| |
Tegenwoordige staat der Duinen van het voormaalig Gewest Holland; zynde het eerste Deel van het Algemeen Rapport der Commissie van Superintendentie over het onderzoek der Duinen. Te Leyden, by Herdingh en du Mortier, 1798. In gr. 8vo, 214 bl.
By een Decreet, van het voormaalig Provintiaal Bestuur van Holland, van den 27 Sept. 1796, wierd eene Commissie benoemd, om een naauwkeurig bericht te geeven aangaande Hollands Duingronden, en de beste middelen, om uit dezelve meerder algemeen voordeel te trekken, dan tot hier toe heeft plaats gehad. Aan het eerste gedeelte van den last deezer Commissie is, op eene uitmuntende wyze, in het thans voor ons liggend Eerste Deel deezes Werks voldaan, door den onvermoeiden arbeid der uitmuntende en Vaderlandslievende Burgers, die deeze gewigtige taak wel op zich hebben willen neemen: terwyl wy hoopen, dat hunne verdere Waarneemingen en
| |
| |
Bedenkingen, over deeze gewigtige stoffe, eerlang openbaar mogen worden gemaakt.
Het thans in het licht gegeeven Eerste Deel van dit gewigtig Werk is verdeeld in vyf Hoofdstukken, van welke alle wy een kort bericht zullen geeven. Het eerste Hoofdstuk handelt over het Eigendom der Natie, en dat van Particulieren, in de Duingronden. De eigendom van veele Duinen wordt hier voldoende aangetoond; doch ook teffens betoogd, dat 'er nog eene groote duisterheid, aangaande het eigendom van veele Duinen, plaats heeft. Voorts wordt by deeze gelegenheid gehandeld, onder anderen, over de wyze, op welke men Duinen in erfpacht pleeg te verkrygen, en over de noodzaaklykheid eener algemeene kaart der Duinen.
In het tweede Hoofdstuk wordt door de Commissie medegedeeld eene naauwkeurige beschryving van de plaatzelyke gesteldheid der Duinen, uit welke wy tot een proefje zullen mededeelen de algemeene aanmerkingen, voorkomende op bl. 112. ‘De hooge Duinen (zeggen de Schryvers) bestaan uit enkel zand, 't geen nu eens fyn en meelachtig, dan weder grover van korrels; nu eens met schulpgruis vermengd, dan weder daar van geheel zuiver is. Doch het is uit afzandingen, grondbooringen en doorgraavingen, der Duinen bekend, dat men, meer naar de gewoone oppervlakte komende, tusschen deeze Zandgronden verschillende laagen en beddingen vindt van zwarte Aarde, Kley, zo gewoone als Kattekley, Dary, Veen; zommigen meenen zelfs Mergel in smalle streeken te hebben gevonden. Boven al is 'er zeker geel, ook donkerbruin, Oker of Oerzand, 't geen dikwyls uit zwaare klompen bestaat, die zeer vast aan een zyn verbonden, en zekere yzerdeelen bevatten: en de Duingronden, die met dit Oerzand het meest bezet zyn, zyn de onvruchtbaarste van allen.
In onze beschryvingen hebben wy als steeds bekend ondersteld, dat het water van de hoogten afzakt na de vlakten en valleyen. Hier door zyn zommigen 's winters vol water, zelfs tot een of twee voeten, anderen zyn slegts dras en moerassig; en van daar, dat men dikwyls in het midden der Duinen waterplanten aantreft. Het meerdere of mindere water hangt natuurlyk af van de meenigte hooge Duinen, tusschen welke deeze vlakten liggen; als ook of 'er in de nabyheid beekjes gevonden worden, die het water afleiden. Schoon nu de
| |
| |
vlakten van eenige uitgestrektheid, meest allen zwarte zandige, of andere gewoone, aarde hebben, opgehoogd door verrotte gras- en plantgewassen; als ook door afvallende bladeren van Duinwilg of Geil, Liguster, Kattendoorn en andere struiken en doornen, die in dezelve in meenigte groeijen: nogthans zyn die vlakten, welke veel afzakkend water ontvangen, bevonden zeer koude gronden te hebben; te meer om dat de meeste van eeuwen her nimmer zyn geroerd geworden, en dus den weldaadigen invloed der lucht alleen op haare oppervlakte ondervonden hebben.
