Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijChristelyk Magazyn, of Bydraagen ter bevordering van Christelyke verlichting en Euangelische deugd, naar de behoeften van onzen tyd. 2de Stukjen. Te Hoorn, by J. Breebaart, 1798. In gr. 8vo. 110 bl.Dit tweede Stukjen van het Christelyk Magazyn, van welks bedoeling en eerste aflevering wy onlangs een breedvoerig verslag gegeeven hebbenGa naar voetnoot(*), bevat de volgende onderwerpen: Is de Leer van Jesus waarlyk Goddelyke Openbaaring? en behoeft zy, als zoodanig, de staaving door Wonderwerken? Welke waren de oorzaaken van Jesus Zielenangst in Gethsemane? Over de onkunde der Discipelen aangaande Jesus Opstanding, het geloof van Joannes, en het ongeloof van Thomas. Over de Verzoening door Christus. Over het Euangelisch Zedepreeken. Berigt aangaande een nieuw Godsdienstig Genootschap in Frankryk. In de eerste Verhandeling, die wy hier nog maar ten deele hebben, wordt op eene bevattelyke en overtuigende wyze aangetoond, dat, hoe vlekloos heilig, edel en groot, het karakter van Jesus moge geweest zyn, 'er echter altyd twyfelingen zouden moeten overblyven omtrent het verbindend gezag zyner Leer, zoo Hy zich niet, door uitwendige daadzaaken, als een Gezant van God, die op Goddelyken last waarheden bekend maakte, gewettigd, en den Goddelyken oorsprong zyner Leer, als zynde Hem onmiddelyk van God geopenbaard, niet bewezen had; en dat men althans, zonder de erkentenis van zoodanige onmiddelyke werking van God, op het verstand en op de vatbaarheid der Apostelen, hunne Leer niet voor Goddelyk kan aanneemen. De Schryver staat toe, | |
[pagina 102]
| |
dat wy de wyze van zoodanige werking niet kunnen begrypen, maar geeft echter daaromtrent gepaste ophelderingen, die overweeging verdienen. Wy zien met verlangen het vervolg van deze Verhandeling te gemoet. De tweede Verhandeling, over de waare oorzaaken van Jesus Zielenangst in Gethsemane, is niet vatbaar voor een kort uittrekzel. Zy verdient geheel geleezen te worden. De Schryver stelt de hevige aandoeningen, die de Zaligmaaker ondervond, in een naauw verband met zyn naderend Lyden, waarvan Hem het vooruitzicht thans, op de verbaazendste wyze, zal ontroerd hebben. De zwaare stryd, waarvan Lucas meldt, is, naar zyn inzien, een tweestryd van het heerschend beginzel van onderwerping aan den Goddelyken wil met dien afkeer van lyden en wederwaardigheden, zoo eigenaardig aan het menschelyk hart, en met de daaruit voortvloeiende opwellende zucht, om zich daaraan te onttrekken. De gedachte is niet nieuw, maar hier ontwikkeld op eene wyze, die zeer geschikt is om ze in omloop te brengen. Over de onkunde der Discipelen, aangaande Jesus Opstanding, het geloof van Joannes, en het ongeloof van Thomas, worden, in eene derde Verhandeling, eenige bedenkingen medegedeeld, die opmerking verdienen. Het heeft ons vooral behaagd, dat de goede Thomas niet zoo ongunstig, als veelal gedaan is, wordt beoordeeld. De Schryver wil zyn ongeloof liever als eene zwakheid, veroorzaakt door zyne zwaarmoedigheid, dan wel als zondige hardnekkigheid, aangemerkt hebben. Daarop volgt iets over de Leer der H. Schrift omtrent de Verzoening door Christus. Hier wordt wel te recht aangemerkt, dat het denkbeeld van verzoening niet in dier voege op God kan toegepast worden, gelyk het plaats heeft by menschen, en dat men nergens in den Bybel leest, dat God verzoend moest worden; maar dat de verzoening altoos tot de menschen, of tot derzelver zonden, of ook tot plaatzen en werktuigen, ten heiligen dienst geschikt, wordt betrokken. Waaruit de Schryver evenwel niet wil afgeleid hebben, dat de verzoening alleen bestaa, in eene bevreediging van den mensch met God, in dier voege, dat de mensch zyne vyandelyke denkwyze en gezindheid omtrent God leert vaarwel zeggen, en gevoelens van liefde en toegenegenheid omtrent God koestert, zonder meer. Verzoening zal in de H. Schrift afwending van verdiende straf beteekenen, ‘of | |
