Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVaderlandsche Historie, vervattende de Geschiedenissen der Vereenigde Nederlanden, zints den aanvang der Noord-Americaansche Onlusten, en den daar uit gevolgden Oorlog tusschen Engeland en deezen Staat, tot den tegenwoordigen tyd. Uit de geloofwaardigste Schryvers en egte Gedenkstukken zamengesteld. Met Plaaten. Ten Vervolge van Wagenaar's Vaderlandsche Historie. XVIIIde Deel. Te Amsterdam, by J. Allart. In gr. 8vo. 432 bl.‘Geregtigt gelykvormigheid in denkwyze en handelingen, als men rangschikking in agt neemt, in de Geschiedenis, tot eene opvolgende plaatzing, om daar door de éénheid meer in 't oog te houden, dan behoeft onze pen geen oogenblik in twyfel te staan, welk der Bondgenootschaplyke Gewesten zy op Holland en het Sticht, of liever de Stad Utrcchs, jongst behandeld, in dit Boek zal te neder schryven; dan kunnen wy, de lotgevallen deezer beide Gewesten geboekt hebbende, niet nalaaten het vroeg Vryheidminnend en steeds zoekend Overyssel daar op te laaten volgen - Overyssel, waar de Vryheidsmin, van den aanvange der Staatsonlusten, zich op eene uitsteekende en voordeelige wyze vertoonde; waar over de geest van capellen tot de pol gezegd mogt worden te zweeven; waar Naam- en Geslachtgenooten diens der Vryheid te vroeg ontvallen Ridders leefden, en veelen, schoon geen Ridderlyken Naam voerende, hem in Edelaartigheid gelyk, by aanhoudenheid, bleeven werken, en wel zodanig, dat de heilige zaak des Vaderlands, daar meer dan elders, geschaapen stondt, over alle hindernissen te zullen zegevieren, daar alle tegenkantingen te boven te komen, schoon dezelve 'er, in den eindelyken uitslag, niet min dan overal, voor vreemd geweld moest bukken. - Overyssel, een loten deelgenoot met andere Gewesten, in de ontknooping van 's Lands Treurspel, zal ons de schryfstoffe van dit Boek verschaffen. In de hoofdzaak wel dezelfde met die wy, in de andere Gewesten, steeds voor oogen hadden; | |
[pagina 80]
| |
maar eenigzins anders gewyzigd, door de Characters der Hoofdpersoonadien, als mede door de omstandigheden en betrekkingen deezes Gewests tot de andere Leden des ze venvoudigen Bondgenootschaps.’ In deezer voege vangt het L Boek, het eerste deezes XVIII Deels, aan; en voldoet de Schryver aan dit plan volkomen: Overyssels Bedryven, zo ter Staatsvergaderinge, als der Stedelyke Regeeringen, vermeldende; met byvoeginge, hoe men, naa de Omwentelinge, alle gemaakte veranderingen vernietigde, en alles op den ouden voet herbragt. Wy zullen den Inhoud der meerendeels bekende en hier wel uiteen gezette gevallen niet vermelden; maar eene en andere algemeene Aanmerking, ten opzigte van de Omwenteling deezes Gewests, afschryven. ‘Wanneer wy een te rugslaand oog vestigen op het geen in Overyssel tot het bewerken der thans omvergestoote Staatsverandering was voorgevallen, zullen wy alle reden vinden om te beweeren, dat alles, wat in dit Gewest omtrent de Grondwettige Herstelling gedaan wierd, met zo veel eenpaarigheids van verre weg het grootste gedeelte der Burgeren en Regenten doorging, dat 'er geen twyfel valt, of, wat men ook elders moge voorgewend hebben van eene zogenaamde meerderheid van Staatsleden en Ingezetenen, die voor de zaak des Stadhouders yverden, hy zich daar verzet hebbe tegen de bykans algemeene stem, zo van Burgeren als van Regenten. Deeze overeenstemming tusschen de Burgeryen en Regeeringsleden, was ook de groote, zo niet de eenige, oorzaak, dat vóór de Omwenteling, door eene buitenlandsche gewapende tusschenkomst te wege gebragt, geene gewelddaadige stappen, door den Stadhouder, tegen Overyssel konden gedaan worden. Om hier toe te geraaken, was het verschil over het Regt van Overstemming tusschen Ridderschap en Steden, reeds in den Jaare MDCCLXXXIV, zo verre getrokken; doch door de Uitspraak der Afgezondenen uit de Bondgenooten gelukkig bygelegd. Of 'er grond ware om te verwagten, dat, by eene geheele agterblyving van de tusschenkomst eener buitenlandsche Magt, een grooter aantal Ridders zich zou gevoegd hebben by de Minderheid uit dat talryk Lichaam in dit Gewest, gelyk eenigen vermoeden, durven wy niet bepaalen. Zekerder gaat het, dat de stap van Pruissen, schoon ondernomen onder den schyn eener ge- | |
