Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGodsdienstige en Wysgeerige Beschouwing der jongste Staats-Omwentelingen in Europa. Te Amsterdam, by J. Yntema en Zoon, 1799. In gr. 8vo. 80 bl.Een Werkje, zo in zynen aanleg en bedoeling, als in de daadelyke uitvoering van hetzelve, zeer geschikt, om, in deeze donkere dagen, in het gemoed der Leezeren een licht, indien niet van geruststellinge, immers van troostgeevende bemoediginge, te doen opgaan. En geeft het ons, uit dien hoofde, geen klein genoegen, dat de oordeelkundige Schryver met ons instemt in het denkbeeld, welk wy, al voor eenigen tyd, ons hadden eigen gemaakt, volgens hetwelk, uit den tegenwoordigen bajert, hoogstwaarschynlyk, hoewel, misschien, nog niet zeer spoedig, een welgeëvenredigd en vast gestigt zal ten voorschyn treeden. 't Is eene beredeneerde overtuiging aangaande den onzigtbaaren invloed eener albestuurende Voorzienigheid op de ondermaansche lotgevallen, welke by ons tot eene bron en steunzel van dat denkbeeld verstrekt; overtuiging, welke, ook by onzen ongenoemden Schryver, een heerschend beginzel uitmaakt. | |
[pagina 179]
| |
Zie hier het hoofdzaaklyk beloop deezes Geschrifts. In het Eerste Hoofddeel, 't welk Beknopte overziening der jongste Staats-Omwentelingen tot algemeen Opschrift draagt, meldt de Schryver, vooreerst, de Voorbereidende Gebeurtenissen, die als den weg bereid hebben tot de Ondernomene en volvoerde Staats-Omwentelingen, die, in onderscheidene Gewesten van Europa, hebben plaats gehad. 't Lust ons, de ineentrekking van het verhaalde onder deeze Afdeeling hier af te schryven ‘Indien wy nu (dus luidt dat beknopt verslag) alles byëentrekken, en de daar uit geboorene Geographische en Staatkundige gedaante-verwisseling van Europa met oplettendheid gadeslaan, dan moeten wy ons in de daad verwonderen, over alle die zonderlinge veranderingen, welke, diensvolgends, onder zo veele Volken in dit Werelddeel, inzonderheid van het begin der Omwenteling in Frankryk, in het Jaar 1789, af, en dus in den kleinen omtrek van maar 9 jaaren, hebben plaats gehad. De Monarchaale Republiek Poolen is, geduurende dien tyd, geheel vernietigd, zonder dat van haar bestaan iets overblyft. Het Koninkryk Frankryk is eerst in eene bepaalde Monarchie, en daarna in eene Republiek, herschapen, en in dezelve eene Democratie by Representatie, of Volksregeering by Vertegenwoordiging, tot stand gebragt. - De Belgiërs, de bewooners der Oostenryksche Nederlanden, alsmede de Luikenaars en Savoyers, hebben opgehouden afzonderlyke Volken te zyn, en zyn ingelyfd in de Fransche Republiek, welke daardoor haare grenzen merkelyk heeft uitgebreid, en zo wel daar door, als door eenige andere overwinningen in het Noorden, zig uitstrekt tot de boorden van den Rhyn. De Verëenigde Nederlanden ziet men in een ééne en ondeelbaare Bataafsche Republiek veranderd, en haar Foederatief, Aristocratisch en Stadhouderlyk Bestuur, door een meer zuiveren Democratischen Regeeringsvorm by Representatie, vervangen. Het oude Lombardysche Ryk, of het Hertogdom Milaan, met andere Hertogdommen, daar toe behoorende, en in deszelfs nabuurschap liggende, ziet men herschapen in de Cisalpynsche Republiek. De Republiek Genua, van Regeeringsvorm veranderende, maakte daar door plaats voor de Ligurische Republiek. De van ouds beroemde Stad Rome, met den daar aan behoorenden Kerklyken Staat, alwaar men zugtte onder het Monarchaal en Despotiek bestuur der Paussen, zien wy mede tot den staat van eene Republiek te rug gebragt, ter herstelling van den van ouds zo beroemden naam van Romeinen, en van het Romeinsch Gemeenebest; en den Paus niet alleen van zyne wereldlyke magt en waardigheid beroofd, maar tevens in dien toestand gebragt, dat zyn geestlyk gezag ook niet veel meer te beduiden heeft, en het Pausschap, misschien, met zynen dood zal eindigen. Venetie, een der oudste Republieken in Euro- | |
[pagina 180]
| |
