de grootste wysgeer, met zyne gedagte eens vyf en twintig jaaren te rugge treeden, en dan getrouw aan zichzelven vraagen, indien my het gebeurde toen was voorspeld, zou ik dan niet met verachting die voorspelling als eene droomery bespot hebben? en nogthans heeft het tegenwoordig leevende geslacht lotgevallen van Volken beleefd, die ons verstommen. Dit een en ander overweegende, zo kan onze weetlust niet voldaan worden, door bloote verhaalen, maar wel door eene inlichting van het hoe en waarom de eene gebeurtenis de ander, zo, en niet anders, ontwond. Geen ander oogmerk met myn schryven hebbende dan om nuttig voor myn Vaderland en Evenmensch te zyn, ja! zelfs veel van de lotgevallen deezer oorlogen met de omwentelingen der Regeeringsvormen bygewoond hebbende, en byzonderheden van deskundigen daar in medegedeeld zynde, (welke ik hartlyk dank daar voor betuige) zo zal ik myne leezers het pit en merg van dien tragten mede te deelen; maar ook het goede en kwaade plaatzen in zulk een contrast, dat de kleuren van licht en bruin spreekende zullen weezen. Ik zoeke alléén waarheid, als bewust dat men alle menschlyke bedryven niet moet beoordeelen uit woorden, maar wel uit daaden, het welk vooral noodig is in het Staatkundige, alwaar men de geheime bedoelingen als met een floers bedekt, dat meer of min opgeligt wordt, naar maate de daadzaaken haare rypheid ver- | |
[pagina 267]
| |
krygen, en om zo veel mogelyk my in deezen voor dwaalingen te behoeden, zal ik verpligt weezen my te bedienen van de tot myn oogmerk noodige oorspronglyke stukken, en alle onnoodige uitweidingen vermyden.’ Zo veel oordeelden wy noodig onzen Leezeren mede te deelen van het oogmerk, het plan, en de bedoelde handelwyze des Schryvers eens Werks, 't geen, naar den aanleg, en voor zo verre wy uit dit Eerste Deel kunnen opmaaken, geen klein Werk zal uitmaaken. Dit tegenwoordig Deel bevat, behalven de Inleiding, vier Hoofdstukken, welker Inhoud met deeze woorden wordt opgegeeven. (I) Over de Staats-belangen van de Republiek der Vereenigde Gewesten, de voorgevallene Omwenteling in Frankryk, en den daar uit uitstaanen Oorlog. - (II) Aanleidende oorzaaken van de Oorlogsverklaaring der Franschen aan den Keizer. - (III) Aanleidende oorzaaken der Oorlogsverklaaring aan Engeland en willem den V. - (IV) Oorlogsverklaaring der Franschen aan de Engelschen en willem den V, beantwoording van dezelve, met den daar op gevolgden Oorlog. - Deeze wordt, met eene invlegting van den staat der andere Mogenheden, en byzonder het lot van Poolen, beschreeven, tot het Tydperk, dat Frankryk zich in den neteligsten toestand bevond, door inwendige verdeeldheden van binnen en benaauwende Vyanden van buiten. Omstandigheden, die, by den anderen genomen, de grootste verwondering moeten baaren, hoe de Fransche Natie dit alles heeft kunnen ontworstelen, gelyk de volgende Hoofdstukken deezes Werks zullen doen zien. De veelvuldige Gebeurtenissen heeft de Schryver hier en daar met Aanmerkingen doorvlogten; Gevallen, Staatsstukken, opgegeevene Verklaaringen, beoordeelende. Men weet hoe verschillend 'er gedagt wordt wegens dit inmengen van eens Geschiedschryvers oordeelvellingen; het heeft voor- en tegenstanders, en van wederzyden brengt men geen klein aantal redenen aan van voor- en tegenspraake. De Burger zillesen toont voor het invoegen te weezen, en heeft hy, onzes oordeels, gelyk, indien het met de vereischte spaarzaamheid en kortheid geschiede; dit ook is van hem veelal in agt genomen. Niet ongepast merkt hy ten deezen opzigte aan. ‘Vergeef my, Leezers! als ik zo nu en dan eene Aanmerking maak: indien men aan onderscheide kruiswegen komt, | |
[pagina 268]
| |
