meenmaaking van zyne gedachten over dit onderwerp, nuttige verlichting by zyne ambtsbroeders te bevorderen, toejuichen moeten.
Zie daar het resultaat van des Schryvers gedaane naspooringen. § 1. 'Er is een zeer groot onderscheid tusschen de menschen - in gelaat - en gemoedsgestel. - Ieder heeft zynen byzonderen aanleg en byzondere gezintheid, door welke zyne werkenswyze verschillende is, van den Schepper zelf ontfangen. 2. Het opmerken daar van is nuttig in allerlei standen - ook by de beoeffening der Godgeleerdheid. - De groote verscheidenheid van Godsdiensten en wyzen van denken daar over in de wereld koomen van de verschillende gesteldheid, waarin het menschelyk verstand, op de onderscheidene trappen van beschaving, zig bevindt. - Hieruit moet ook de verschillende wyze, op welke het Christendom, by onderscheidene Volkeren, wordt beschouwd en beoeffend, worden afgeleid. - De verschillende manier van denken, over den Godsdienst, is by deze en geene menschen een gevolg van de verscheidenheid van hun gemoedsgestel - dus onvermydelyk in de wereld. 3. Het verband tusschen het karacter en de denkenswyze wordt eerst opgehelderd uit de tweederlei manier van denken omtrent God. ‘Men heeft,’ zegt de Leeraar, ‘menschen, die zig de Godheid doorgaans voorstellen, als eenen goedertieren Vader. 't Is daarom ook hun blyvend gemoedsbestaan, God meer te beminnen, dan te vreezen. Anderen, integendeel, denken aan God, als een wezen, waarvoor men, als heilig en alvermogend, eene eerbiedige vreeze en allerdiepst ontzag moet hebben. Eene nadere beschouwing van de onderwerpen, by welken deze verschillende stelsels huisvesten, doet ons zien, dat deze manier van denken en werken meer eigen is aan dit, de andere wederom aan een ander soort van menschen. Wy worden daar door van zelve geleid, om te denken, dat het gestel, het welk zy van den Schepper ontfangen hebben, aan hun verstand en hart zulk een plooi, zulk eene rigting geeft. Nog meer worden wy daarin bevestigd, wanneer wy zien, dat het character van dezen en van geenen hen juist geschikt maakt voor de denkenswyze, welke wy by
hen vinden, dat zy daar door voor de tegengestelde nimmer even vatbaar kunnen zyn.’ 't Geen in twee opgegeeven karacters, waarvan 't eene goedaartig, 't ander tot somberheid en naar-