Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijLeevensberigt van den eerwaardigen James Fordyce, D.D.(Uit het Engelsch.)
‘Nimmer blyven wy in gebreke, om, indien 't ons mogelyk is, ons Mengelwerk op te cieren met de Leevensberigten van Buitenlanderen, wier Werken, in 't Nederduitsch vertaald, de zodanigen, als 't ware, in zekeren zin, Landgenooten, wat de Letterwereld betreft, gemaakt hebben. Lang waren wy, den dood verstaan hebbende van Dr. james fordyceGa naar voetnoot(*), begeerig, om aan een Leevensverslag deezes Zedekundigen, en by onze Landgenooten, door veele zyner Werken, in dat vak, met roem bekenden Mans een plaats te geeven. Wy twyfelden niet dit te zullen vinden in eenig Engelsch Werk, 'er op uit om verdienstlyke Landgenooten te vereeuwigen. De langwyligheid en ongeregeldheid in het verkrygen van Boeken, uit dat Land, heeft ons buiten de mogelykheid gesteld, om ons verlangen, eer dan nu, ten deezen opzigte, voldaan te vinden; en verwylen wy daarom niet, 't geen wy des gevonden hebben, mede te deelen. - Het bevat veel weetenswaardigs, veel voor den redelyken Christlyken Godsdienst vereerends, veel 't welk ons aan de onderscheidene in onze Taale overgebragte Schriften herinnert. Het verhaal van 's Godvrugtigen Mans uiteinde, 't welk wy, volgens het volkomenst naarigt, des betreffende, geheel zullen plaatzen, zal ons fordyce voorstellen, als stervende in die beginzelen, welke hy anderen ingeboezemd hadt; stervende met die aandoeningen, welke zyne redelyke | |||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||
Godsvrugt ademende Schriften elken verstandigen Leezer inboezemen. - Zyn Leeven beschouwd-zyn uitgang gezien. - Ik twyfel niet, of de beste onzer Leezeren zullen wenschen, in hun kring, zo geleefd te hebben, om, by den jongsten stap op 's leevens loopbaane, gelyk fordyce te kunnen denken en spreeken.’
James fordyce, een uitsteekend Godgeleerde onder de Protestantsche Dissenters, werd omtrent den Jaare MDCCXX, in de Stad Aberdeen, gebooren. Hy stamde af van zeer agtenswaardige Ouderen, die het zonderling geluk genooten, om, in een kinderryk Huisgezin, meest alle met meer dan gewoone gaven van den Hemel beschonken te zien, welke zy met alle zorgvuldigheid en vlyt opkweekten. Zyn Vader, een zeer geagt Man, bekleedde meer dan ééns de hoogste Regeeringswaardigheid in Aberdeen. Zyne Moeder stak onder de Vrouwen uit in kloek verstand, in beminnelyken aart, en voorbeeldlyke Godsvrugt. Op de Taalschool te Aberdeen, en in het Marischal Collegie, te dier Stede, volbragt by de loopbaane der Taalkunde, Wysbegeerte en Godgeleerdheid. Nog zeer jong zynde, verkreeg hy, volgens de wyze van bevorderen daar te Lande gebruiklyk, vryheid om het Euangelie te prediken. Welhaast werd hy Leeraar te Brechian, in het Landschap Angus. Eenige jaaren te Brechian gestaan hebbende, werd hem aangeboden de Parochie van Alloa, digt by Stirling. De Ingezetenen waren vooringenomen met een ander Leeraar, dien zy kenden, en met een vooroordeel tegen den hun onbekenden fordyce vervuld. Hy ving, overzulks, zyn Dienstwerk aan onder het onaangenaam gevoel van den haat zyner Gemeente. Doch welhaast bragt hy die ongegronde opvatting te onder. Eensdeels, door den nadruklyken trant, op welken hy zyne Leerredenen voordroeg; anderdeels, en wel voornaamlyk, door den inneemend vriendlyken geest, welken hy betoonde in het volbrengen van de meer byzondere Amptspligten eens Leeraars, het bezoeken en onderwyzen der Leden zyner Gemeente; pligten, welke, op dien trant als dezelve volvoerd worden door de Kerklyken in Schotland, veel meer dan de Leerredenen toebrengen tot het Godsdienstig on- | |||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||