Doch dit nadeel voor de cultuur is thans voor een groot deel weggenomen. By alle onze inspectien, zo in het Noorden, als in het Zuiden, hebben de ervaarenste lieden ons eenpaarig bericht, dat 'er, zedert tien jaaren, van jaar tot jaar, minder water, dan te vooren, in de vlakten wordt gevonden.’
Het derde Hoofdstuk handelt over den staat der Helm-Stroo-planting: wordende in hetzelve betoogd, dat, schoon op zommige plaatzen eene behoorlyke zorg wordt gedraagen voor deeze zo heilzaame beplanting, dienende tot het verhinderen der verstuiving van raauwe Duinen, hieromtrent echter op veele plaatzen eene groote zorgeloosheid en kwaade directie plaats heeft; zo dat, omtrent dit gewigtig stuk, ernstige maatregelen, tot verbetering, behoorden te worden genomen.
Het vierde Hoofddeel handelt over den staat der Konynen Konynlooze Duinen. De voordeelen en nadeelen van dit gedierte worden hier naauwkeurig aangeweezen, gelyk ook veelerleye kleine schelmeryen, hier toe betrekking hebbende.
In het vyfde Hoofdstuk treft men aan, eene Verhandeling over de Voordeelen, die van de Duinen kunnen worden getrokken. In de eerste plaats komen hier in aanmerking de Afzandingen, waar door niet alleen het tot zeer veele gebruiken zo noodig zand wordt bekomen, maar ook veele vruchtbaare gronden, die onder het zand bedolven lagen, bloot komen, waar door voorheen barre zandgronden menigmaal in vruchtbaare landsdouwen worden veranderd. In het byzonder handelt ook de Commissie over de zogenaamde Harger Zandery, onder Schoorl, alwaar zand wordt gevonden, 't geen, wel gezuiverd, 't meest gelykt naar de beste witte geraspte melis-zuiker: zynde vooral, aangaande dit zand, aanmerkenswaardig, dat de
| |
| |
Engelschen hetzelve van hier met geheele scheepslaadingen haalen, als zynde een voor hun onontbeerlyk ingredient in de zamenstelling van hun fyn wit glas. Behalven het zand, leveren de Duinen ook goede turf op, vooral in Haagambacht, achter Schuddegeest; en op veele plaatzen Dary, een zoort van veenachtigen grond, minder geschikt tot brandstoffe, dan de eerstgemelde turf.
Verder worden de Duinen beschouwd als ten hoogsten geschikt tot linnen- en garen-bleekeryen, zo wegens hunne ligging, als wegens het water, 't geen men alomme in de Duinen aantreft, 't geen zo zuiver is, als het maar ergens in het Vaderland wordt gevonden.
Behalven gebruiken van minder belang of algemeenheid, verdienen insgelyks alle aandacht de menigvuldige duinplanten, waar onder zeer veele zyn van het grootste nut, zo in het Huishoudelyke, als in de Geneeskunde. Het Duingras is ook het beste en fynste in zyne zoort, waarom ook de Duinzooden de geschiktste worden gerekend tot het aanleggen van Tuinen en Plantzoenen. Teffens vindt men ook allerley vliegend en loopend wild in de Duinen, en dus zyn zy zeer geschikt tot de jacht.
Niet minder gewigtig is het artikel, 't welk handelt over de boschagien der Duinen, die op veele plaatzen in dezelve, enkel in het wild en van zelven opgegroeid, gevonden worden, 't geen ook aan anderen gelegenheid gegeeven heeft, om konstboschagien in dezelve aan te leggen, welke allernuttigste kweeking in de laatste jaaren meer en meer is uitgebreid, niet alleen in de vlakten, maar zelfs in den omtrek van steile zandheuvels, die nergens nuttig toe scheenen. De boomen, die het best in deeze gronden groeijen, zyn Berken, Abeelen, Eiken, Sparren en Dennen, gelyk ook Popels en Poeswillig. Inzonderheid heeft men ook zederd eenige jaaren, met het grootst voordeel, eene weinig bekende Virginische Popel geplant, in het raauwe zand, in 't welk men bezwaarlyk iets anders kan voortkrygen.