daar men van 't spoor zou kunnen geraaken, is het gebruiklyk dat 'er een opgerigte paal staat, die ons met een getekende hand aanwyst, waar de weg na toe gaat; even zo, (dunkt my) dient ook een Geschiedschryver aan te wyzen, welke de weg is ter ontwinding der aanvolgende gebeurtenissen; te meer, daar 'er nooit een tydvak in de geschiedenissen der waereld geweest is, zo aanmerkelyk als 't geen wy onlangs beleefd hebben, en nog staan te beleeven.’ Wy schryven, ten staal, eene deezer Bedenkingen af, door zillesen ingevoerd, by gelegenheid dat hy van de Inwendige Vyanden van het Patriottismus spreekt, als dienstig om de denkwyze des Schryvers over de groote zaak der Omwentelinge te doen kennen, welke toch den toon geeft aan de Bedenkingen in 't algemeen. ‘Het Fransche Patriottismus,’ schryft hy, ‘was een staatkundige schok, die Kerk en Staat als ten onderste boven keerde, en waar by de Vryheid niet dan door een overheerschende geestdrift konde zegepraalen. Ik zeg overheerschende, want de wapenen der rede zyn in Omwentelingstyden ongenoegzaam, - het eene overheerschend gezag moet hier het andere met dezelfde wapenen bestryden, zonder dat is de zegepraal onzeker. - Doch het zy verre van my, dat ik daarom de ongeregeldheden goedkeure; maar hoe zeer ik allen oorlog haate, vermag men evenwel ter verdeediging zich van de wapenen tegens zyne vyanden bedienen. Omwentelingen veranderen, by het ontmoeten van tegenstand, in oorlog, en wettigen dan daaden, welke in tyden van rust ten uitersten strafbaar zouden zyn, en langs zulke grondbeginzelen dient men de Fransche Omwenteling te beoordeelen. By haar moesten derhalven schrikverwekkende gebeurtenissen plaats hebben, welke in de daar op gevolgde Omwentelingen by andere Volken voorgekomen konden, en ook zyn geworden. De Staatsschokken zyn even als de natuurlyke, en doen zich het sterkst gevoelen by derzelver oorsprong, en verminderen in evenredigheid der afstanden. By de Franschen moet men den oorsprong der tegenwoordige Staatsomwentelingen zoeken: de schokken moesten daar het gevoeligste treffen; maar op bepaalde afstanden in haare nadeelige gevolgen verminderen; dit zyn wel natuurkundige of wysgeerige aanmerkingen, maar de physieke en moreele waereld loopen op haare | |
[pagina 269]
| |
eindpaalen zodanig in een, als ons stoflyk lichaam met het onstoflyke van onzen geest.’Ga naar voetnoot(*) ‘Europa rypt tot eene grooter volkomenheid, de eene ontwinding heeft de andere te weeg gebragt. Eeuwen zyn 'er verloopen onder het overheerschend gezag, en dit gezag wierd magtloos door gebrek aan geld; de boedel was (om my eens natuurlyk uit te drukken) aan de Kamer, en gelukkig voor de Volken, zo 'er verstandige Bestuurders aan het Bewind komen, die deezen insolventen boedel weeten te redden.’ Deeze laatste zinsnede afschryvende, herinneren wy ons, in het doorleezen, eene en andere plaats, waar de Schryver zyn styl beneden den deftigen styl der Geschiedenis doet daalen, aangetroffen te hebben; veele hebben wy 'er uitgemerkt; twee zyn ten voorbeelde genoegzaam. Bl. 76. De Hertog ondervond dat de Druiven van het Fransche Kanaän niet gezond waren voor Duitsche maagen. Dit moet hem gesmaakt hebben; want, bl. 94, schryft hy, ten aanziene van de bedoelingen diens zelfden Hertogs; maar gissen kan missen: en het bleek by de uitkomst; want de vryheids-druiven van het Fransche Kanaän waren als vergift in de Duitsche maagen, en het kruid en lood der vryheidszoonen ter nederslaande blixemschichten, die hen verpletterden en deeden te rugge deinzen tot van waar zy gekomen waren. - Men voege hier by, als gelyksoortig, een gedeelte van de beschryving der Belgische Geestlyken - het is zeker als men deezen naar hunne Bacchus-hoofden en ton-ronde Bierbuiken beoordeelt, zy meestal vetgemeste Geleerden zyn. Dit Deel is met twee fraaije Plaaten vercierd, en de Letterdruk is ook beter dan de meeste Werken, die by deezen Boekhandelaar, in zo groot eene menigte, uitkomen. |
|