pa, doch waarin men leefde onder een Despotiek Aristocratisch Bewind, zien wy weder van onder de Europesche Volken verdwynen, en in een gedeelte der bezittingen van het Huis van Oostenryk veranderd; terwyl de onderscheidene kleine Republieken in Zwitzerland, die met elkander een Bondgenootschap uitmaakten, plaats hebben geruimd voor de ééne en ondeelbaare Helvetische Republiek. Welke verbaazende veranderingen, in den engen tydkring van zo weinige jaaren! Wie kan dezelve met oplettendheid overdenken, zonder zig daar over te verwonderen, en zonder in den loop der Gebeurtenissen iets vreemds, iets ongewoons en zonderlings, op te merken! En wie weet, welke verdere veranderingen de loop dier Gebeurtenissen in het vervolg nog zal doen gebooren worden!’ Met het Tweede Hoofddeel, getiteld: De geschetste Staats-Omwentelingen uit een Godsdienstig oogpunt beschouwd, vervolgt de Schryver aldus: ‘Wanneer wy de bovengemelde zonderlinge Gebeurtenissen, en de veranderingen in de Staatsgesteldheid van Europa, onder zulk een algemeen oogpunt gebragt, nu nog wat nader beschouwen, dan moeten dezelven niet alleen onze verwondering opwekken, maar ons ook over het zonderlinge daar van tot een ernstig nadenken brengen. Zulke buitengewoone omwentelingen en veranderingen, die elkander met zulk een snellen spoed zyn opgevolgd, zyn zeker niet bloot toevallig. Neen, hier by valt iets meer op te merken. En elk, die het bestaan van god gelooft, en het bestuur zyner Voorzienigheid over de lotgevallen van persoonen en volken eerbiedigt, moet, in den loop dier groote reeks van zonderlinge Gebeurtenissen en verbaazende Omwentelingen, de beschikking dier Voorzienigheid erkennen, en de voetstappen van haar wys bestuur daar in ontdekken. Zeer onderscheiden worden deeze Staats- en Regeeringsveranderingen begreepen, naar maate van de verschillende oogpunten, uit welke dezelven beschouwd worden. De zulken, die geene andere belangen dan hunne byzondere tydlyke voordeelen en zinnelyke genietingen kennen en ter harten neemen, en het nadeel te gemoet zien, 't welk de hedendaagsche Omwentelingen, en de daar uit voortvloeijende, of daar by komende, gebeurtenissen, hun veröorzaaken, murmureeren over dezelven, worden gemelyk, en verwenschen somtyds zeer onbedagtzaam, doch geheel vrugtloos, de geenen, welke daar toe hebben medegewerkt. De oppervlakkige Staatkundigen vinden in die gebeurtenissen hunne hersenschimmige ontwerpen bevorderd, en hunne verwagtingen vervuld, of die beide verydeld, naar de onderscheidene partyen waar toe zy behooren, of ook wel naar maate zy meer of minder behooren tot, of in betrekking staan met, de zulken, die steeds | |
[pagina 181]
| |
in de Maatschappy bevoorrecht zyn geweest. Byna elk, die eenig doorzigt heeft, neemt 'er werklyk voor zig zelven, op zyne wyze, deel in denkt en spreekt 'er over, en vindt 'er reden in tot blydschap, of tot misnoegen. Maar de stille Godsdienstige beschouwer ziet, en eerbiedigt, in alle die Staats-Omwentelingen, de hoogere beschikkingen van den Alwyzen en Algoeden god, die de lotgevallen en staatsverwisselingen der Volken regelt; en hy is verlangende naar de eindelyke uitkomst dier groote en zonderlinge reeks van gebeurtenissen, en begeerig naar de ontdekking van het groot oogmerk, 't welk god met dezelven heeft, en van het gewigtig einde, waar toe zy zullen moeten dienen. - Wel is waar, men ziet reeds, onder de bescherming der Burgerlyke en Godsdienstige Vryheid, en onder voorwendzel van de Verlichting te bevorderen, verschynzelen van eene tegenovergestelde natuur, dan welke ik beweerd heb, en die meer den weg schynen te baanen tot ongebondenheid, ongeloof, ongodsdienstigheid, en ondermyning van het Christendom, dan tot eene waare Godsdienstige verlichting en zedelyke verbetering, en tot opbouw van christus Koninkryk, het Koninkryk van waarheid en deugd! Men komt nu opentlyk voor den dag met geschriften, die het Atheïsmus en Deïsmus prediken, waar in de Christelyke Godsdienst regtstreeks aangevallen, en in een bespotlyk, in een verachtelyk, licht gesteld wordtGa naar voetnoot(*)! Dan, het is niet te verwonderen, dat men iet diergelyks heeft zien gebeuren, en het Deïsmus, althans, byval heeft in zulke Landen, alwaar, tot aan de jongste Staatsömwentelingen, het bygeloof nog op den troon zat, en de zuivere Godsdienst van jezus, de Leer der waarheid, agter de wanstaltigste byhangzelen verborgen was, en daar door miskend wierd. Men zag aldaar, en veelen zien, mogelyk, nog, de Men schelyke byvoegzelen, en de bygeloovige begrippen en Plegtigheden, die, op den naam van den Christelyken Godsdienst, geduurende eene reeks van eeuwen, onder het Christendom, tot ontsiering van hetzelve, geleerd, voortgeplant en waargenomen zyn, voor den Christelyken Godsdienst zelven aan. Van daar is het, dat de aanvallen dier voorstanders en predikers van het ongeloof dikwyls nederkomen op de door Men- | |
