Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAardrykskunde des Bybels, door Ysbrand van Hamelsveld. VIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart, 1798. Behalven het Algemeen Register, 312 bl. in gr. 8vo.Veel traager dan de Werken door den arbeidzaamen van hamelsveld, die uit verscheide Deelen bestaan, elkander doorgaans volgden, verschynt dit Zesde en laatste Deel deezes door ons by aanhoudenheid gepreezen Werks, 't welk gezegd mag worden verre het beste te weezen, 't welk over deeze Stoffe in onze taale het licht zietGa naar voetnoot(*). De Schryver betuigt, ‘dat verscheide tusschen inschietende omstandigheden oorzaak geweest zyn van den traagen spoed deezes Werks, door de Leezers zo gunstig ontvangen.’ Wie, de verschillende Staatkundige betrekkingen, waar in de Burger hamelsveld zich begeeven heeft, of in betrokken geworden is, naadenkende, moet zich niet verwonderen, dat hy nog tydruimte gevonden heeft, om, nevens anderen schryfarbeid, ook deezen voort te zetten, en met lof te voltooijen. Geene geringe aanpryzing van dit Werk is, 't geen wy in de Voorreden van dit Deel vermeld vinden; te weeten, dat de geleerde rudolph jänisch, Hoogduitsch Predikant by de Euangelisch-Luthersche Gemeente te Amsterdam, thans te Hamburg, 't zelve met eene Hoogduitsche Vertaaling verwaardigd heeft, waar van het eerste Deel in den Jaare 1793 is uitgekomen, en thans reeds drie Deelen het licht zien. De Hoogduitsche Vertaaler heeft 'er, naar 't schryven van hamelsveld, ‘Aantekeningen bygevoegd, die van 's Mans kunde en oplettenheid getuigen.’ Schoon de Bezitters, met de afgifte van dit Deel, hun Werk volkomen mogen agten, in zo verre 't zelve de ar- | |
[pagina 258]
| |
beid van hamelsveld, en met een Bladwyzer, over alle de Deelen loopende, voorzien is, maakt de Schryver zyn voorneemen bekend, om, zo dra de Hoogduitsche Vertaaling van den geleerden jänisch voltrokken is, die Aantekeningen, als een Supplement of Byvoegzel, te leveren; en is hamelsveld niet van eigen bewierooking te beschuldigen, als hy, dit vermeld hebbende, zyne Leezers verzekert, ‘dat zy alles byeen zullen hebben, wat zal kunnen schynen vereischt te worden om de Aardrykskunde des Bybels volledig te maaken.’ Dit Deel, bestemd om de Aardrykskunde des Bybels, met betrekking tot verder afgelegene Volken, onder 't ooge te brengen, bevat Tien Hoofdstukken, tot opschriften voerende: (I) Egypte. - (II) Babylonie of Chaldeë. - (III) Mesopotamie. - (IV) Assyrie. - (V) Medie. - (VI) Persie. - (VII) De Landschappen van Klein Asie. - (VIII) Griekenland. - (IX) De Eilanden der Zee. - (X) Italie en Spanje. Twee Landkaarten vercieren dit Deel. Eene van Egypte en de Woestyn der Schelfzee; en eene, vertoonende de van ouds bekende Wereld, verdeeld onder noachs Nakomelingen, als mede de voornaamste Plaatzen door den Apostel paulus op zyne Reize bezogt. Schoon de Schryver wel eens tot uitweidingen vervalt, die meer tot eene Algemeene dan eene Bybelsche Aardrykskunde behooren, en 'er dus zaaken in brengt, welke men 'er niet in verwagten of zoeken zou, dient dit soms ter aaneenschakeling, soms tot zydelingsche opheldering, en zal dit, behalven de verleevendiging, moeten pleiten voor die uitweidingen en het vervallen tot algemeenheden. Hebben wy steeds uit een en ander Deel iets overgenomen, wy willen dit laatste niet uit de hand leggen, zonder het eene soortgelyke behandeling te laaten wedervaaren. Van Babylonie en de Babyloniers, in 't algemeen, treffen wy het volgende aan. ‘Het Land van Babylonie lag ongemeen geschikt voor den Koophandel, uit hoofde van de groote Rivieren, den Euphraat en Tigris, op welke laatste rivier men eene byzondere Scheepvaart in gebruik heeft, die reeds voor lang, op deeze rivier, in gebruik geweest is. Te weeten, men vaart op Vlotten, aan welken van onder eene menigte Bokkenvellen, met opgevulde pypen, of lederen zakken, | |
[pagina 259]
| |
