Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Marcus Junius Brutus. Te Haarlem, by A. Loosjes, Pz., 1798. In gr. 8vo. 90 bl.Hebben wy, zo wy vertrouwen, ons niet vergist, met den Uitgeever van l. junius brutus voor den Schryver te groeten, dan ook faalen wy niet, als wy deezen Naamgenoot m. junius brutus onder de Werken van a. loosjes, pz. aanschryven. Hy hadt, indien deeze zyn arbeid den Landgenoot niet ongevallig ware, deeze tot een Pendant zynen Landgenooten beloofd. Op genoegzaame gronden oordeelden wy reden te hebben om dit te verwagtenGa naar voetnoot(*). En zien wy, met de uitgave van het opgemelde Stuk, deeze onze verwagting beantwoord. De Schryver betuigt het Character deezes Romeins met alle mogelyke naauwkeurigheid geschetst te hebben - hy gelooft dat hetzelve niet ten nadeele zal afsteeken by dat van zynen voortreflyken Voorganger, althans dat dezelfde geest van Belangloosheid, Volks en Vryheidsliefde, allerwegen in hetzelve doorstraalt, en eene mindere gestrengheid, dan in het Character van den ouden brutus. - Wel te recht oordeelt hy deezen Romein niet verder te moeten volgen, dan tot diens roemryken intocht van Athene: - Iets anders is het, gelyk hy opmerkt, eene volledige geschiedenis van een voortreflyk Man te beschryven, iets anders eenige voornaame Tafereelen, uit zyn leeven, te kiezen, ten einde zyn Character in een eenigzins verheven licht te plaatzen. Dit laatste heeft hy meesterlyk gedaan. Elk Tafereel van de Elf, die dit geheele Werkje uitmaaken, draagt 'er blyk van. De Geschiedenis geeft aanleiding tot treffende Contrasten. - Hoe doen deeze zich op tusschen pompejus en onzen brutus, by diens komst in 't Leger! - Hoe worden zy afgewisseld in de ontmoeting tusschen brutus en caesar, naa den Veldslag in de Pharsalische Vlakte! Welk eene edelmoedigheid, welk eene grootheid van ziel, in die beide zo wyd verschillende gevallen! Hoe blyft die edele Romein zich zelven gelyk, zelfs in het volvoeren van een bedryf, waar in die zielshoedanigheden zulk een stryd te stryden, | |
[pagina 87]
| |
en eene zo grootsche overwinning te behaalen hadden! Hoe dezelfde Man, toen deeze zyne Vaderlandlievende daad, by de Romeinen, die goedkeuring niet ontving, welke dezelve verdiende! - Ieder Tafereel doet den grooten Man kennen; en heeft de Vervaardiger hier en daar eene korte Aantekening gemaakt, tot meerder opheldering dienstig. Hebben wy, by de aankundiging der voorige Tafereelen, één Tafereel genomen om het ten toonbeeld op te hangen, wy doen het in dit geval weder, en neemen daar toe het Zevende Tafereel, getyteld brutus en porcia. ('s Nagts voor de Iden van Maart.) ‘Brutus, in het midden van den nacht, het bedde verlaaten hebbende, zit in eene peinzende gestalte, in een vertrek zyner wooning - in diep overleg als verzonken, wegens den aanslag van den volgenden dag, en zyne Huisvrouw porcia treedt hem nader, porcia, de Dochter van den beroemden cato van Utica.
porcia.
Zeg my toch, ô brutus! - Weder hebt gy het bedde verlaaten. Van welk eenen aanslag gaat uw hart toch zwanger? Denkt gy, dat ik zo onkundig ben aan dat hart, dat ik niet reeds zedert een geruimen tyd bespeurd heb, dat 'er iets gewigtigs broeit? Denkt gy, dat ik myne aandacht niet gevestigd heb op die geheime byeenkomsten, die gy toch onmogelyk geheel voor my hebt kunnen verbergen? Gisteren sloegt gy, te bedde liggende, in uwen droom uwe armen wyd uit een, en met een vervaarlyke stem mompelde gy, Sterven, sterven moet hy. - Gy ontwaakte - met een ysselyken schok, die de geheele legerstede dreunen deed - en nu, myn Vriend! nu zit gy daar weder neder, in diep gepeins weggezonken.
brutus.
