treffen welmeenende, doch mislukte, poogingen, om het Euangelie aldaar ingang te doen vinden, in 1734-1741. Daarop wordt verslag gegeeven van twee even vruchtelooze bezendingen naar Georgien in Noord-America, in 1734 en 1774; en vervolgends van de werkzaamheden der Broedergemeente in Suriname en Berbice. De eerste bezendingen naar Suriname, 1734-1745, schynen ook aldaar niet veel vrucht gedaan te hebben. In Berbice werd in 1738 en volgende jaaren meer uitgericht, onder de Arawakken en andere Indiaansche Volken. Men had daar, na veeljaarigen vergeefschen arbeid, eindelyk te Pilgerhut eene Gemeente gevestigd, die veel toeloop kreeg. 'Er werden, in twaalf jaaren tyds, 1748-1760, over de 400 gedoopt. Zy is echter niet lang daarna, door een samenloop van ongelukkige omstandigheden, (eene besmettelyke ziekte, die zeer veelen, en met hun Broeder schumann, een van de voornaamsten der Missionarissen, wegraapte, een daarop gevolgde hongersnood, en verschrikkelyken opstand der Negers,) geheel te niet geloopen. In Suriname werd ook omtrent dien tyd, (1754 en vervolgends), het Zendelingwerk hervat, en niet zonder goed gevolg onder de Arawakken, Vrynegers en Negers, bevorderd. De welmeenende Missionarissen, wier yver en moed, in het voortzetten hunner onderneemingen, men niet genoeg kan bewonderen, hadden evenwel ook hier met de grootste hinderpaalen te worstelen. Het had veel in, in deze ongezonde luchtstreek, daar verscheurende beesten, slangen en andere vergiftige dieren, en nog meer achterdochtige en wraakzuchtige Indiaanen, de Broeders geduurig in leevensgevaar bragten, en daar het bovendien zeer bezwaarlyk was, zich maar een sober onderhoud te verschaffen, zich te vestigen en staande te houden. Dit is hun evenwel jaaren achtereen, (de
berichten in dit nommer loopen tot 1784,) gelukt. Behalven een aantal Arawakken, onder welken men twee kleine Gemeenten, in Saron en Hoop, heeft weeten te stichten, zyn ook eenige Vrynegers uit de twaalf Negerdorpen, waarvoor eene afzonderlyke bezending geschikt werd, en vervolgends ook Negerslaaven, tot het Christendom overgebragt, van welke laatsten ook een Gemeente versameld is, die in 1781 bestond uit 128 Communicanten, 85 Gedoopten, en 64 Doopcandidaaten. In 1784 beliep het getal der leden, van de Neger-Gemeente in Paramaribo, op 260 Gedoopten, de Kinderen