[pagina 81]
| |
vorderde Voldoening van Holland, een algemeener doel en ten hoofdoogmerke hadt om de gemaakte Hervormingen door geheel het Gemeenebest te vernietigen, en alle verdere poogingen ten deezen einde te doen staaken. Dit valt in 't ooge, als men bedenkt, welke Hervormingen reeds in Overyssel gemaakt waren, en welke 'er nog moesten gemaakt worden, om den invloed des Stadhouders op de Regenten, en de Regeeringsvorm, alleen op het bekende Regeerings-Reglement steunende, buiten werking te stellen; als men zich herinnert, welk eene gelukkige overeenkomst deswegen tusschen de Meerderheid der Staatsleden en de genoegzaam algemeene begeerte der Ingezetenen zich allerwegen liet zien, en daar by voegt de onmogelykheid om de wettige Keuren der Magistraatspersoonen van de drie Hoofdsteden te kunnen vernietigen, zo lang de Stadhouder verstooken bleef van de willekeurige goed- of afkeuring der jaarlyksche Keuren van Gemeenslieden en Burgemeesteren. Om dit tegen te werken en overhoop te werpen, was ook in dit Gewest een buitengewoon middel noodig, en dit vondt men met Doortocht voor Pruissisch Krygsvolk door Overyssel te vraagen. Om het in Holland ter bewerking der gevorderde Voldoening te brengen, was het niet noodig Overyssel aan te doen; zelfs trok geen noemenswaardig gedeelte uit dit Gewest na Holland, en zulks geschiedde nog eerst, naa dat de Omwenteling reeds daargesteld was.’ Wanneer de Schryver, volgens zyn doorgaand plan, in dit Hoofdstuk de byzondere Steden van Overyssel in overweeging neemt, doen zich de duidelykste spooren op, dat de Intocht der Pruissische Krygsbenden strekte om ook daar de bedoelde Staatsverandering te veroorzaaken. Eene Staatsverandering, welke geen plaats greep, als geheel overtollig, in Gelderland, het voorwerp des Geschiedschryvers in het volgende LI Boek. In welk Gewest, uit den stryd der Staatsbegrippen tusschen de meerderheid der Regeeringe en de Vryheidsvrienden, hevige botzingen en Opstanden ontstonden, gepaard met de gruwelen daar aan vast, en door de Inrukking der Pruissische Krygsbenden voltooid. Dit geheele Hoofdstuk maakt 'er eene aaneenschakeling van uit, beslooten met de schennis aan het Familie-Graf der capellens gepleegd. - Wy neemen 'er alleen, even als uit het voorgaande Hoofd- | |
[pagina 82]
| |
stuk, ééne aanmerking uit over, op de Geldersche Beweegenissen in 't algemeen slaande. - ‘Slaan wy,’ luidt zyne taal, ‘het oog te rugge op de meeste deezer Geldersche Woelingen en Oproerigheden, dan moet de verwonderde Naakomelingschap vraagen: Waarom geschiedden deeze Oproeren en Plunderingen, door verre de meeste Geldersche Steden, genoegzaam op eenen en denzelfden dag? Waarom de meesten daags vóór of op den eigen dag der Afreize van haare Hoogheid na Holland, en eer men nog van derzelver mislukking kennis hadt? In de daad, die gelyktydigheid duidt niet onduister aan, een gesmeed plan om door een algemeen Oproer eene Staatsomkeering in den Lande te bewerken. Het verband, waar in dit gebeurde staat met de Gruwelen ten dien tyde in Zeeland gepleegd, en naderhand te vermelden, wyst ons op eene andere oorzaak, dan de Schryvers, der Oranjepartye toegedaan, hunne Leezers zoeken diets te