en in zoodanig licht geplaatst, dat het moeielyk zou vallen, 'er veel met grond tegen te zeggen. Wy kunnen, zonder te uitvoerig te worden, daarvan geen breeder verslag geeven, en ons even min inlaaten in eene nadere opgave der Calvinistische, in zyn oog, geheel verkeerde begrippen, over eene eeuwige en volstrekte voorbeschikking van byzondere persoonen tot zaligheid en rampzaligheid, en andere daaraan verbondene leerstellingen, die, in het derde Hoofdstuk, breedvoerig voorgedraagen, en daarna, in het vierde, met vrymoedigen ernst tegengesproken, en, als ten eenemaal onbestaanbaar met de zekerste gronden aller Godgeleerde waarheden, verworpen worden.
De Leer der Calvinisten is, naar het gevoelen van den Schryver, niet alleen ongegrond, en tegen de Rede zoo wel, als den Bybel, strydig; maar ook voor de kennis van den Bybel, voor geloof, godvrugt, troost en zaligheid, zeer verderfelyk; daar het ander gevoelen zeer bewysbaar, en in alle deze opzigten allerheilzaamst is. Dit tracht hy in 't vyfde en laatste Hoofdstuk uitvoerig te bewyzen. Moogelyk zyn deze en gene gevolgtrekkingen wel wat overdreeven; maar over 't geheel is 's Mans redeneertrant, beoordeeld naar de beginselen, waaruit hy uitgegaan is, zoo overtuigend, dat wy twyfelen, of 'er wel iets, dat meer geschikt is, om onbevooroordeelde aankleevers van 't gewoone Stelzel tot nadenken te brengen, zou kunnen geschreeven worden.
Van merkelyke toelichting, die wy, door dit geschryf, omtrent de gewigtige Vraag, of de Gereformeerden zich met de Remonstrantsche Broederschap, en verdere Protestanten, vereenigen kunnen, waartoe hetzelve, volgens den titel, ingericht is, zouden gekreegen hebben, kunnen wy voor ons niet hoog opgeeven. De Schryver zegt wel, bl. 125, 126. ‘Om geringe verschillen, die niet fundamenteel zyn, mag men zig niet afscheiden. De Praedestinatie was eertyds het hoofdgeschil; de Calvinisten merkten die aan als eene grondwaarheid, die te ontkennen, eene doodlyke kettery. Maar hoe is het nu? de meeste Gereformeerde kerken en leeraaren verwerpen deze stelling, de weinige Calvinisten zeggen; het is een stuk van geen belang. Erkennen wy dus volmondig, dat de andere Protestanten niet in den grond dwaalen, maar egte Christenen zyn, met welke wy eeuwig in den hemel wenschen aan te zitten, waarom zouden wy met onze waare medebroeders, hier op aarde, de uitterly-