[pagina 182]
| |
schen ingevoerde bygeloovigheden, terwyl zy meenen den Christelyken Godsdienst te bestryden. En wanneer zy, door het gemis van een regt begrip van den waaren geest des Christendoms, de bygeloovigheden, onder het Christendom ingesloopen, bestryden, vinden zy, by een oppervlakkig inzien van de Euangelische Geschiedverhaalen en Godsdienstleer, zig dikwyls gedrongen, om met lof van het Charakter van jezus te spreeken, en Hem, wegens zyne Leer en onderwyzingen, ten minsten tot den rang van een der grootste Wysgeeren der Oudheid te verheffen.’ Over de waarschynlyk van god beoogde Verbeteringen in de jongste Staats-Omwentelingen, is het Opschrift van het Derde en laatste Hoofddeel. Uit twee oogpunten beschouwt onze Schryver die Omwentelingen, en als zodanig dezelve zeer geschikt, om twee zeer heilzaame uitwerkzels voort te brengen. Vooreerst staat hy stil op haare geschiktheid ter medewerkinge en bevorderinge van Godsdienstige Verlichtinge - ten anderen, om mede te werken ter bevorderinge van Deugd en goede Zeden, en diensvolgens tot het geluk des Menschdoms. Het slot des betoogs van de eerstgemelde geschiktheid willen wy hier afschryven; het luidt aldus: ‘Leiden nu de jongste Staats-Omwentelingen, met al haaren nasleep van gebeurtenissen, daar toe op, om het Christendom, althans voor een groot gedeelte, van bygeloovigheid te zuiveren, en dezelve, door het wegneemen van allen politiek gezag en invloed op zaaken van den Godsdienst, welke haaren voornaamen grondslag uitmaakten, te doen wegvallen; dan zullen de openbaare aanvallen van het Ongeloof op de Christelyke Openbaaring geen duurzaam nadeel aanbrengen aan de bevordering van waarheid en deugd; en, in weerwil van dezelven, deeze Omwentelingen kunnen strekken, om Godsdienstige Verlichting onder het Christendom te bevorderen, en de Volken, volgends gods geopenbaard ontwerp en weldaadige bedoelingen, tot zuiverer Euangelische Godsdienstige begrippen en beginzelen op te leiden.’ De Schryver eindigt het gezegde onder de tweede Afd. van dit Hoofdd., en te gelyk zyn Geschrift, met deeze verstandige en ernstige raadgeeving: ‘Dat dezulken onder de Natiën, welke zig door den algemeenen stroom der weelde hebben laaten vervoeren tot eene toomlooze eerzugt, eene kwalyk bestuurde zugt tot tydlyk eigenbelang, en andere ondeugden en buitenspoorigheden, dezelve afleggen! Dat zy warme verëerers worden van den waaren god, en zig oefenen in het kennen en betragten van zynen wil! Dat zy ootmoedigheid, of nederigheid, leeren, om de Gelykheid te eerbiedigen en te bevorderen, zig oefenen in opregtheid en getrouwheid, en in een goed bestuur over hunne driften en neigingen! Dat ook allen | |
[pagina 183]
| |
eenpaarig hunne wezentlyke waarde en groote bestemming steeds in 't oog houden, en, met verzaaking van alle partyschap, uit edele Burger-, Menschen- en Broederliefde, zig vereenigen, om, over en weder, hunne onderlinge welvaart te zoeken, te bevorderen, en tot het waare geluk der Volken, en des Menschdoms, volgends gods wyze, weldaadige en geöpenbaarde, oogmerken, mede te werken! Dan zal zeker eenmaal het Ryk des Bygeloofs, door menschenvonden tot stand gebragt, in den afgrond der vernietiging wegzinken, en het Koninkryk der Waarheid en Deugd zegepraalen over de geheele Aarde, tot heil der Volken, tot heil van het Menschelyk Geslagt!’ Genoeg zullen deeze proeven zyn, om de begeerte van veelen, ter nadere kennismaakinge met die wél geschreeven Werkje, uit te lokken. |
|