Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
Reis langs den Rhyn, behelzende eene beknopte Beschryving der Ryken en Staaten, welken den Rhynstroom omringen, en op de by dit Werk gevoegde Landkaart zigtbaar zyn. Met Plaaten en Kaarten. Vyfde en laatste Deel. Het Departement Parys, de Belgische Republiek, en het Zuidelyk gedeelte van het Bataafsch Gemeenebest. Met een beknopt Register, over de vyf Deelen. Te Haarlem, by F. Bohn, 1798. Behalven den Bladwyzer, in gr. 8vo. 124 bl.‘Wy voor ons gelooven, dat de Schryver werk zal vinden, om, in een volgend Stuk, van deeze grootte, te geeven 't geen hy ten slotte des Voorberichts belooft,’ was onze betuiging, by de Aankundiging van het laatstvoorgaande Deel deezes zonderling zamengestelden WerksGa naar voetnoot(*). Wy hebben mis gehad; in het Stuk, thans voorhanden, minder bladzyden dan het voorige beslaande, weet hy die veelvuldige schryfstoffe te verwerken; doch men kan inkrimpen en uitrekken, en twyfelen wy geen oogenblik, of de Schryver heeft, met het eerste te doen, zyne Leezers verpligt, en een einde gemaakt aan een Werk, dat, in hoe veele opzigten ook aanpryzing verdienende, nogthans, door het langer rekken, veel van zyne waarde zou verlooren hebben. Het Departement van Parys is het eerste voorwerp, 't geen ons, in dit Aanhangzel tot de Reis langs den Rhyn, voorkomt. Zo veel zyn bestek duldt, beschryft hy de Stad Parys, in derzelver alouden, laateren en hedendaagschen staat; dit doet hy mede ten opzigte van Versailles en Nieuw Trianon. Ten aanziene van dit laatste, door de Koninginne van Frankryk aangelegd, naar een Dorpje by Weenen; een Dorpje, waar zy, geduurende haare kindsheid, het grootste vermaak genooten hadt. ‘Het vertoonde,’ zegt onze Schryver, ‘in de daad, niet | |
[pagina 132]
| |
anders dan een Dorp, waar in de eenvoudigste Landlieden hun verblyf hielden, Boeren Hutjens, kleine Beeken, met slegte houten bruggetjes over dezelve; overal verspreidde heuveltjens, hoogten en diepten, een Dorp-Kerkjen of Capelletjen, en Molens, Landeryen met groot en klein Vee, en een Boeren Familie, welke dit alles onderhieldt en 'er op woonde, trof den beschouwer, die, als verblind en geheel verrukt door de onbedenkelyke grootschheid van zo veele Paleizen, Fonteinen, Watervallen, Beelden en Kunstwonderen, eensslags op den bodem der allereenvoudigste natuur vervoerd wierd, even of hy droomde, of in eenen anderen oord door toverkunst vervoerd ware. - De Koningin zelve maakte mede een even zonderling gebruik van dit kleine Boerenverblyf, waar zy dikwyls veertien dagen of drie weeken agtereen, met een zeer klein gevolg, dat in heur afgetrokkenste vermaaken deelde, zich ophieldt, met dit klein gezelschap, allen in 't gewaad van Landlieden, onderling Boerenwerk verrigtende. Dikwyls heeft de Opzichter van dit Landverblyf haar als eene Boerin, met melkemmers om den nek, de heuveltjens en bruggen aldaar zien overwandelen, zingende, even als een Laitiere, allerhande nieuwe Vaudevilles, terwyl de Comte d' Artois voor Molenaar speelde, en weêr andere Persoonen de rollen van andere Landlieden vervulden; dikwyls heeft hy haar op dien Molen gezien, allerleye Airtjes hooren zingen; en daar zy zeer tot Muzyk genegen was, hieldt zy daar menigmaal, met heur vermomd gezelschap, eenvoudige Landconcerten en Danspartyen. - Maar, deeze zo gulle vermaaklykheden veranderden, zo men wil, ten laatsten, in eene allerongebondenste leevenswyze; waar toe zy aldaar de ruimste gelegenheid vondt; uit hoofde dat het niemand, geduurende heur verblyf aldaar, vergund was deeze plaats te bezoeken, dan alleen zulke persoonen, welke by een billet, van haar ondertekend, konden toonen, aldaar door haar zelve genoodigd te zyn. - Deeze zeldzaamheid is ons medegedeeld van eenen nog onlangs uit Parys te rug gekomen Reiziger, welke de daaromtrent verhaalde byzonderheden uit den mond des Opzichters vernomen, en de overblyfzels van dit wonderlyk, en met onnoemelyke kosten daar nedergestelde, Boeren Landschap, zelfs nog in dien staat, waar in die | |
