Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1799
(1799)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRapporten. Zevende Stuk. Behelzende de Rapporten No. XXV-XXXII, over de Doctoren, Chirurgyns, Apothekers, Vroedmeesters en Vroedvrouwen: het verkoopen van Geneesmiddelen, door onbevoegde Persoonen: de Kwakzalvers: en No. XXXV, over het Geneeskundig Onderwys. 112 bl.De vier eerstvoorkomende Rapporten deezer Verzameling handelen over de wederkeerige plichten der beoeffenaars van de verschillende takken der Genees- en Heelkunde; voorts over de voorzorgen, welke by derzelver admissie moeten in acht genomen worden: gelyk ook over de Examina en het onderwys der Leerlingen in de Heel-Vroed- en Kruidmengkunde, waaromtrent veele nuttige gedagten en ontwerpen voorkomen. Het volgend XXIX Rapport handelt over het verkoopen van Geneesmiddelen door onbevoegde Persoonen, en bevat, op bl. 70, onder anderen, deeze aanmerkenswaardige verklaaring. ‘De Ondergetekenden beschouwen het als eene verbaazende hardigheid voor de Apothekers, dat Lieden, gelyk de zo even gemelde Winkeliers, die zich nimmer op de verkryging van Pharmaceutische kunde hebben toegelegd, in de zelfde voordeelen zouden deelen, met hen, die zich jaaren daarin geoeffend, en veel tyd en vlyt, ter verkryging deezer kunde, besteed hebben. - Terwyl zy het als eene der schadelykste insluipingen beschouwen, dat Lieden, - die niet alleen de daar toe vereischte kundigheden missen, maar ook, by het begaan van misslagen in de bereiding der middelen, aan geene de minste verandwoording onderhevig zyn, zich bezig houden met het gereedmaaken van Geneesmiddelen, waar van zy de kragten niet, of niet dan zeer gebrekkig, kennen, en dus byna niets van de uitwerkingen kunnen berekenen.’ Op zich zelven is dit alles waar en gegrond. Doch wil men uit gronden van rechtvaardigheid den Chymisten enz. het verkoopen van zamengestelde middelen beletten, | |
[pagina 23]
| |
waarom is men dan niet even gestreng, in het verbieden der Medicinale Practyk aan de Apothekers? Waarom laat men hun dan, op bl. 66, het practiseeren, in alle voorkomende gevallen, toe, voor zo verre het eerste, en des noods een tweede, Recept aangaat? Of is het dan geene hardigheid voor de Doctoren, die zich jaaren geoeffend, en veel tyd en vlyt ter verwerving hunner kunde besteed hebben, dat Apothekers, die zich nimmer op de verkryging van Medicinale kunde hebben toegelegd, in dezelfde voordeelen deelen zouden? Mogelyk zal men zeggen, het is maar voor een eerste of tweede Recept. Doch wie zal zulks nagaan, en wie zal beletten, dat 'er geene meerdere onder dat voorwendzel worden geleverd? Hier komt nog by, dat een eerste of tweede Recept, in eene geweldige ziekte, in den beginne, of tegen den tyd eener aanstaande Crisis, gegeeven, zeer gemakkelyk omtrent leven of dood kan beslissen, en dat zeer veelen door eene onkundige behandeling op deeze wyze omkomen. Voeg hier by, dat, in veele gewigtige ziekten, twee wel ingerichte Recepten genoeg kunnen zyn, en dus de Apotheker, zo hy eenigzins kundig is, zich ongestraft de geheele behandeling der ziekte, tot groot nadeel van den Geneesheer, onder dit voorwendzel, zal kunnen aanmaatigen. Rapport XXX handelt over de Kwakzalvers, en bevat niets, dan nuttige instellingen, die de hoogste goedkeuring verdienen. Het volgend XXXI Rapport handelt over de Stads Doctoren, Chirurgyns en Breukmeesters. Volgens dit ontwerp moeten 'er nog zeven Stads Doctoren worden aangesteld; by de eerste aanstelling op eene jaarwedde van honderd guldens; doch vervolgens, zonder daar iets voor te genieten. Ieder deezer Doctoren zal een twaalfde deel der Stadsarmen, met alle mogelyke zorge, moeten bedienen, geduurende een jaar: zullende hy daar niets voor genieten, dan, zo hy het wel gemaakt heeft, een vereerend Declaratoir van het Committé van Gezondheid, 't geen hem daarentegen zal corrigeeren, zo hy niet volkomen heeft voldaan. Ook zal een der jonge Doctoren, die tot deeze post wordt opgeroepen, dezelve niet mogen weigeren, of men zal hem alle uitoeffening zyner konst, in de Stad en derzelver Jurisdictie, verbieden. Over de schreeuwende onbillykheid van dit ontwerp hebben wy reeds el- | |
[pagina 24]
| |
ders gesprookenGa naar voetnoot(*). Over het algemeen zullen wy 'er nog byvoegen, dat, naar ons inzien, de Apothekers en de Heelmeesters, die in de Commissie hebben gezeten, zich eene meerderheid hebben weeten te verkrygen, die een aantal, voor de Doctoren, vernederende en nadeelige besluiten heeft doen gebooren worden. Waarom wy het ten hoogsten noodig zouden oordeelen, dat, als men de ontwerpen der bewuste Commissie in train zal brengen, alle die artikelen, welke betrekking hebben tot de relative verplichtingen van Doctoren, Chirurgyns en Apothekers, nogmaals door kundige en onpartydige lieden wierden nagezien. Hetgeen by dit Rapport aangaande de Stads Heelmeesters en Breukmeesters is bepaald, vinden wy niet onbillyk. Het volgend XXXV Rapport deezer Verzameling bevat eene welingerichte Instructie voor de Stads Vroedmeesters en Vroedvrouwen: terwyl het laatste deezer Verzameling een naauwkeurig ontwerp behelst tot een algemeen en verbeterd Geneeskundig Onderwys hier ter Stede, 't welk voorzeker van het grootste nut zou kunnen weezen. |
|