| |
Leerrede over de Belangen en de Pligten van alle welmeenende Leden der Hervormde Kerke, in deze donkere dagen. Waar agter eenige bescheidene Consideratien en Voorslagen, wegens de best mogelyke instandhouding van den openbaren Godsdienst, onder het Hervormd Kerkgenootschap, in deze Landen. Door P.H. van Lis, Predikant te Tholen. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1798. In gr. 8vo. 87 bl., behalven het Voorbericht van 8 bl.
De Eerw. van lis zag reeds lang uit, ‘of niet eenig Hervormd Leeraar iets ten dienste zyner geloofsgenoten in het licht zou zenden, om hun in deze donkere dagen eenig opwekkend bestier aan de hand te geven tot die pligten, die de Koning der Kerke, by zyne zoo geheel nieuwe en ongewoone leiding met ons, nu van zyn volk eischt en verwagt. - My dunkt,’ zegt hy, in 't Voorbericht, ‘zoo iets kon tegenwoordig zeer nuttig zyn: het kon de bedagtzaamheid en den yver der heiligen opwekken, om zig zelven en de hunnen nu naar zyn oogmerk te verbeteren, en voorts, hunne verkleefdheid aan zyn Godsdienst en zaak, nu het 'er op aan zal komen, met daden te bewyzen: en het kon op die wyze zeer veel toebrengen tot de instandhouding van onze Kerke en den openlyken Godsdienst onder haar, waar voor anders zoo veele en billyke reden van vrees is.’ In deze verwachting te leur gesteld, vond hy zich zelven eindelyk opgewekt, om het zyne, hoe gering dan ook, tot deze groote en goede zaak toe te brengen, waartoe hy, door het genoegen, waarmede een voor twee jaaren uitgegeeven bundel van Leerredenen, meest allen op de tydsomstandigheden slaande, ontvangen en geleezen is, des te meer aangemoedigd schynt te weezen. Hy levert
| |
| |
ons dan hier eene Leerrede, onlangs voor zyne eigene Gemeente gedaan, by gelegenheid van een voorstel tot behoud van haar Kerkgebouw, en nu eenigzins uitgebreid, en met eenige byzonderheden vermeerderd, die hy toen geene gelegenheid had voor te draagen. De volgende woorden uit Openb. XIV:4b. Dezen zyn 't, die het Lam volgen, waar het ook heen gaat, zyn ten texte gekozen. De Leeraar beschouwt dezelve, als bevattende eene lofspraak der Godgetrouwen, onder de wreede vervolgingen van den Antichrist, waardoor hy den geest van het Pausdom verstaat, het geen hem aanleiding geeft, om, als in 't voorbygaan, maar des niettemin duidelyk en nadrukkelyk, melding te maaken van 't geen de Voorvaders der Protestanten, ook in ons Vaderland, van den geest des Pausdoms hebben moeten lyden, die dus ook aan het getuigenis in den text hebben beantwoord, en in den hemel ook met dien lof bekend staan, dat zy het Lam, (den verheerlykten Messias, die weleer, ter verzoening van de zonde des menschdoms, als een lam is geslagt, en zig als een lam ook gewillig offeren liet, en nu, in zynen staat van hoogheid, als de overste Leidsman, de zynen op verscheiden wegen voorgaat, elk zyne roeping aanwyst, en ook somwylen hun, tot hooge en wyze eindens, (einden), verdrukkingen en lyden toezendt,) gevolgd waren, waar het ook was heengegaan, dat is, ‘in alle roepingen, ook in de hevige vervolging van den Antichrist, die de verheerlykte Messias om gewigtige redenen over zyne Kerke beschikt had; Hem, den oversten Leidsman, gereedelyk en standvastig, waren gevolgd - dat zy hun huis en goed, en leven zelve, voor zyn naam en zaak ten beste hadden; en het niet in bedenking hadden genomen, zig die bestelling hunnes Heeren gewillig te onderwerpen. - Dat zy zig, in één woord, zoo hadden gedragen, als Hy zelve weleer den weg van lyden, getroost en
onbezweken, ten einde toe betreden had.’ Die edelen wil hy, in de tegenwoordige dagen van opoffering en stryd, op het zelfde pad van eere nagestreefd hebben. En, om zyne Gemeente daartoe ten sterksten op te wekken, is verre het grootste gedeelte der Leerrede regtstreeks ingericht. ‘Laat ons,’ zegt hy, ‘om dit onderwerp op eene ordelyke en gepaste wyze te behandelen, den weg beschouwen, dien het Lam thans met zyne Kerke in ons Vaderland houdt, en verder schynt te zullen houden; - ons zelven, dan, den grooten pligt er- | |
| |