kunstig aan malkander verbonden of in malkander gevoegd zyn, die als dan, in het diepe water, zich ligtelyk om hoog verheffen, en niet zo ligt breeken, als de schepen van hout, wanneer zy tegen rotzen, of harde plaatzen, die in den Tigris zeer veele zyn, stootenGa naar voetnoot(*). Niebuhr beschryft één deezer Vaartuigen, Kellets genaamd, op deeze wyzeGa naar voetnoot(†): Dit Vaartuig bestaat uit 32 opgeblaazen Schaapenvellen, vier in de lengte en acht in de breedte, allen onder eene horde vastgemaakt. - Uit hoofde van den aanzienlyken Koophandel, wordt Babylonie of Chaldeë, ezech. XVII:4, een Land genoemd, waar de Koophandel bloeide, en Babel zelve eene vermaarde Koopstad. Door deezen Koophandel hadt Babel groote schatten gewonnen, jer. L:37. LI:13. Maar even daar door waren de Zeden bedorven, en de weelde hadt 'er de overhand. Reeds vroeg leest men, jos. VII:21, van eenen Sinearitischen of Babylonischen Mantel, als een prachtig en kostbaar kleed, welken achan te Jericho voor zich geroofd en behouden hadt. Daarom wordt Babel, by persoonsverbeelding, eene dartele schoone genoemd, jes. XLVII:1, 8. Byzonder waren de Babyloniers wellustig, zelfs in hunne Afgodendiensten, baruch VI:42, 43, en het [is] opmerkelyk, dat, ten minsten onder de gemeene soort van Volk, in die oorden, deeze ongebondenheid van Zeden heden nog zo groot is, volgends het verhaal van niebuhrGa naar voetnoot(‡). - De Babyloniers en Chaldeen beroemden zich zeer op hunne Weetenschappen en Wysheid, jes. XLVII:7, 8. Jer. L:35, 51, 57, inzonderheid was de Starrekunde hunne geliefdste Weetenschap, waartoe de gelegenheid van hun vlak land, en de heldere hemel, onder welken zy woonden, hun schoone gelegenheid gaf. Meest egter misbruikten zy deeze verhevene weetenschap tot Astrologie of Starrenkykkunde, of voorzegging uit de gestarnten, waar by zy nog veele andere bygeloovige kunsten, van wichelaaryen, uitlegging van droomen, enz. voegden, gelyk uit het Boek van daniel bekend is, dan. II:2. IV:4. V:7, II. Chaldeër is zelfs in 't vervolg een | |
[pagina 260]
| |
naam geworden, met welken men eenen Starrenkyker, een die zich op de naspooring van iemands lotgevallen uit zyn geboortestond toelegde, aanduidde: gelyk dit zelfs by Latynsche Schryvers zeer gemeen is. - Deeze Geleerden, naderhand, onder den naam van Magi, bekend, waren in zekere Maatschappyen of Genootschappen vereenigd, welke een Opperhoofd of Voorzitter hadden, tot welke waardigheid daniël verheven werd, dan. II:46. IV:6.’ Om iets meer bepaald Aardrykskundigs op te geeven, en 't geen, onzes inziens, in den waaren trant eener Bybelsche Aardrykskunde is opgesteld, schryven wy, uit het berigt wegens eenige Eilanden in de Middellandsche Zee, het volgende af. Naa het vermelden van eenige Fabel-Oudheid- en Geschiedkundige byzonderheden, wegens het Eiland Kreta, vervolgt onze Bybelsche Aardryksbeschryver. ‘Gemeenlyk gelooft men, en wel met de meeste waarschynlykheid, dat de Inwoonders van dit Eiland bedoeld zyn, door die Kreters, hand. II:11, die mede op het eerste Pinksterfeest der Christenen tegenwoordig waren; evenwel dacht lichtfoot liever aan de Cheretim of Filistynen, men zie ons V Deel, bl. 478. Hoe het zy, het Christendom was op dit Eiland al vroeg gevestigd, en dat paulus, in persoon, op dit Eiland geweest is, schoon het door lukas, in de Handelingen der Apostelen, niet gemeld wordt, weeten wy uit het geen hy schryft in zynen Brief aan titus I:5, welke titus, volgens het onderschrift van deezen Brief, de eerste verkoozen Opziender of Bisschop van Kreta zal geweest zyn. - Op de reize van paulus na Rome, werwaards hy als een gevangene overgebragt was, heeft hy ook nog eenmaal gelegenheid gehad om Kreta aan te doen. Te weeten, toen zy tot tegen over Knidus gevorderd waren, moesten zy, door tegenwind, beneden Kreta, dat is ten Zuiden van het Eiland, heen vaaren, dus kwamen zy tegen over Salmone, een Voorgebergte of Kaap, 't welk by strabo Samonium genoemd, en beschreeven wordt als de oostlykste uithoek van het Eiland Kreta. Thans wordt het Kaap Salomo geheeten. Deeze Kaap of uithoek naauwlyks, dat is, met groote moeiten, ter naauwernood, te boven geraakt zynde, bereikten zy eene plaats, genaamd Schoone havens, of, gelyk wy zeggen zouden, | |
[pagina 261]
| |
