Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReize rondom de Waereld, door James Cook; vertaald door J.D. Pasteur. Met Kaarten en Plaaten. Tweede Deel. Te Leyden, Amsterdam en 's Haage, by Honkoop, Allart en van Cleef, 1797. In gr. 8vo. 352 bl.Noch het Werk, welks Tweede Deel wy thans aankondigen, noch de Vertaaling van hetzelve, maar de Behandeling des Vertaalers in de Voorreden anderen aangedaan, die de hand aan deeze Reize geslagen hadden, om ze onzen Landgenooten bekend te maaken, drong ons, by de vermelding des Eersten Deels, tot eenige aanmerkingen, welke wy op geenerlei wyze zullen herhaalen; maar ons vergenoegen met de plaats, waar zy voorkomen, hier beneden aan te wyzenGa naar voetnoot(*). Wy verheugen ons over de voortzetting eens zo kostbaaren Werks, in het oorspronglyke met een onvoorbeeldlyke graagte, de grootte en prys van 't zelve in aanmerking genomen zynde, getrokken. Met den Inhoud van dit Deel moeten wy onze Leezers eenigzins bekend maaken. Het vangt aan met het Tweede Boek, en vervat XI Hoofdstukken. In het I wordt de beschryving van eenige Eilanden in de Nabuurschap van Otahiti voortgezet, en behelst het wyders verscheide voorvallen: byzonder wordt hier vermeld de vertooning van een Tooneelspel, en verscheide byzonderheden betrekkelyk de Zeden en Gewoonten der Inwoonderen. - Het II H. behelst den Tocht van Oteroah na Nieuw Zeeland, als mede de voorvallen by het landen, en terwyl het Schip in de Armoedige Baai ten anker lag. - In het III H. ontmoeten wy de Beschryving van de Armoedige Baai, en het omliggende land. Tocht van daar tot Kaap | |
[pagina 174]
| |
Keerweêr en te rug naar Tolaga; Verslag van het Volk en het Land, gepaard met eenige voorvallen aan dat gedeelte van de Kust. - Het IV H. beschryft den Tocht van Tolaga na de Mercurius Baai; voorvallen aan Boord en aan Wal, met eene beschryving van verscheide Gezigten van het Land en van de Heppahs, of verschanste Dorpen der Inboorelingen. - V H. vermeldt de Vaart van Mercurius Baai na de Eilanden Baai. Tochtjen op de Rivier de Theems; Beschryving van de Indiaanen, die de oevers bewoonen; fraai Timmerhout; Voorvallen en Schermutzeling met de Inboorelingen. - Met het VI H. wordt de Vaart van de Eilanden Baai om Noordkaap tot Koningin Charlotte Kanaal vermeld, en dat gedeelte van de Kust beschreeven. - Het VII H. ontvouwt de verrigtingen in Koningin Charlotte Kanaal; doorvaart door de Straat, welke de twee Eilanden van een scheidt, en te rug na Kaap Keerweér; vermeldt eene afgryslyke Gewoonte der Inboorelingen; een aanmerkelyk vogelengezang; bezoek aan een Heppah, en andere byzonderheden. - Met het VIII H. neemt cook zyn koers zuidwaards van Kaap Keerweêr, langs de Oostkust van Poenammoe om Zuid-Kaap, en te rug tot aan den Westlyken mond van Cooks Straat; het beschryft ons de Kust van de Admiraliteits Baai; en by het vertrek van Nieuw Zeeland vindt men verscheide byzonderheden vermeld. - In het IX H. treffen wy aan eene Algemeene Beschryving van Nieuw Zeeland; het vermeldt de Ontdekking, Ligging, Uitgestrektheid, Lugtstreek en de Voortbrengzelen. - Met het X H. gaat cook over, om de Inwoonderen van Nieuw Zeeland te doen kennen, en aanzien van hunne wooningen, kleeding, opschik, spyze, derzelver toebereiding en leevenswyze. - In het XI vinden wy vermeld hunne Vaartuigen, Scheepvaart, Landbouw, Wapenen, Muzyk, Regeering, Godsdienst en Taal; en besluit dit Deel met de opgave der redenen tegen het bestaan van een Zuidelyk vast Land. Veel, zeer veel, doet zich in deeze korte opgave op, 't geen, buiten de Zeekoersen, Landverkenningen, en wat verder eigenlyk tot het Zeemans Dagboek behoort, de aandagt trekt. Talryk zyn de vreemde en ontzettende ontmoetingen in die nimmer voorheen of schaars bezogte waereldoorden. Dreigende gevaaren deeden cook te meermaalen gebruik maaken van het schietgeweer, en | |
[pagina 175]
| |
