Ten betooge van de groote waarde der Euangelieleer, beroept hy zich op de grootheid van Jesus, den Stichter van onzen Godsdienst; daarna op de zekerheid der Euangelieberichten van Jesus persoon en leer, omdat zy alle kenmerken van echtheid en Goddelykheid bezitten; op de innerlyke waarde der Euangelieleer, omdat men daarin alleen den weg gebaand ziet tot ons eeuwig geluk; op den verbaazenden voortgang en de groote kracht van het Euangelie, by de uitbreiding van het Christendom, zelfs onder afgelegene Volken; op de duurzaamheid van dat geschenk door alle volgende eeuwen tot op onzen tyd; op den duuren prys, dien ons de verkryging van een gezuiverden Godsdienst gekost heeft; op de gewenschte vrucht, die 'er zoo veelen, in ons Vaderland, door Jesus Geest, tot verlichting, bekeering en troost, uit getrokken hebben; op de groote diensten, die de Euangeliebediening aan de Maatschappy bewyst; op de voortduuring der Christelyke Leer, onder de listigste aanvallen en den grootsten tegenstand; op het onschatbaar voorrecht, dat, daar de bekendmaaking van het Euangelie niet algemeen was, dezelve ons echter te beurt viel, en dat de prediking van hetzelve onverhinderd voortgaat, ook in onze dagen: welk alles, met geduurige invlechting van zeker soort van stichtelyke overdenkingen, of toepasselyke aanmerkingen, tot bevordering van het nuttig gebruik van het gestelde by eenvoudige Christenen, tamelyk breedvoerig in de byzonderheden ontwikkeld wordt.
Veel korter loopt het tweede deel dezer Verhandeling af, daartoe strekkende, om de noodzaakelykheid der openbaare Euangelie-prediking uit het voorgaande af te leiden. Hier legt de Leeraar zich voornaamelyk toe, om zyne geloofsgenooten het groot belang van de instandhouding van den openbaaren Godsdienst te doen bezeffen, en by hun aan te dringen op het eenstemmig gebruik van gepaste middelen, die in dezen tyd tot dat einde zouden kunnen in 't werk gesteld worden. De zwaarigheden, waaronder het Gereformeerde Kerkgenootschap, door de gebeurtenissen van den tyd, gedrukt gaat, zyn in 't oog van den Eerw. eppens zoo groot niet, of 'er kan nog wel in voorzien worden. Hy heeft nog al goede gedachten van de Dissenters, die de Gereformeerden niet zeer hard zullen vallen. Deze zullen ook, volgends de letter der Constitutie, nog vry wat behouden. Hy wacht niet weinig van de werkzaamheden der aangestelde Kerkelyke Com-