Goede reê of Goederede, dicht by de Stad Lasea. Het heeft den Aardrykskundigen moeite gekost, deeze Schoone Havens, als ook de Stad Lasea op te delven. BachieneGa naar voetnoot(*) zocht dezelve insgelyks op de Oostzyde van het Eiland; doch de grond, op welken hy zich verlaat, is niet vast genoeg, te weeten, hy vat het woord naauwlyks op, in den zin van terstond, na dat zy het voorgebergte Salmone te boven waren; daar echter dit woord, gelyk wy zeiden, de moeilykheid der vaart te kennen geeft, en niet den afstand. Doch pocockeGa naar voetnoot(†) bericht ons, dat twee uuren van de Baai Masala, op de Zuidzyde van het Eiland, eene andere kleine Baai is, die de Grieken nog de goede of schoone Havens (kalous limeones) noemen, en niet ver van hier vindt men, op de tafelen van ptolemeus, ook de Stad Lisia geplaatst, 't welk buiten twyfel de Stad Lisea by lukas zal weezen. Geern hadt paulus in deeze Haven willen overwinteren, om dat het jaargetyde verloopen en de winter op handen was, geduurende den welken de schepen in de havens plagten opgezet en onttakeld te worden; maar de Stuurman en Schipper hoopten nog de Haven fenix te zullen bereiken, die veiliger en beter gehouden werd. Deeze Haven, met eene Stad van denzelfden naam, vinden wy, by ptolemeus, op de Zuidkust van het Eiland; deeze Haven strekte Zuidwest en Noordwest, dat is, waarschynlyk hadt zy twee monden, of ingangen, waar van de eene Zuid- en de ander Noordwest strekte. Op die zelfde reize hebben zommigen nog eene Stad, Asson, of assos, meenen te ontdekken: het welk echter gemeenlyk door naby, dicht aan, vertaald wordt, het welk ik daarom liever zou volgen, om dat geene Stad van deezen naam, op het Eiland Kreta, voorkomt by de oude Schryvers. Naauwlyks was men in zee gestooken, of het Schip werd door eenen Stormwind Euroklydon, dien men thans een Levantwind of Levantyn noemt, en die gewoonlyk uit het Oosten of Noord-Oosten waait, overvallen, | |
[pagina 262]
| |
en Zuidwaards weggedreeven, tot zy onder een klein Eiland heen liepen, genaamd Klauda, by ptolemeus Klaudos, dicht by de Zuidwestkust van het Eiland Kreta. - Dit Eilandjen, hoe klein ook, hadt echter, eertyds, nog eene Stad van denzelfden naam, die tot de Bisschoplyke Steden van het Eiland Kreta gerekend werdt, welke onder het bestuur van den Aartsbisschop van Gortyna stondt. Thans wordt hetzelve Gozo of van de Grieken Gauda geheeten. Hier is eene reê voor Schepen ten Noorden. Het Eiland wordt door omtrent dertig Huisgezinnen, uit het Landschap Sfachia, die 'er eene Grieksche Kerk hebben, bewoond; ook hebben zy 'er eenen Tolk, dewyl 'er dikwyls Schepen aanlanden om versch water en leevensmiddelen in te neemen. De Malthezer Roofschepen voorzien zich daar gemeenlyk van leeftocht. Ten Westen van daar is het zeer kleine Eilandjen Pulla Gauda of klein Gauda. Naa veertien dagen verders door storm op de Adriatische Zee geslingerd te zyn geweest, leedt paulus schipbreuk op het Eiland Melite.’ - Welk Eiland, daar 'er twee van dien naam zyn, men voor het hier bedoelde te houden hebbe, wordt onderzogt, en het Eiland zelve, met het daar voorgevallene omtrent paulus, breeder beschreeven dan wy kunnen overneemen. De Burger van hamelsveld besluit zyn Aardrykskundig Werk met twee aanmerkingen. De eerste luidt: ‘Ook hier hebben wy weder een bewys, hoe de Bybel waarlyk meer dan een bloot menschlyk opstel is. Ook in 't geen de Aardrykskunde betreft, is ons geene enkele misvatting van de Bybelschryveren des Ouden of des Nieuwen Testaments voorgekomen, niettegenstaande de weinige kundigheden, welke de menschen in zoo oude tyden hadden, en by mogelykheid konden hebben, van deeze weetenschap, toen de onderlinge betrekking der volken verre of na op dien voet niet gebragt was, als in onze dagen; waar de Zeevaart dezelve tot zoo hoogen trap van volmaaktheid verheeven heeft. Ten tweede, elk oplettend Leezer zal de aanmerking maaken, die reeds door verscheiden Schryveren gemaakt is, dat de uitbreiding van den Christen Godsdienst uit het Oosten zyn begin neemende, in Pa- | |
[pagina 263]
| |
lestina, zich voornaamlyk westwaards heeft uitgebreid.’ Een gang, die, naar 's Schryvers gevoelen, met de Voorzeggingen overeenstemt. Achter dit Deel is een Bladwyzer op alle de Zes Deelen gevoegd. Misschien hadt de Schryver beter gedaan, met dit Register, hoe noodig anders, agterwege te laaten, tot zo lange, dat hy het Werk, door het beloofde Byvoegzel, uit de Vertaaling van jänisch, eene meerdere volkomenheid zal bygezet hebben. Dit zal een tweede Register noodig, en zulks het gebruik lastiger maaken. |
|