derwys van de onaanzienlyker Leden der Gemeente; en die soort van vereeniging en gemeenschap voortbrengen tusschen hun en de Leeraars, welke de laatstgemelden in staat stelt, om, by verscheidene gelegenheden, een diepen en byblyvenden indruk op hunne gemoederen agter te laaten, en hun, gevolglyk, maatiger, arbeidzaamer en Godsdienstiger te doen worden, dan dezelfde classe van menschen is, in eenig gedeelte des Ryks. Niemand wist beter, dan Dr. fordyce, hoe party te trekken van deeze wyze der Volksleeringe. Door zynen onvermoeiden yver in dit en andere deelen van zyn pligt, won hy zo zeer de agting en liefde der Leden zyner Gemeente, dat het vooroordeel week, en plaats maakte voor bewondering. De verknogtheid dier Gemeente aan haaren Leeraar werd welhaast zeer sterk; en toen hy, naderhand, deeze Standplaats verliet, en voor die van Londen verwisselde, werd zyn vertrek algemeen betreurd. Het was staande fordyce's verblyf te Alloa, dat hy zich, als Schryver, deed kennen, door de op elkander volgende uitgave van drie Leerredenen. Een over de Welspreekenheid op den Predikstoel, gevoegd by de Kunst van Prediken, door zynen Broeder david opgesteld. Een ander over de Wyze van Stichting te bevorderen door openbaare Inrigtingen, uitgesprooken by de Bevestiging van den Eerw. gibson, te St. Ninians, in den Jaare MDCCLIV, in het volgend jaar met Aantekeningen uitgegeeven. De derde over den bedrieglyken en vervolgzieken Geest der Paaperye, in het zelfde jaar uitgesprooken voor de Synode van Perth en Stirling, die, kort naa dat ze in 't licht kwam, van eene tweede uitgave gevolgd werd. Alle deeze Redenvoeringen trokken de aandagt, en verdienden ze. Maar eene Redenvoering, die, meer dan de voorgaande, opmerking baarde by het hooren, en vervolgens by het leezen, toen dezelve in den Jaare MDCCLX het licht zag, was zyne Leerreden, over de Dwaasheid, Schande en Elende van Zondig Vermaak, uitgesprooken voor de Algemeene Vergadering der Kerk van SchotlandGa naar voetnoot(*). De Schildery, | |||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||
in deeze Leerreden opgehangen, van de rampzalige gevolgen en uitwerkzelen van zondig vermaak, droeg alle blyken van eene meesterlyke hand. De geest, de fraaiheid van opstel, de staatlyke ernst, het vuur, het gevoel, waar mede dezelve werd voorgedraagen, bragt een diepgaanden indruk voort op de talryke Vergadering van Leeraaren, en andere Mannen van den eersten rang, en verhief den Prediker tot eene hoogte zonder mededinger onder zyne Broederen in Schotland, als een in Welspreekenheid op den Kansel allen overtreffenden RedenaarGa naar voetnoot(*). Omstreeks deezen tyd ontving de Eerw. fordyce den rang van Doctor in de Godgeleerdheid, van de Academie te Glasgow. Met den Jaare MDCCLX, werd hy, eenstemmig, door de Gemeente der Protestanische Dissenters, in Monkwell-street, te Londen, geroepen tot Amptgenoot van Dr. lawrence, toen afgeleefd en zwak. Naa diens, kort daar op volgend, overlyden, was hy de éénige Leeraar dier Gemeente, en hield met het waarneemen van zyn Dienstwerk aan tot den Jaare MDCCLXXXII, wanneer het verval zyner Gezondheid, die zints een geruimen tyd afgenoomen was, het voor hem noodig maakte, den Predikstoel niet langer te beklimmen. - Niet lang had hy in Monkwell-street gepredikt, of zyne bekwaamheden als Leeraar verschaften hem eene algemeene bewondering. Het aantal van de Leden der Gemeente groeide schielyk aan; en hy predikte, verscheide jaaren agtereen, met de kragt der Welspreekenheid, en het vuur van Godsvrugt, voor eene altoos talryke en menigwerf opgepropt volle Vergadering. De uitwerking van Dr. fordyce's openbaare Redenvoeringen werd niet alleen vermeerderd door een houding en voordragt, op welke hy voorbedagtlyk uitgeweest was, en waarin hy gelukkig slaagde; maar ook door zyne persoonlyke gestalte, die op den predikstoel allerdeftigst was; door de uitdrukking op zyn gelaad, die ten allen tyde sterk was; doch meest bezield, wanneer de vuurigheid van zyn geest zich verhief in den Eerdienst, toegebragt aan den god der Waarheid. Het is | |||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||