Verlaat my, porcia! Laat my aan myne bepeinzingen over. Gy hebt gelyk, groote zaaken heb ik in 't hoofd ... en dan slaat het hart zo kalm niet als op den gewoonen weg.
porcia.
En uwe porcia kan geen deelgenoote van uw geheim zyn, om u uwe smarten, die het u lyden doet, | |
[pagina 88]
| |
draaglyker te maaken. Dit, dit zal dan het eerste geheim zyn, dat gy voor haar verbergt. Maar neen! gy kunt u door eenen heiligen Eed tot stilzwygen verbonden hebben.... Ik zoek mynen brutus niet te verleiden.... Alleen wenschte ik uwe smarte door mynen troost te leenigen. - Vaarwel!
brutus.
Voortreffelyke porcia! - Neen! verlaat my niet; - blyf by my den nacht doorbrengen ... uw byzyn zal mynen geest, die zich op één punt bepaalt, misschien verstrooijen. - Want dat punt is ysselyk...
porcia.
Ysselyk? ...
brutus.
Zo ysselyk, als de punt van den dolk.
porcia.
o Goden! wat hebt gy met my voor; zal ik mynen brutus, even als mynen Vader cato, door eenen eigen dolksteek zien sneeven. Och! myn Vriend! welke naare gedachten moeten dan uwe ziel bestormen... En alles is rondsom ons kalmte en vrede.... Jaa, myn Vader sloeg de handen aan zyn leeven, toen Utica op het uiterste gebragt was, en in het yslyk bezef, dat hy de slaaf zou worden van caesar.
brutus.
Van caesar! van dien Dwingeland!
porcia.
Ik beef voor u, myn brutus! Hemel! welke oogen sloegt gy daar op... Een man, die zynen naasten den dolk in 't hart wringt, kan niet ysselyker zien, dan gy by het uitspreeken van den naam van caesar, op eenen toon, die alle myne leden zidderen doet.
brutus.
Gy zyt de dochter van den grooten cato. - Gy zyt de vrouw van brutus, den afstammeling van den verlosser van Rome. - Gy zyt geene gewoone | |
[pagina 89]
| |
Vrouw, verheven boven veele der zwakheden, die uwe kunne aankleeven - gy zyt porcia ... eene vriendin, eene voorstanderes der Vryheid, schoon zy met uwen Vader in het graf gedaald is.
porcia.
Waar toe deeze lofrede... Vleijery uit den mond van brutus! vleijery aan zyne porcia verkwist....
brutus.
't Is geene vleijery - maar eene lofrede, die gy verdient - gy kunt zwygen... In alle myne geheimen, in alle myne smarten hebt gy gedeeld - ook in dit geheim, in dit ysselyk geheim zult gy deelen... Ik vertrouw het aan myne Vrouw, die my niet kan verraaden ... ik vertrouw het aan myn eigen hart.
porcia.
Ik weet niet of ik u niet moet smeeken, om een geheim dat zo vreeslyk zyn moet voor my te smooren. Ik beef voor uwe ontroering...
brutus, (met zekere hem oneigene wildheid haare hand grypende; en naa rondom zich te hebben heen gezien, als of zy beluisterd konden worden, vertoont haar een dolk, en zegt fluisterende.)
Porcia! ... morgen ... morgen moet caesar met deezen dolk omgebragt...
porcia, (dienst agter uit, zygt op een zetel neder, en ziet hem eene geheele poos spraakloos aan.)
Caesar ... caesar ... uw weldoener.
brutus.
De vyand van het Romeinsche Volk.
porcia.
Ik beef ... gy de Moordenaar van caesar...
brutus.
Ik en veele andere Romeinsche Raadsheeren. | |
[pagina 90]
| |
porcia.
En wie aan het hoofd der Zamenzweering? - Gy zwygt... Ik weet het... Niemand anders dan gy...
brutus.
Gy hebt het wel geraaden.
porcia.
Op morgen....
brutus.
Op morgen, in den Raad.
porcia.
En is dat besluit onherroepelyk?
brutus.
