Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijGedenkschriften der Maatschappy van Zendelingschap, tot voortplanting van het Euangelie in Heidensche Landen, opgericht binnen London, in Herfstmaand des Jaars 1795. Benevens eenige daartoe betrekkelyke Leerredenen. Uit het Engelsch vertaald door M. van Werkhoven. 3de Stuk. Te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon, 1798. In gr. 8vo. 184 bl., en eene Voorrede van 22 bl.Met dit derde StukGa naar voetnoot(*) eindigt het eerste Deel der Gedenkschriften van de Londensche Maatschappy van Zendelingschap. Het bevat in zich de vyfde en zesde Leerrede, by de oprichting dier Maatschappy, uitgesproken; alsmede eene Redevoering, ook nog ter zelver gelegenheid gehouden. Vooraf gaat de Voorrede, geplaatst voor de Hoogduitsche Vertaaling van dit Werk, en eenige in dien druk gevoegde Vraagen, met derzelver beantwoording. Wy willen van 't een en ander een kort verslag geeven. De vyfde Leerrede van r. hill, over Matth. XXIV:14, heeft ten opschrift: De Godsdienst, in onderscheiden Tydperken, uit verval hersteld. De Leeraar heeft ten oogmerke, ‘niet alleen, te toonen, dat het Evangely des Koningryks in alle eeuwen, sedert des Menschen val, gepredikt is; maar meer in bezonderheden na te gaan, de uitstortingen van den geest, tot wederopbeuring van den telkens vervallen Godsdienst, in onderscheiden tydperken, onder de betooning van de Godlyke Ge- | |
[pagina 109]
| |
nade aan het Menschdom.’ De eerste meer onmiddelyke en blykbaare werking van Gods Geest, tot herstel van den Godsdienst, schynt geweest te zyn, toen de uitgestrekte arm des Heeren dit zyn Israël uit Egypten voerde. Vervolgends onder Jozua en Kaleb, onder de afwisselende regeeringen van Israëls Richters, onder Samuel, Saul, David, Salomon, Asa, Josaphat, Hiskia en Josia. Nu volgt een lange nacht, geduurende een tydbestek van 700 jaaren. De dag begon aan te breeken, onder Joannes den Dooper; de volle dag volgde, toen Jesus was opgevaaren, naar zyn hemelsch Koningryk. Men mag, naar de Voorzeggingen, die vervolgends aangehaald worden, eene meer algemeene toebrenging der Heidenen verwachten. Dit behoort de bevorderaars van het Zendelingwerk des te sterker aan te moedigen, omdat 'er meer poogingen tot het zelfde einde, met goeden uitslag, in 't werk gesteld zyn, en ook thans voortgezet worden. Hy wenschte, dat alle verschillend denkende Christenen zich nu op dit punt vereenigden. Daarop volgen nog eenige aanmerkingen over de vereischte hoedanigheden in de Zendelingen, die, volgends dezen Redenaar, zeer uitsteekend zyn moeten. In de zesde van d. bogue, over Hag. I:2, worden de zwaarigheden voorgesteld en overwoogen. En wel, onder anderen, de volgende: ‘Wat is 'er toch tegenwoordig in de gesteldheid der Christen Kerk, dat eene zonderlinge hoop zou kunnen opleveren, van eenen gelukkigen uitslag eener Zending tot de Heidenen? Veele eeuwen zyn 'er verloopen, en 'er is weinig uitgerecht; wat maakt den tyd nu zoo gunstig? Zyn wy beter dan onze Vaderen?’ ‘De aardsche Magten zullen zich tegen de uitvoering van uw Plan verzetten, en deszelfs oogmerk verydelen.’ ‘De tegenwoordige staat der Heidensche Weereld is zoo ongunstig, ten opzichte van den Godsdienst, dat 'er weinig hoop kan weezen op een' goeden uitslag.’ ‘Wy hebben Heidenen genoeg in ons eigen Land; laat ons die eerst bekeeren, eer wy buiten 's Lands gaan.’ - De beantwoording van deze en andere bedenkingen is niet overal even gelukkig uitgevallen. Alles wordt besloten met gemoedelyke en zeer treffende aanspooringen der vergaderde menigte, om dit werk te begunstigen, en op allerlei wyze mede te werken. De Redevoering van t. haweis, denzelfden, van wien | |
[pagina 110]
| |
wy reeds eene Leerrede, by die zelfde gelegenheid gehouden, vermeld hebben, handelt, 1) over de keuze der plaats, tot eene eerste Zending; 2) over de middelen, om die uit te voeren. 