Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
De Vaderlandsche Historie van den Heere J. Wagenaar, verkort, en met leerzaame Aanmerkingen, ten dienste der Nederlandsche Jeugd, uitgegeven door J.W. te Water, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Kerklyke Geschiedenissen te Leyden, Historieschryver van Zeeland. IIIde Deel. Te Amsterdam, Leyden, Dord en Harlingen, by J. de Groot, G. Warnars, S. en J. Luchtmans, A. en P. Blussé en V. van der Plaats, 1798. In gr. 8vo. 344 bl.'Er zyn Schryvers, welken de arbeid zeer vlot afgaat; en anderen, wier voortgang zo traag en belemmerd schynt als myne pen, die door de hevige vorst met haar bevroozen bekjen niet vlug voort wil. Zelden verschynt 'er een Vervolg van eenig Werk des Hoogleeraars te water, of wy ontmoeten in het Voorberigt des klagten en verschooningen. Het laatst voorgaande Stuk des Werks voorhanden droeg de Jaartekening van 1794Ga naar voetnoot(*). Thans laat hy zich, ten deezen opzigte, dus hooren: ‘Indien moedwillige traagheid dit Stukje zoo lang hadt doen achterblyven, zou ik 'er gaarne verschooninge over verzoeken. Ik kan niet belooven, doch verlange zelf, met het vervolg spoediger te voorschyn te komen. Dit durve ik verzekeren, dat ik my der kortheid, voortaan, zeer bevlytigen zal.’ Wy voor ons gelooven, dat geen der Leezeren van dit Werk, 't geen voor de Nederlandsche Jeugd oorspronglyk geschikt, doch voor lieden van ryper jaaren zeer leezenswaardig is, over langwyligheid zal klaagen; maar veeleer verlangen, dat 's Hoogleeraars Aanmerkingen talryker, en bovenal zyne Toevoegzels veelvuldiger waren. Terwyl zy, in het Deel voorhanden, des vry ruime voldoening zullen vinden; vermids de Schryver, die in de gelegenheid geweest is, om meer opzettelyk, dan iemand, het geen om en in het Tydvak hier beschreeven voorviel, na te gaan, zich van een ruimen voorraad kundigheden bediend heeft, om het Tydvak van zes-en-dertig jaaren, in dit Boekdeel begreepen, vol van de belangrykste Gebeurtenissen, toe te lichten. Van hier dat | |
[pagina 126]
| |
hy, om redenen, in het Voorberigt zyns tweeden Deels opgegeeven, ‘eenige Geschiedenissen, door den uitmuntenden wagenaar, of alleenlyk aangestipt, om dat hy zich inzonderheid by Holland bepaalde, of onaangeroerd gelaaten, by gebrek van toen ontbreekende Gedenkstukken, een weinig uitvoeriger verhaalt.’ - Wagenaar's Vaderlandsche Historie moge, ten deezen aanziene, eer verlangd dan verkort weezen; geschiedenislievende Leezers zullen zich des voldaan vinden, en den kundigen Schryver dankzeggen. De zes-en-dertig jaaren, welker Gebeurtenissen in dit Boekdeel vermeld worden, loopen van den Jaare 1536 tot 1572. Deeze jaartallen roepen, by elk Nederlander, voor den geest op, een tydsverloop, waar in de worstelingen der Vryheid, om het prangend dwangjuk der Overheerschinge te ontkomen, eenen aanvang namen, en, met wisselenden uitslag, voortgezet wierden. Wy behoeven ze niet aan te stippen, om een doorgaand berigt van dit Boekdeel te geeven. Maakt het geen gering gedeelte van den pligt eens Geschiedschryvers uit, een getrouwe Characterschets te geeven van de Hoofdpersoonadien, op het tooneel der Gebeurtenissen treedende, te water bevlytigt zich om daar aan te voldoen. Is 'er een Character in de Geschiedenissen onzes Lands, waarover verscheidenlyk geoordeeld, en 't geen met verschillende verwen gekleurd is, het is dat van Keizer carel den V. Bekend is de schoone en uitvoerige schets, daar van opgehangen door robertson, in diens Geschiedenis deezes Keizers; dan wy vinden ons opgewekt om 't geen te water des opgeeft hier te plaatzen, als waardig om by dat diens beroemden Schotschen Geschiedschryvers te worden opgehangen. ‘Indien men,’ dus laat te water zich hooren, ‘alle de oude Schryvers, die zyn leeven meer opzettelyk geboekt en hem van naby gekend hebben, vergelykt, en alle zyne verrichtingen met aandacht overweegt, zal men ten minsten eenige trekken van zyn karakter kunnen aanwyzen. - Al vroeg ontdekten zich in den jongen karel schranderheid van geest, doorzicht van oordeel, sterkte van geheugen, weetgierigheid, zucht voor veelerleye kunsten, eerbied voor geleerden. - De achting voor de Weetenschappen was hem, van jongs af, ingeboezemd door zynen leermeester adriaan floriszoon, bekend onder den naam | |