Wat de Beweiding der Duinen aangaat, hieromtrent wordt aangemerkt, dat dezelve over het algemeen weinig betekent, en steeds zeer gering zal zyn, zo men niet vooraf de plaatzen, die men beweiden wil, beteelt, en verder door mest en begreppeling tot bruikbaar weiland bekwaam maakt, 't geen zeer mogelyk is, gelyk met
| |
| |
genoegzaame voorbeelden wordt beweezen. Voorts worden eenige weinige voortreffelyke schaapweideryen gemeld, in welke, door vermenging van Spaansche Rammen met Inlandsch vee, en de verdere daar toe vereischte zorgen, veel beter en fynder wolle wordt verkreegen, dan anderzins hier te lande ergens plaats heeft.
Zeer uitvoerig handelt de Commissie over de beteelde gronden in de Duinen, en doet ons van naby kennen eenige groote onderneemingen ten dien einde, met groot voordeel ondernomen, gelyk ook eenige kleinere. Teffens doet zy de redenen kennen, waarom veele zo slegt in hunne onderneemingen geslaagd zyn: deeze hebben naamelyk groote oppervlaktens der Duingronden ontgonnen, en niet gezorgd, om tusschen den geroerden grond ongeroerde streeken te laaten. Teffens hebben zy verwaarloosd het planten van eene genoegzaame bemanteling, het stellen van scheidhaagen en dykjes, 't welk alles ten gevolge heeft gehad, dat de winden, dus vat in den raauwgemaakten grond krygende, den geheelen aanleg door eene algemeene verstuiving hebben bedorven. Andere hebben ook hun anderzins goed begonnen werk bedorven, door op den duur den grond te bebouwen, zonder denzelven, op zyn tyd, behoorlyk te bemesten; 't geen dus ook niet wel, dan ten laatsten op eene doodelyke onvruchtbaarheid, kon uitloopen.
Wat de voortbrengzelen betreft, die het best op de Duinen voort willen, heeft de Commissie waargenomen, dat men het best slaagt met Aardappelen en Rogge. Boekweit en Haver kunnen 'er ook geteeld worden; doch het eerstgemelde graan mislukt wel eens, en het tweede heeft eene sterke bemesting van nooden. Tusschen de Rogge zaait men dikwyls Klaver, met eene zeer goede uitwerking, dewyl men dan, na het inzamelen der Rogge, groen land over houdt, tot het weiden van vee. Ondertusschen moeten de graanzoorten afgewisseld worden, en over het algemeen slaagen de wintergraanen beter, dan zomergraanen; om dat de eerstgemelde, door reeds in den Herfst uit te spruiten, de verstuiving beletten. Met voordeel teelt men ook in de Duinen veele moeskruiden, als Erwten, Groote Boonen, Veldsla, Knollen, en zelfs Wouw. Nog komt in aanmerking het aanleggen van konstweiden, tot welke men zich zekerlyk met veel nut, van Spurrie en andere gewassen, zou kunnen bedienen. Eindelyk zyn de groote Brunswyksche Knol- | |
| |
len een heerlyk product der Duinen; willende dezelve in de drooge gronden zo wel slaagen, dat zy Knollen opleveren, meer dan elf ponden zwaar. Niet alleen beschouwt de Commissie derzelver aankweeking nuttig, om voedzel voor het vee te verschaffen, maar wel voornaamelyk, om ze in den grond te laaten verrotten, die, naderhand omgeploegd wordende, dus heerlyk bemest en geschikt wordt bevonden, tot het ontvangen van allerleye graanzoorten. Te meer valt deeze handelwyze aan te pryzen, om dat dezelve reeds gediend heeft, om onmeetelyke en onvruchtbaare hooge zandgronden in Pommeren en Brandenburg in vruchtbaare akkers te herscheppen.
|
|