inneren, die ons nu te betragten staat: “om het Lam te volgen, waar het ook zal heen gaan;” - vervolgens, de redenen nagaan, die daar voor zyn, en die wy ons zelven diep behooren in te prenten; - verder, eenigen der tegenwoordig meest gewoone bedenkingen en zwarigheden daar tegen, oplossen; - en dan eindelyk, met een ernstig en opwekkend woord, onze rede besluiten.’ Zie daar 't geen de Eerw. van lis zich heeft voorgesteld; en dit een en ander wordt, naar de wyze, waarop hy den geest van het Christendom, en de toedracht van omstandigheden, in den tegenwoordigen tyd, beoordeelt, geleidelyk en met veel warmte uitgevoerd. De Leeraar stelt vast, dat de verheerlykte Messias thans met zyne Kerk in ons Vaderland een proefweg houdt, en daarmede voornaamelyk ten oogmerke heeft, om de zynen van die godsdienstige verbastering, die hun een gantsch verkeerde beantwoording van den tot nog toe genooten uitwendigen voorspoed heeft aangebragt, te louteren. Hy ziet Hem zoo wel tuchtigen, om hen te rug te brengen tot het gezette leeven en den oprechten godsdienstyver onzer braave Voorvaderen, tot hunnen huis-Godsdienst, tot de christelyke opvoeding hunner kinderen; als om hen nu meer gevoelig te
maaken voor het gewigt der instandhouding van den openlyken Euangeliedienst onder ons, en om de noodige opofferingen daarvoor van hunne handen te eisschen. Zonder dat ieder zich verbetere en reinige, zal, zynes oordeels, de yver tot behoud van den uiterlyken Godsdienst, hoe nodig en loffelyk anders ook, het minste betekenen; en zal het voornaam inzigt van Messias tegenwoordige zoo merkwaardige leiding in 't geheel niet bereikt worden. Dit neemt echter niet weg, dat hy ook de poogingen en opofferingen, om den openbaaren dienst in onze Kerk in stand te houden, allen egten leden van het Hervormd Genootschap aanpryst.
Men hoort den Redenaar geduurig spreeken van de Kerk van den verheerlykten Messias in ons Vaderland. Men moet dit echter, volgens eene Aanteekening op bl. 17, niet zoo verstaan, als of hy dien naam, by uitsluiting, gaf aan het Hervormd Kerkgenootschap, en andere Protestantsche Gezindheden van dat voorrecht wilde uitgeslooten hebben. Hy is zoo bescheiden, dat hy ook andere Protestantsche Kerkgenootschappen, Lutheranen, Doopsgezinden, Remonstranten, in zoo verre zy de zuivere leer hunner Stigters zyn toegedaan, zeer gaarne
| |
| |
voor gedeeltens van de Kerk van Jesus Christus wil houden. ‘Ik gelove,’ zegt hy, ‘zeer bereidwillig, dat ook daar veele egte leden van het Christendom worden gevonden, wier naamen zyn geschreven in het boek des levens - ik eigene die eer dan geenszins by uitsluiting toe aan ons Hervormd Genootschap, maar ik beschouw ze toch in de daad als ons voorregt: en, daar het in deze landen verre het talrykste is, durf ik, van “de gangen van Emanuel met ons Genootschap” spreekende, die, met te meerdere gerustheid, als zyne wegen en oogmerken met zyne Kerke in ons Vaderland beschouwen.’ Maar waarom dan ook, in de Leerrede zelve, niet liever van een gedeelte van de Kerk van J.C. gesproken? En het komt, in allen gevalle, hier nog niet zoo zeer aan op de zuivere Leer, maar op het al of niet behouden van Kerkgebouwen, het al of niet betaalen van Leeraaren en Hoogleeraaren van Lands wege, en andere uiterlyke voorrechten. Alle geschillen daarover waren, onzes inziens, met veel meer hoop op goede gevolgen voor het Hervormd Kerkgenootschap af te doen, wanneer men zich minder van eene byzondere betrekking van den Messias op dat Kerkgenootschap, als bevattende eene waare Kerk van Emanuel, liet voorstaan, en eenmaal ophield, door zulke en dergelyke verouderde kunstwoorden, ten gevalle van de eenvouwige en onbevooroordeelde menigte, in weerwil van de overvloedige gelegenheid tot betere overtuigingen, den waaren geest van het Christendom tegen te werken.
Achter de Leerrede zyn ook nog eenige Consideratien en Voorslagen ingevoegd, wegens de best mogelyke instandhouding van den openbaren Godsdienst, onder het Hervormd Kerkgenootschap, in deze Landen. Drie zaaken worden daarin in overweeging genoomen. 1. Waarvoor moet men eigenlyk zorgen, en een Fonds oprigten? 2. Welken zyn de middelen, waaruit men zulk een Fonds zal byeenbrengen? 3. Welk zal de beste wyze zyn, om dat in te zamelen en te bestieren? De Eerw. van lis is, om meer dan eene rede, voor een algemeen Fonds, hetwelk hy meent, dat gemakkelyk zou kunnen tot stand gebragt worden, indien men mogt goedvinden, de door hem gedaane voorslagen te volgen. Zy verdienen de opmerking van alle belanghebbenden, en zyn ons meer, dan andere, ginds en elders geopperde, hulpmiddelen, tot zoodanig einde, aanneemelyk toegescheenen.
|
|