1) Ten aanzien van de voegelykste plaats, waar men zou kunnen beginnen, wordt onderzoek gedaan, waar de zwaarigheden het minst zyn. De gewigtigste zwaarigheden zou men ontmoeten, in eene onherbergzaame luchtstreek, onder oppermachtige regeeringen, (b.v. in China en Japan,) in gevestigde vooroordeelen van valschen Godsdienst, (zoo als by de Hindoos en de Muhammedaanen,) en in de vreemde taalen, die aangeleerd moeten worden. Alle deze zwaarigheden zouden, naar het oordeel van den Redenaar, in de Eilanden van de Zuidzee, allerminst in den weg staan. De luchtstreek is daar allergunstigst, geen winterkoude is 'er bekend, de boomen verliezen naauwlyks ooit hunne bladeren. Ziekten, die onder ons verwoestingen aanrechten, zyn 'er onbekend. Alle noodige leevensmiddelen zyn 'er in overvloed en gemakkelyk te bekomen. De regeering is van de zachtste natuur. Men weet nog weinig van hunne Godsdienstige begrippen, maar dit is zeker, dat hunne priesters, zoo 'er zulke zyn, niet bekleed zyn met eenige magt van vervolging. Ook kan het volk niet afkeerig weezen van ons over Godsdienstige zaaken te hooren, daar zy ons, in bykans alle andere opzichten, als hunne meerderen eerbiedigen. Dezelfde taal, met weinig verandering, heerscht in het onmeetelyk veld dier wyd verstrooide Eilanden, en is niet moeielyk te leeren. 2) By de overweeging van de middelen, die in 't werk moeten gesteld worden, komen eerst de Zendelingen in aanmerking, waartoe hy vertrouwt, dat veelen zich zullen aanbieden, die egte blyken geeven, van door God zelven daartoe bestemd te weezen. Men heeft tot hiertoe ongehuuwde lieden verkozen; de Leeraar wil 'er gehuuwde mans met hunne vrouwen bygevoegd hebben, indien by nader onderzoek blykt, dat blanke vrouwspersoonen de Zendelingschap in geen gevaar brengen. Ten aanzien der vereischte bekwaamheid, wordt eerst leevendige Godvrucht, als voor alle dingen hoognoodig, gevorderd, daarna eene toereikende maate van kennis, om nuttig te zyn in het leeren, eene kennelyke overgegeevenheid des harten tot het werk, en eene geaartheid, niet driftig, maar zachtmoedig, lydzaam, en vredelievend, geschikt om eene ongestoorde | |
[pagina 111]
| |
eensgezindheid onder de Broederen te bewaaren, en ingang te vinden by de Heidenen. Men zou op drieërlei wyze de Zendelingen kunnen overvoeren. Of door middel van een klein Schip, aan de Maatschappy toebehoorende, en alleenlyk gebruikt ten dienste der Zendelingschap, om over en weder te vaaren; of door middel van een Schip, door anderen, het zy in of buiten de Maatschappy van Zendelingschap, uitgerust, van aanmerkelyke grootte, (500 ton of meerder,) om, ten dienste der regeering, voorraad, of bannelingen, naar Port Jackson, of het Eiland Nordfolk, over te brengen, hoedanig Schip dan van Port Jackson, of het Eiland Nordfolk, zou kunnen vaaren naar Otaheite, het welk niet meer dan twee of drie weeken zeilens van daar ligt. Men zou met de Reeders van het Schip moeten overeenkomen, tot zoodanigen billyken prys, voor de overvoering en het vertoeven, als door eenige onpartydige kooplieden in de Stad Londen zal bepaald worden. De terugreis kan genomen worden over Nootka-Sound, om Pelteryen mede te brengen; of over China of Bengalen, indien het der Oost-Indische Maatschappy behaagde, eene vracht Thee of Suiker te vergunnen. Men zou nog een derde middel, het gebruik, naamelyk, van een Schip, tot de Zuider Visschery bestemd, kunnen beproeven, waarmede men zou kunnen overeenkomen, om de Zendelingen, met al het geen zy tot hun gebruik noodig hebben, ter plaatze hunner bestemming over te voeren. Men zou ook in die Visschery deel kunnen neemen, en dan, in navolging van den handel der Moravische Broederen op de Kust van Laborador, walvischspek, traan en robbevellen, enz. kunnen te rug brengen. - Eindelyk wordt nog iets gezegd van de noodige Fondsen, waaromtrent Dr. haweis zich weinig schynt te bekommeren. 'Er is reeds zoo veel in drie dagen ingekomen, en zoo veel drift tot instandbrenging van dit werk, dat hy niet twyfelt aan de vereischte hulp, om, al wat men wil, uitgevoerd te krygen. In een Naschrift, wordt alles, wat van de Eilanden in de Zuidzee gezegd is, uit den mond van iemand, die twee maanden te Otaheite geweest is, bevestigd, en ook nog eenig bericht gegeeven omtrent de achting, die men ook daar aan den gehuuwden staat toont, waaruit het gevreesd gevaar voor vrouwen, zoo men die besloot mede te neemen, merkelyk wordt verminderd. In de Voorrede van den Hoogduitschen Vertaaler | |
[pagina 112]
| |
wordt, tot opheldering van veele uitdrukkingen en aanspeelingen, die in deze Gedenkschriften voorkomen, eenig verslag medegedeeld van den Kerkelyken toestand van Engeland, sedert de tyden der Reformatie, in 't byzonder van den oorsprong, de bedryven en verschillende lotwisselingen der Puriteinen, Methodisten en anderen, bekend onder den algemeenen naam van Dissenters. De bygevoegde beantwoording van eenige Vraagen, de Zendelingszaaken betreffende, mede uit de gemelde Hoogduitsche Vertaaling overgenomen, verdient ook wel overweeging; maar ons verslag is al te ver uitgeloopen, om 'er ons langer by op te houden. |
|