door veele zyner Toehoorderen opgemerkt, dat hy, by veele gelegenheden, niet alleen scheen te spreeken; maar de overtuiging, der zielen zyner Hoorderen, in te storten. Zyn oog, in de daad, was buitengemeen helder en doordringend; en hy hadt byzonder gelet op het uitwerkzel, 't welk een Redenaar dikwyls vermag voort te brengen op de Vergadering, door het verstandig en welberaamd gebruik van het veelbeduidend en spreekend oog. Dr. fordyce muntte als Schryver niet min uit dan als Prediker, en 's Mans Schriften werden algemeen geleezen, bewonderd, en veele in verscheide Taalen van Europa overgezet. In het stuk van welspreekenheid en smaak worden zy door weinige, in het stuk van zedelyke strekking door geene, overtroffen. Wat de Godgeleerde Gevoelens van Dr. fordyce aanbelangt, zy liepen in geene uitersten; zy draagen de kenmerken van eene gemaatigde en vrye denkwyze, voegende aan het Character van een Dienaar der Euangelieleere. Zyne onbekrompene denkwyze nam met zyne jaaren toe; nogthans, zonder dat hy te beschuldigen was van die zo zeer schielyke overgangen in begrippen, die eer tot blyken strekken van voorbaarigheid in het besluiten, dan van bedaard onderzoek; en die eer eene ligt getroffene en verrukte verbeelding, dan een bondig oordeel, aankondigen. Men heeft gezegd, dat 's Mans vrye denkwyze in 't einde tot Deistery oversloeg; doch van deeze blaam is hy ten vollen gezuiverd door Mr. lindsay; die, de sterkste bewyzen voor het tegendeel bygebragt hebbende, in de Lykreden over hem uitgesprooken, betuigt: ‘Let hier op, ô Voorstanders van het Ongeloof! en eerbied de redelyke zegepraal van een Geloof op Rede gegrond. - Beschouwt dit, gy Jongen! en laat u niet vervoeren door de begochelingen van een Stelzel, 't welk geene beginzels heeft van eene genoegzaame sterkte om u te behoeden tegen de valstrikken der ondeugd, en geen hoope schenkt, gelyk deeze, om uw hart te onderschraagen, wanneer het ongeluk u aangrypt, of de krankheid u op het kwynend ziekbedde stort. - Neemt dit in agt, ô Ouden van jaaren! en vind 'er u door bemoedigd, om, met vreugde, te loopen 't geen u nog af te leggen staat op de loopbaane der sterflykheid; ten einde gy, naa het geloove gevolgd, de gedagtenis vereerd, en gedeeld te hebben in de vertroostingen der | |||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||
zodanigen, die uwe voetstappen, in uwe jeugd, op het pad der deugd vestigden, gy ook hier naamaals deelgenooten moogt weezen van hun gezelschap, deelgenooten hunner vreugde in de gewesten van eeuwigduurende vriendschap.’ Sectenyver en Dweepery mogten een kreet tegen zyne Beginzelen opheffen, of, onder de hand, ter benadeelinge zyns naams, ongunstige berigten wegens zyne gevoelens verspreiden, aan zyne Godsvrugt viel geen twyfel. Deeze straalde door, met den volsten glans, in alle zyn Schriften; deeze hadt altoos in zyn openbaar Dienstwerk uitgemunt, dikwyls steeg dezelve tot een hoogte van heiligen yver op. Dan behoorde fordyce niet tot der zodanigen aantal, wier Liefde tot god, de liefde tot de Menschen, welke daar uit gebooren en daar door bezield moet worden, als verteert; die een grooten en veel gerugts maakenden yver betoonen voor de Zielen hunner Medemenschen, zonder blykbaar iets te voelen 't welk hun lichaamlyken staat en behoeften betreft. Neen! zyn hart gloeide niet warmer van Eerbiedenisse voor god, dan van weldaadigheid aan zyne