[pagina 127]
| |
van Paus adriaan den VI. Menigmaal erkende hy 't nut, dat hy van kundige Mannen trok, met deeze of dergelyke woorden: de groote Heeren pluimen my, de Geleerden onderrichten my, en de Koopluiden verryken my. - Sommigen zyner tydgenooten beschouwen hem als zeer milddaadig, vooral omtrent armen, doch anderen schryven dat hy al te spaarzaam was. Hy schynt edelmoedigst geweest te zyn als hy minst bezat, dat is in zyn jeugd, en na dat hy afstand van de Regeering gedaan hadt. - Zeer wel verstondt hy zich op het veinzen, maar was ook somtyds openhartiger dan de meeste Vorsten. - Schoon achterdochtig van aart, en hierom zich aan weinigen vertrouwende, was hy echter geen vriend van de zulken, die uit eigenbelang, en om eenige gunste te bejaagen, anderen heimlyk by hem aanklaagden, en zwart zochten te maaken. Wanneer ferdinand avala, die den oproer te Toledo bestooken hadt, uit Portugal in Kastilien gekomen was, gaf zeker Edelman dit aan karel te kennen; doch kreeg ten laatsten van hem dit scherp antwoord: gy zoudt eerlyker gehandeld hebben, indien gy, zo dra u dit bewust geworden was, aan avala zelven hadt te kennen gegeeven, in welk gevaar hy zich bevondt. De verklikker was oorzaak, dat avala niet opgezocht wierd, en ongestraft bleef. - Uit zynen aart was hy anders, in het straffen van groote misdaaden, eer overhellende tot gestrengheid dan tot barmhartigheid. De Nederlanders, welker oude gewoonten en bezwoorene voorrechten karel zo schandelyk vertrapte, zullen hem zekerlyk den roem van liefde voor recht en gerechtigheid betwisten, door anderen hem echter overboodig toegezwaaid. Was 't ook rechtvaardigheid, dat de Keizer alle poogingen aanwendde om alfonsus Diazius aan den dagelykschen en waereldlyken Rechter te onttrekken, en in vryheid te stellen, niettegenstaande hy zyn eigen' Broeder, met een boos opzet en op eene verraaderlyke wyze, hadt doen vermoorden, en dit om geene andere reden, dan om dat deeze den Roomschen Godsdienst afgevallen was, en de gevoelens van luther omhelsd hadt. Dit gedrag van den Keizer was een uitwerkzel van zyne denkwyze over het stuk van den Godsdienst. - Men kan niet ontkennen dat hy anderen ten voor- | |
[pagina 128]
| |
beelde strekte, zoo in het naarstig gebruik des gebeds, byzonderlyk ten tyde zyner Krygstogten, als in de begeeving der Bisdommen en andere hooge Kerklyke waardigheden, aan de kundigsten en deugdzaamsten; doch hy is niet vry te pleiten, of van bygeloovigheden, of van haat tegen de vryheid van geweeten in den Godsdienst, of van harde vervolging der Onroomschen, niet alleenlyk in Duitschland en Spanje, maar ook in de Nederlanden; waar hy zoo veele duizenden van hunne vryheid, goederen en leeven, liet berooven, om dat zy niet dachten gelyk hy hun beval te denken. - Hoewel hy eigene grootheid en byzonderen roem nooit uit het oog verloor, scheen hy echter door anderen met geen ydele loftuitingen overlaaden te willen worden. Wanneer sepulveda, karel's gewoon Historieschryver, uit den mond van een jongeling, die onder 's Keizers vertrouwdste vrienden was, eene gebeurtenis vernomen hadt, strekkende ter verheffinge van karel's rechtvaardigheid en grootmoedigheid, doch waar van de geloofwaardigheid twyfelagtig scheen, vroeg hy den Keizer zelven, wat 'er van de zaak ware, en kreeg van hem tot antwoord: doe 'er geen verder onderzoek op; want deeze zaak is niet gebeurd, maar verzonnen. Op eenen anderen tyd, betuigde de Keizer aan dienzelfden Schryver, wanneer hy hem verzocht aan te wyzen, wat hy omtrent deszelfs verrichtingen wel of kwalyk te boek gesteld hadt: 't is my niet aangenaam te hooren of te leezen, wat men van my schryft; anderen zullen het leezen, wanneer ik dit leeven zal verlaaten hebben. Tot het beraamen van gewigtige onderneemingen besteedde hy niet zeldzaam meer tyds, dan tot het uitvoeren. Doorgaans bleef hy standvastig, somtyds onverzettelyk, by 't geen hy eens beslooten had, zoo echter, dat hy in eenige gevallen, als 't noodig scheen, toegeevenheid wist te gebruiken: gelyk in Gelderland, Friesland, en elders in de Nederlanden, gebleeken is. - In de keuze van Staatsdienaaren en Krygsbevelhebberen was hy ongemeen oplettend, om de voornaamsten in wysheid en heldenmoed te neemen. In gevallen van groot aanbelang, vroeg hy hunnen raad; en volgde denzelven nu en dan, al liep die aan tegen zyne begrippen. - In 't Staatkundige betrouwde hy | |