maaken, daar zy, in elke Stad, de oorzaak dier Gebeurtenissen aan de onvoorzigtigheden of tergingen der Nieuwe Staatsgezinden, omtrent het Krygsvolk gepleegd, of aan misnoegen onder het Geldersch Gemeen, over het ophouden der bewuste Reize van de Prinsesse, en dus aan toevalligheden, willen toeschryvenGa naar voetnoot(*). Waarlyk, wie kon zich laaten diets maaken, dat alle die onvoorzigtigheden, tergingen en toevalligheden, door zo veele Steden heen, genoegzaam op het zelfde oogenblik, immers binnen het kort bestek van een paar dagen, zouden plaats gegreepen hebben, en dat, binnen dat zelfde korte tydperk, de woede daar over onder het Krygsvolk zou losgebarsten zyn? Niemand zal gelooven, dat de Krygslieden in Gelderland, of ook het Gepeupel, ter plaatze waar het zelve medewerkte, in Steden op een vry grooten afstand van elkander verwyderd, eensklaps een misnoegen konden opgevat hebben, over een voorval, 't geen hun toen nog niet bekend kon zyn.’ | |
[pagina 83]
| |
De hier bygebragte aanmerking krygt sterkte, als wy, met den Geschiedschryver, het oog, in dit Tydsgewrichte, op Zeeland vestigen, waar toe hy het LII BoekGa naar voetnoot(*), 't welk meer dan de helft van dit Deel uitmaakt, bestemt. Onder alle de woelingen, welke daar, zo in Staats- als in Stedelyke Vergaderingen, plaats greepen, stondt het geschaapen, dat de Prinsgezinde Party de overhand, schoon met veel worstelens, zou krygen. ‘Zy kreeg,’ zegt onze Geschiedboeker, ‘die met de daad, door welke middelen, en tot wat prys, moet ons Geschiedblad openleggen.’ Volgens zyn in andere Gewesten gevolgd bestek, beschouwt hy eerst de zaak in 't groote, zo veel het Gewest aangaat, en vervolgens de onderscheidene Gedeelten, de byzondere Steden, die, de een min de ander meer, ten doele stonden aan de werkingen van den thans heerschenden Tuimelgeest des oproerigen Gewelds. ‘Groot,’ schryft hy, ‘en byster waren zeker deszelfs uitwerkingen in een en ander der reeds bespiegelde Gewesten; doch wy maaken ons aan geen grootspraak schuldig, wanneer wy beweeren, dat Zeeland in deeze alle andere overtrof. - In zeker voegen mag men zeggen, dat Zeeland zichzelven gelyk bleef; alleen werd de breuke tusschen de verschillend denkende Staatsleden, van tyd tot tyd, grooter, en levert dit veel in 't oog vallends op, 't welk, behalven het meer algemeene en reeds verhandelde ter Hooge Staatsvergaderinge, de aandagt der Geschiedkunde trekt; weshalven het ons niet zal verdrieten, dit Gewest meer byzonder in opmerking te neemen. Wat daar gebeurde, en hoe veel was dit? en in welk een verband het stondt met het geen elders in den Lande voorviel, kan veel lichts verspreiden over gebeurtenissen, ten deezen jaare, in andere Gewesten, en zal dit licht, by eene byzondere beschouwing van de gedraagingen in Zeeland zelve, in sterkte en klaarheid toeneemen, hoe veele Schryvers hetzelve tragten te verdonkeren, door de scherm van Partydigheid 'er voor te zetten. Een bedryf, waar toe de Staatsomwenteling, ten voordeele van Oranje bewrogt, de gunstigste aanleiding gaf. Nogthans zullen wy, om alles in den waaren dag te haalen, weinig anders be- | |
[pagina 84]
| |
hoeven dan spreekende en onlochenbaare Staatspapieren.’ Naa eene aanmerking wegens derzelver uitsteekenheid, boven die van andere Gewesten, in het verschaffen der Staatsstukken van wederzyden, vaart de Schryver voort. ‘In Holland, Utrecht, Overyssel en Gelderland zagen wy door den daadlyk overmeesterenden invloed en werking der Pruissische Krygsmagt, schoon op eene zeer verschillende wyze betoond, eene groote Staatsomwenteling daargesteld, en den, voor een tyd, in een en ander Gewest, diep vernederden Stadhouder tot de voorige aanzienlyke hoogte verheeven. In Zeeland was hy nimmer tot die laagte gedaald als in eenige der opgemelde Gewesten. Hoewel het daar aan geene Staatsleden ontbrak, die de bepaaling des overheerschenden invloeds van dat Huis zogten te bewerken, en na de Vryheid, elders verlangd en daargesteld, haakten. Veele poogingen hier toe aangewend, en in voorige Deelen onzer Geschiedenisse vermeld, strekken des tot spreekende Getuigenissen. Andere middelen, en geen buitenlandsche Krygsdwang, werden in Zeeland te werk gesteld, en de Party, die zich voor Burgerregten en Vryheid verklaard, en derzelver eischen, met eene Zeeuwsche Rondheid, voorgestaan en moedig verdeedigd hadt, gedwongen van dezelve af te zien, gelyktydig met of vroeger dan andere Gewesten te bukken, en het hoofd zo veel dieper in den halze te haalen, als het zich daar uit te hooger hadt opgestooken. 't Geen egter niet zonder moeite, en veel onderdrukkings, toeging. - Dit Gewest zal ons, derhalven, gebeurtenissen van eenen anderen aart opleveren. De verscheidenheid zal, nogthans, grootendeels bestaan in eenen meerderen inwendigen en steeds werkenden invloed, in werkzaamheid gebragt, aangestookt, en bestuurd door Lieden, dien het aan geene bekwaamheid, stoutmoedigheid, behendigheid, list en looze Staatsstreeken, zomtyds met den naam van Vaderlandsliefde en Godsdienst-yver overdekt, ontbrak, om de belangen dier Partye voor te staan en te handhaaven. Schoon men 'er steeds Staatsleden aantrof, die schranderheids, moeds en eerlykheids genoeg bezaten om door dien veelkleurigen mommegryns heenen te zien, en denzelven af te ligten, ten minsten eenigzins op te heffen; derwyze dat Tydgenooten en Naakomelingen zich in de gelegenheid bevinden om de waare geschaapenheid der zaaken, in dat Gewest, ten dien tyde, te ontdekken. | |
[pagina 85]
| |
Dit te doen is onze taak. Eenigzins moeilyk moge ze weezen; doch wordt dezelve grootlyks verligt, door de evengemelde gesteldheid der in druk uitgegeevene Staatsbesluiten deezes Gewests, die spreeken, met luider stemme spreeken, en zich laaten hooren op een toon, die hooger klinkt dan het gefluister der Partyschappe, welke blyken zal vergeefsche poogingen in menigte aangewend te hebben, om eene hoogte aan te neemen, sterk genoeg ter verdoovinge van de stem der Waarheid.’ Om de schreeuwende Gebeurtenissen in Zeeland, staande dit veelvuldig oproerig geweld, waar van men in de Nederlandsche Jaarboeken doorgaans eene zeer verzagte of vervalschte opgave aantreft, toe te lichten, heeft de Schryver hier en daar zich bediend van medegedeelde Stukken van eene ontwyfelbaare Egtheid. Het verwondert ons niet, dat eene Vaderlandsche Geschiedenis van deezen tyd, met die vryheid geschreeven, den Voorstanderen van Oranje geenzins smaake; dat zy den Schryver van Partydigheid beschuldigen. Hy is zeker eene andere Partye dan zy toegedaan; doch, wanneer men daadzaaken levert, wanneer men Staatsstukken, wanneer men geloofwaardige Schryvers aanhaalt, ooren ooggetuigen noemt, wordt de benaaming van Partyschryver als een loutere scheldnaam gebezigd; en zal, noch kan, niets afdoen ten nadeele van het Werk by allen die Geschiedkundige Waarheid zoeken. Het is ons lief, dat de Schryver, ondanks dit morrend gebas, op den door hem gehouden trant voortvaart. Men moet het voor een geluk agten, wanneer een gelyktydig Schryver eene vrye pen voert; wanneer de verwisseling van Staatsomstandigheden hem gelegenheid verschaft om iets rustig te verrigten, 't welk anders ten hoogsten met een schroomvallig men zegt, en dergelyke, in veele Geschiedenissen geleezen wordt. - Nogmaals betuigen wy ons verklaard, doch door onvermydelyke hindernissen belet, voorneemen, om, het geen wy ten aanziene van dit Werk ten agteren zyn, in te haalen. |
|