[pagina 103]
| |
dat geene te verrichten, het welk strekken kon, om te voorkomen, dat de overtreder van Gods wet onderhevig wierdt aan de welverdiende straffe, en zodanige middelen daar te stellen, waardoor Hy de blyken van Gods verbeurde liefde en goedkeuring wederom kon erlangen.’ Deze verzoening wordt in derzelver oorsprong, wel is waar, aan God, doch, wat eigenlyk het middel der uitvoering betreft, aan Christus en aan zynen dood toegekend. Het afleggen van zyn leven is het middel geweest, waardoor wy van de welverdiende straffen der zonden bevryd worden. Dit zal ook in een volgend Stukjen nog nader opgehelderd worden. De aanmerkingen over het Euangelisch Zedepreeken, Briefswyze medegedeeld door een Kerkleeraar aan zynen jongeren Medebroeder en Ambtgenoot, verdienen van alle Christen-Leeraaren behartigd worden. Zy bevatten noodige bepaalingen omtrent de wyze, waarop men, naar den waaren aart der Euangelieleer, en ten meesten nutte, over zedekundige onderwerpen behoort te prediken. Men moet daarby het heerschend beginsel, waaruit Christelyke deugd moet voortvloeien, de drangredenen tot dezelve, die het Christendom bevat, en de beloften van byzondere belooning, die 'er bygevoegd, en overgesteld zyn tegen de rampzalige gevolgen der ondeugd, niet uit het oog verliezen, en ook vooral werk maaken van een verstandelyk, overreedend, en op het Euangelie gegrond, onderwys der byzondere Christelyke pligten, en der hulpmiddelen daartoe bevorderlyk. Het bericht aangaande een nieuw Godsdienstig Genootschap in Frankryk, waarmede dit Boekdeeltjen wordt besloten, geeft eenig nader verslag van dat merkwaardig verschynsel, waarvan in alle nieuwstydingen melding gemaakt is; de stichting, naamelyk, van eene nieuwe Godsdienstige Gezinte van Deïsten of Naturalisten, die openbaare Godsdienstige Vergaderingen houden, wier leden zich zelf Theophilantropen noemen. Zy hebben onderscheiden gebouwen tot dat einde te Parys opengesteld, waarin onderscheiden Steden in de Departementen die Stad gevolgd zyn. De toevloed tot deze Vergaderingen is verbaazend groot. ‘De Grondwaarheden zyn, het bestaan van God en de onsterflykheid der zielen. De uitwendige form van Godsdienstoefening is niet minder eenvouwig: - men leest eenige zedekundige lessen, eenige redevoeringen over algemeen verstaanbaare en | |
[pagina 104]
| |
algemeen nuttige onderwerpen; en 'er worden door de gemeente eenige lofzangen gezongen. Een korfjen met bloemen staat op de tafel, die de plaats van het outer bekleedt, een witte wollen mantel neemt de plaats in van het priesterlyk gewaad.’ Zy hebben eene plegtige voorstelling van jonggeboornen, welke plegtigheid de plaats van den Doop vervult. Zy verwerpen niets, omdat men het vindt by Jesus en de Apostelen, maar beroepen zich nimmer op het gezag van eenig Leeraar. - Men noemt onder de bevorderaars dezer inrichtingen ook den burger reveillere le paux, één van de Leden van het Directoire. Wy voor ons beschouwen deze inrichting als allernadeeligst voor de instandhouding van den waaren geest van het Christendom. Wy zullen eerlang gelegenheid vinden, om 'er onze Leezers nader mede bekend te doen worden. |
|