[pagina 133]
| |
zich thans bevinden, met de uiterste verrukking en genoegen beschouwd heeft.’ - - Hy zal zeker een bezoek by dag daar afgelegd hebben tot het opdoen deezer Kundschappen: want (volgens bl. 68.) is dit Boerendorp thans ‘een schuilplaats van Roovers en Moordenaars, zo dat niemand, die de tegenwoordige gelegenheid deezer eertyds zo eenvoudig schoone plaats kent, zich in den avond aldaar durft ophouden.’ Van dus eenen tegenoverstellenden aart, schoon by lange niet in die maate, is de herziening dier zelfde voorwerpen in en om Parys. Het voorheen zo prachtig Versailles strekt hier van inzonderheid ten voorbeelde. Het kort bestek, waar in de Schryver alles heeft willen ineendringen, laat hem niet toe dan zeer ter loops te spreeken van de Nieuwe Inrichtingen in Parys, van welke wy ons het breedspraakiger en keurig Verslag des Heeren meyer herinnerenGa naar voetnoot(*). Voorts stapt onze Reiziger over na de Belgische Republiek, geeft 'er de nieuwe Departements-Verdeeling van op, en loopt dezelve door. Zo is ook in een klein bestek begreepen het Bataafsche Gemeenebest, waar van een berigt volgt, naar de Verdeeling in Acht Departementen. Te meerdere verkortinge van den schryfarbeid dient, dat hy, aan de uiterste grenzen van zyn uitgebreid bestek genaderd, en alleen nog hebbende op te geeven de tegenwoordige Statistische en Diplomatische Verdeeling der Ryken en Staaten, welke op de door hem nagegaane Landkaart voorkomen, zich buiten staat vindt om aan die belofte te voldoen. Ten tyde dier belofte, ‘dagt hy weinig,’ gelyk hy zich uitdrukt, ‘dat de opgave deezer Verdeeling, zelfs tot heden toe, ondoenlyk zou zyn gebleeven; daar de samenkomsten der Afgezanten der oorlogende Mogenheden, te Rastad in Swaben gehouden wordende, zelfs tot heden toe, nog geen volkomen beslag verkreegen hebben, en daar door de gewenschte Vrede, en tevens de juiste afperking der Staaten van de nog twistende Mogenheden, als ook de bezittingen der Groote Natie, nog in het onzekere en onbepaalde voortduuren. - Alleen kunnen wy hier van ter zyde aanstippen, dat het schynt, dat vervol- | |
[pagina 134]
| |
gens, door de overwinnende wapenen der Franschen, verscheide nieuwe Republieken zullen ontstaan, welke met nieuwe, alhoewel meestal uit de oude Aardryksbeschryving ontleende, naamen staan benoemd te worden. Ingevolge van deeze herscheppinge van een groot gedeelte van Europa, schynt het, dat de, tot heden toe, zogenoemde Kerklyke Staat, na het vernietigen van het Pauselyk Gezag, de Romeinsche Republiek staat genoemd te worden; gelyk de oppergedeelten van Italie, weleer Lombardyen, de Cispadaansche Republiek zullen geheeten worden, en de Republiek Genua heuren naam in dien van de Ligurische Republiek veranderen zal; terwyl de Zwitzers hunnen alouden naam Helvetiers weder aanneemen; zullende voor de Hoofdstad, in plaats van Bern, waarschynlyk Zurich, gehouden worden. De Fransche Republiek zal hoogstwaarschynlyk alle de Landen, aan den Westlyken Oever des Rhyns gelegen, in bezit houden, en daar door een der magtigste Republieken in Europa uitmaaken; echter dit alles blyft tot heden toe onbeslist, en staat eerst door een langgewenschten Vrede, zo te Land als ter Zee, deszelfs volkomen beslag te zullen ontvangen.’ - Een wensch om dien Vrede, waar mede wy ons hartlyk vereenigen, besluit dit Werk. |
|