Het staat vast als het noodlot der Goden...
porcia.
Dat het dan de Goden zegenen - en dat de Dwingland sterve....
brutus.
Gy zyt waardig de Dochter van cato te zyn. Andere Vrouwen zouden misschien hunne Mannen trachten te rug te houden...
porcia.
Gy hebt het besluit onherroepelyk verklaard; en gy zyt een man, die noch om myne ydele klagten, noch om myne zwakke bewysredenen, een zo vast genomen besluit zult veranderen. Waarom zou ik u dan met nietige klagten, in zo gewigtige oogenblikken, vermoeijen. Waarom uwe fiere ziel misschien voor een oogenblik doen wankelen... Neen, brutus! Gy kent my nog te weinig, indien gy zulk eene zwakheid van my verwacht hadt... De les van Vader cato is my niet vergeeten, als ik met hem sprak over de Huwelyksliefde, eer ik u immer met een oog van liefde aanschouwd had. - Dochter, zeide hy, veele Vrouwen meenen, dat zy, in oogenblikken van gevaar, door traanen en gejammer de blyken van groote huwelyks- | |
[pagina 91]
| |
liefde geeven; maar zy doolen zeer.... Dan is het dat zy alle hunne aangebooren welspreekendheid moeten gebruiken, om den moed hunner Echtgenooten aan te spooren, en op te voeren tot de grootste heldendeugd... Toen verstond ik die les wel, myn brutus, maar niet zo klaar als in dit oogenblik... 't Is of de schim van myn Vader voor my zweeft; my zyne afgryslyke wonde toont - die les herhaalt, en 'er by voegt, porcia! porcia! wederhoud de hand van uwen brutus niet, die den grootsten vyand der Romeinen vellen wil. - Sterk zyn arm.... - Ha brutus! Morgen - ... Ja over den dag van morgen moet ik juichen, schoon het een dag des bloeds zyn zal; morgen - ... morgen zal de roemrykste der leevensdagen van mynen Echtgenoot zyn ... morgen zult gy, zo dikwyls om uwe vryheidlievende gevoelens het evenbeeld van uwen Voorvader brutus genoemd, den roem van uwen grooten Voorzaat doen taanen; en door uwe handen zal de Romeinsche Republiek hersteld worden....
brutus.
Braave ... moedige ... groote porcia! ... o Hoe lugtig slaat myn hart, nu ik het geheim in eenen zo edelen boezem ontlast heb. Ik haal veel vryer adem... 'Er is een steen van myn hart gewenteld. De man, die een geheim voor eene braave en stilzwygende Echtgenoote heeft, is ongerust, als hy, die een misdaad pleegt. - Ik zou uwe beproefde trouw hoonen, ik zou uw verstand beledigen, zo ik u, naa dit alles, zeide, dat de duisternis van den Tartarus dit vreeslyk geheim moet bedekken tot op het oogenblik der uitbarsting.
porcia.
Dat zy my eer het hart den boezem, dan het geheim mynen mond ontscheuren.
brutus.
Geen betuigingen... Ha! porcia! daar zie ik den eersten blik van den morgenstond - van den dag, die caesar zal zien vallen... Zie hoe rood schemert hy... Jaa bloedig - bloedig zal deeze dag zyn voor den Dwingeland van Rome!’ | |
[pagina 92]
| |
Even als het voorgaande Stukje met een Borstbeeld van den Held, door vinkeles, vercierd was, zo is ook dit opgepronkt met dat van de Hoofdpersoonadie in deezen. Ten slot des Voorberigts meldt de Schryver. ‘Eerlang zal cornelia, de Moeder der Gracchen, eenigzins anders van behandeling, schoon in denzelfden smaak, volgen; en daar mede het vak der Romeinsche Geschiedenis daar laatende, zal ik zorgen, dat, voor de zulks verkiezende, dit drietal Stukjens, een voegzaam Boekdeel uitmaakende, kan zamengevoegd worden, onder den Algemeenen Titel van Antieken der Romeinsche Vryheid en Vaderlandsliefde.’ - Hoe wel zullen deeze voegen by frank van borselen en jacoba van beijeren; by charlotta van bourbon; by huig de groot en maria van reigersbergen. |
|