[pagina 129]
| |
echter aan weinigen zyne geheimen, vooral na den dood van franciscus covus en nicolaas perrenot van granvelle. - In 't veld was hy zelf niet minder een goed soldaat, dan een bedreeven krygsoverste; ontzag hitte noch koude; vreesde, zoodra een veldslag begonnen was, voor geen vuur, en stelde zich meer aan het gevaar bloot, dan noodig scheen, en overeenkwam met zynen stand. De voorspoed der wapenen, in Italien en Frankryk, maakte hem stoutmoedig; maar veroorzaakte ook, dat hy, somtyds buiten noodzaake, zich in langduurige oorlogen inwikkelde, tot merkelyk bezwaar van zyne onderzaaten; gelyk de Nederlanders, zoo veele jaaren, ondervonden hebben. - Zelden week hy voor zyne vyanden, en nimmer dan in den dringendsten nood, by voorbeeld, toen hy by Inspruk gevaar liep om den Hertoge maurits van Saxen in handen te vallen. Een laater SchryverGa naar voetnoot(*) heeft 'er ons deeze byzonderheid van medegedeeld. Wanneer de Keizer na zyn Klooster toog, sleet by een dag met zynen Kleinzoon karel, omtrent tien jaaren oud, verhaalde hem zyne voornaamste oorlogsbedryven, en vroeg hem ten laatsten: wel nu, myn Zoon, wat dunkt u van myne lotgevallen? vindt gy, dat ik my dapperlyk gedraagen heb? De jonge karel, die met groote oplettendheid geluisterd hadt, gaf zynen Grootvader dit antwoord: ik ben vry wel te vreden met het geen gy verricht hebt; doch eene zaak kan ik u niet vergeeven. Op de vraage, wat? zeide hy, dat gy u te Inspruk voor den Hertoge maurits weggemaakt hebt. Welke moeite de Keizer aanwendde, om hem te beduiden, dat het uit nooddwang geschied was, en om niet gevangen genomen te worden, 't kon niet helpen. De jonge karel bleef 'er fier by, dat hy, in dat of dergelyk geval, niet vlugten zou. De Keizer verwonderde zich over die standvastigheid, omhelsde den Jongeling teederlyk, en nog lang daarna kon hy zich van lagchen niet onthouden, zoo dikwyls men hem van Don karel sprak. Onaangezien de Keizer geen gevaaren in den oorlog ontzag, schynt hy echter zeer oplettend op zyne gezondheid geweest te zyn. Niet alleen verkoos hy, tot | |
[pagina 130]
| |
zyne laatste woonplaatze, het Klooster van st. joost, wegens de gemaatigdheid der luchtstreeke, als niet te koud en niet te warm; maar ook, wanneer zich eenig vermoeden van besmettelyke ziekten, in Grasmaand des Jaars 1556, te Brussel opdeedt, vertrok hy aanstonds uit die Stad naar Kameryk. Dit was een oud zwak van den Keizer, gelyk my gebleeken is uit zynen oorspronglyken Latynschen brief, die nog te Middelburg bewaard wordt. Hy schreef uit Worms den twaalfden van Grasmaand des Jaars 1521 aan Paus leo den X, dat hy gaarne gebruik wilde maaken van 't Kasteel Hochselden, en hierom verzocht, dat zekere gewyde begraafplaats, in deszelfs nabyheid gelegen, mogt verlegd worden; naardien door deeze begraafplaats niet alleenlyk een onaangenaam gezicht en stank voor zyn Kasteel veroorzaakt, maat hem ook, ten tyde van pest, een groot gevaar bedreigd werdt. Uit deeze weinige trekken zal men karel den V eenigzins aan zyne sterke en zwakke zyde konnen leeren beschouwen, en, als men alle zyne staats- en oorlogsbedryven daarmede vergelykt, eenig besluit mogen opmaaken, wat in hem te pryzen, wat te berispen zy. Zeker is 't, dat, hoe veel gebreks zich by den Keizer ontdekte, het aan Nederland ongelyk beter ging onder zyne langduurige Regeeringe, dan onder 't bestier van zynen Zoon Koning filips, in wiens tyd ons Vaderland zoo groote ellende gezien heeft, tot dat, door 't bestel der aanbiddelyke Voorzienigheid, de edele Vryheid in den Burgerstaat en in het Godsdienstige herleefde, waar van het verhaal in de twee volgende Boeken (die dit Deel besluiten) zal gevonden worden.’ In de opgegeevene Characterschets van Keizer carel den V, wordt slegts in 't voorbygaan gesprooken van diens zonderlingen stap, om de Regeering aan zyn Zoon over te draagen; doch dit stuk had te water te vooren, en vry breedvoerig, behandeld. |