eenigen wonden of dooden, die, door dit middel, niet dan in nood gebezigd, belet werden, zich op Menschenvleesch te vergasten; want Menscheneeters troffen zy veelvuldig aan, en leest men met afschuw de wreedheden by dit onmenschlyk onthaal gepleegd. Volkskunde heeft een groote aanwinst door de Zeereizen van deezen Zeeheld gekreegen; de Aardryks- en Zeevaardkunde is 'er niet min aan verpligt. Daar het een der hoofdoogmerken van deezen Reistocht was, te ontdekken of 'er eenig Zuidelyk vast Land bestondt, geeft Captein cook, van wat hy des ondervonden hadt en gevoelde, in 't slot eenig berigt, 't geen wy tot een Proeve uit dit Deel afschryven. ‘Onze Reis,’ dus luidt zyne taal, ‘is ongetwyfeld tot dus verre ongunstig geweest voor het denkbeeld van een Zuidelyk vast Land; want zy heeft ten minsten drie vierden van de plaatzen, waar op men meende, dat hetzelve zoude kunnen liggen, weggenomen. De voornaamste Zeevaarders, welker gezag hieromtrent is aangedrongen, zyn tasman, juan de fernandes, hermote, de Bevelhebbers van een Hollandsch Smaldeel, quiros en roggeveen; en de reis van de Endeavour heeft beweezen, dat het Land, dat deeze Scheepvaarders gezien en ondersteld hebben een gedeelte van een vast Land te zyn, zodanig niet is; zy heeft ook de theoretische bewysredenen, welke aangevoerd zyn om te bewyzen dat het bestaan van een Zuidelyk vast Land noodzaaklyk is om een evenwigt tusschen de twee halfronden te bewaaren, om verre geworpen; want op deezen grond zou het geen wy nu reeds getoond hebben water te zyn, het Zuider halfrond te ligt maaken. In onzen tocht Noordwaards, na dat wy Kaap Hoorn omgevaaren waren, was, toen wy op de Breedte van 40o waren, onze Lengte 110o; en in onzen terugtocht Zuidwaards, na dat wy Ulietta verlaaten hadden, toen wy weder op de Breedte van 40o waren, was onze Lengte 145o, het verschil is 35o. Toen wy op de Breedte van 30o waren, was het verschil van Lengte tusschen de twee koerssen 21o, hetgeen zo aanhield tot wy op 20o Breedte waren; doch een enkel opslag van het oog op de Kaart zal een beter denkbeeld hier van geeven, dan de omstandigste beschryving; naardien het egter, op het inzien van de Kaart, zal blyken, dat 'er eene groote | |
[pagina 176]
| |
ruimte is, die zig geheel tot den Keerkring uitstrekt, welke noch wy, noch eenige andere Zeevaarders, zoo verre wy weeten, onderzogt hebben, en alzoo 'er plaats genoeg schynt te zyn voor de Kaap van een Zuidelyk vast Land, die zich Noordwaards tot eene laage Zuidelyke Breedte zoude kunnen uitstrekken, zal ik redenen opgeeven, die my doen gelooven, dat zodanige Kaap van eenig Zuidelyk vast Land niet is ten Noorden van 40o Zuider Breedte. Ondanks het geen door sommige Aardrykskundigen in hunne Kaarten getekend is, en het geen door den Heer dalrymple met opzigt tot quiros is aangehaald, is het egter ten hoogsten onwaarschynlyk, dat hy, ten Zuiden van twee Eilanden, die hy, op de Breedte van vyf en twintig of zes en twintig Graaden, ontdekte, en welke ik onderstel dat tusschen 130o en 140o Wester Lengte zullen liggen, eenige tekenen van een vast Land gezien hebbe, en nog veel minder iets, dat, naar zyne gedagten, een bekend of ontwyfelbaar teken van zulk een Land was; want zoo dat waar was, zou hy zekerlyk Zuidwaards gestevend zyn om het te zoeken, en als hy het gezogt had, gesteld dat de tekenen ontwyfelbaar geweest waren, moest hy het gevonden hebben; de ontdekking van een Zuidelyk vast Land was het voornaamste doel van de Reis van quiros, en niemand schynt het meer ter harte genomen te hebben dan hy, zoo dat, indien hy op de Zuider Breedte van 26o geweest is, daar de Heer dalrymple de Eilanden geplaatst heeft, welke hy ontdekt heeft, kan men 'er veilig uit opmaaken, dat 'er geen gedeelte van het Zuidelyk vast Land is, dat zich tot die Breedte uitstrekt. Het zal, geloove ik, even klaar blyken uit de Reisbeschryving van roggeveen, dat 'er, tusschen de 130o en 150o Wester Lengte, geen vast Land is ten Noorden van 35o Zuider Breedte. De Heer pingre heeft, in eene Verhandeling over den overgang van Venus, tot welkers waarneeming hy zyne reis gedaan heeft, een uittrekzel van roggeveens Reis, en eene Kaart van de Zuidzee ingelascht, en ondersteld, om redenen, welke men in 't breede in zyn Werk kan vinden, dat hy, na Ooster-Eiland verlaaten te hebben, dat hy op 28½o plaatst, Zuid-West-waards gestevend is tot 34o Zuider Breedte, en daarna W.N.W. zoo zyne koers in de daad | |
[pagina 177]
| |
zoo geweest is, is het bewys, dat 'er geen vast Land ten Noorden van 35o Zuider Breedte ligt, onwederspreeklyk. De Heer dalrymple onderstelt wel, dat zyne koers anders geweest, en dat hy van Ooster-Eiland N.W. gestevend zy, en naderhand eene koers genomen hebbe, die zeer weinig van die van le maire verschilde; maar my dunkt dat het ten hoogsten onwaarschynlyk is, dat een man, die, op zyn eigen verzoek, was uitgezonden om een Zuidlyk Land te ontdekken, eene koers zou neemen, waar in le maire reeds beweezen hadt, dat geen vast Land te vinden was. Men moet egter bekennen, dat roggeveen's koers niet met zekerheid kan bepaald worden, om dat 'er in de berichten, die van zyne Reis zyn uitgegeeven, noch Lengten noch Breedten opgegeeven zyn. Wat my belangt, ik heb niets gezien dat my als een teken van Land voorkwam in myne koers noordwaards, zuidwaards of westwaards, tot weinige dagen voor ik de Oostkust van Nieuw Zeeland ontdekte: ik zag, wel is waar, dikwyls groote vlugten van Vogelen, maar altyd van zulken, die op een zeer grooten afstand van Land ontmoet worden, en het is ook waar, dat ik dikwyls stukken van rots-wier zag; maar ik kon daar uit ook niet besluiten, dat 'er eenig Land in de nabyheid moest zyn, om dat ik van geloofwaardige getuigen onderrigt ben, dat 'er alle jaar eene aanmerklyke hoeveelheid van de boonen, Ossen-oogen genoemd, welke men weet dat nergens dan in de West-Indiën groeijen, op de kust van Ierland geworpen worden, dat niet minder dan twaalf honderd mylen afstand is.’ Cook voegt 'er ten slot by, in den toon hem als een waarheidlievend Waarneemer eigen. ‘Dus heb ik myne redenen opgegeeven, waarom ik denk, dat 'er geen vast Land is ten Noorden van 40o Zuider Breedte; wat 'er verder Zuidwaards dan 40o liggen kan, hier over kan ik niets zeggen; maar het is 'er zo verre van daan, dat ik zou willen afraaden, dat men in het vervolg eene pooging deedt, om een Vraagstuk, dat zo lang het voorwerp van de aandacht van veele Natieën geweest is, eens vooral op te lossen, dat het my voorkomt, dat het, nu deeze Reis de eenigste mogelyke ligging van een vast Land in het Zuider Halfrond ten Noorden van | |
[pagina 178]
| |
40o tot eene zo kleine ruimte bepaald heeft, jammer zoude zyn die nog langer ononderzogt te laaten: byzonderlyk, daar zodanig een Reis van veel nut zou kunnen zyn, behalven het beslissen van de voornaamste Vraag, zo 'er geen vast Land mogt gevonden worden, door het ontdekken van nieuwe Eilanden op de hoogte van den Keerkring, van welke 'er waarschynlyk nog veele bestaan, die nimmer door een Europisch Schip bezogt zyn. Tupia gaf ons van tyd tot tyd bericht van omtrent trent honderd en dertig, en in eene Kaart, met zyne eigen hand getekend, heeft hy 'er daadlyk tot vier en zeventig toe hunne plaatzen gegeeven.’ Niet minder dan zes keurlyke Kaarten, en negen Plaaten, treffende Gezigten, of Afbeeldingen van Persoonen en Zaaken, opleverende, vercieren dit Deel. De aanmerking, welke wy, ten aanziene der Plaaten van het Eerste Deel, gemaakt hebben, geldt eigenaartig omtrent die ons hier voorkomen. Wy verlangen na de voortzetting en voltrekking eens Werks, 't geen, door de uitvoering, zeker meer tyds vordert dan andere. 's Vertaalers Staatsbezigheden zullen ongetwyfeld den spoed verminderen; zo zyn arbeidzaame hand niet in voorraad gewerkt hebbe. |
|