Medemenschen; en miste hy nimmer, by alle gelegenheden, te toonen, hoe werkdaadig hy was in het bewyzen van liefdeblyken, zo verre zyne omstandigheden zulks gehengden. Zo agtenswaardig was fordyce in zyn openbaar Character; in het huislyk leeven was hy beminnelyk en bemind. Byzonder teder betoonde hy zich in zyne huislyke betrekkingen. Zyn onderhoud in gezelschap was vrolyk, bevallig en leerzaam; en, schoon zyn voorkomen altoos eerwaardig was, bespeurde men 'er geen stugge strengheid in. Het was de waardigheid der deugd, die, wel verre van de vryheid des onderhouds te belemmeren, zelfs de opwellingen ter vrolykheid niet dempte, of eenig noodloos bedwang lag op de onschuldige vreugd der jeugdige jaaren. Na de herderlyke zorg over zyne Gemeente, met den Jaare MDCCLXXXII, afgelegd te hebben, bragt hy het grootste gedeelte zyns overigen leevens door, op een Landgoed in Hampshire, in de nabuurschap van Lord bute, met wien hy gemeenzaam verkeerde, en tot wiens groote Boekery hy een vryen toegang hadt. Kort naa den dood van zyn Broeder, Dr. william, ging hy na Bath, naa veel geleden te hebben van eene borstkwaale, aan welke hy veele jaaren onderhevig geweest was. Deeze | |||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||
en andere zwakheden en ongemakken, aan hooge jaaren eigen, verdroeg hy met een volmaakt Christlyk geduld. Hy eindigde zyne dagen op den eersten van Wynmaand des Jaars MDCCXCVI; zes-en-zeventig jaaren bereikt hebbende. Hy stierf met de vrede Gods in 't harte, in de zegepraalende hoope des Christendoms, die zyne uitzigten in het toekomende opklaarde, en de verschrikkingen zyner ontbindinge wegnamen. Dat wy des niet te veel zeggen, zal het volgend berigt zyns afstervens, door zyne Weduwe aan een Vriend geschreeven, ten vollen bevestigen. - ‘Naauwlyks ontmoeten hier twee persoonen elkander, zonder een lofspraak over myns Mans Character, en een traan wegens zyn dood - maar hy is niet gestorven - naar allen schyn werd hy zagtlyk overgevoerd. - Wy sleeten een zeer genoeglyken naamiddag en vooravond in myne kleedkamer, waar hy gaarne zat, om de frissche lugt van de valei daar beneden, en het heerlyk uitzigt: want hy behield, tot het laatste, zyn smaak voor alles wat schoon is in de Natuur. Wy hadden ons onledig gehouden met william cooper's Sermon to the Jews. - Ik las vervolgens eenige Psalmen en Liederen. - Ach! sprak hy, dit voert my te rugge na Monkwell-street, daar zongen wy dezelve met myne nog geliefde Gemeente; dan wy zullen die naamaals op hooger toon aanheffen! - Zich tot my wendende, voer hy voort: Wy hebben tegenwoordig genoeg geleezen voor deezen avond - laaten wy, eer wy gaan eeten, nog eenig muzyk hebben. Myne Nigt speelt zeer goed: onmiddelyk zette zy zich aan een Forte Piano, om te speelen, en hem te ondersteunen in het zingen zyner geliefdste Stukjes; zy zong mede, dit vermaakte hem dermaate, dat hy het haar deed herhaalen: zich daar op tot my vervoegende, sprak hy: Hoe veele dingen hebben wy niet ontvangen, waar voor wy onze dankbaarheid behooren te betoonen! Een musicaal gehoor is eene gaave, eenigen geschonken, anderen onthouden: 'er zyn veele dingen ryklyk om te genieten in dit leeven; in alles, wat ons tot god opleidt, mogen wy genoegen scheppen; wat ons van Hem verwydert, hebbe men te schuwen. - Daar zyn Boeken, Godsdienst-pleegingen, Voorbereidingen tot het Avondmaal, Voorbereidingen tot den Dood, enz. geheeten; doch, wat my betreft, ik heb nimmer kunnen denken, dat zodanige Voorbereidingen bestonden in gezette tyden tot die verrigtingen, en dan tot | |||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||
de Wereld weder te keeren, als hebbende, ten aanziene van den Hemel, genoeg gedaan. Een Mensch is niet waarlyk tot den Dood bereid, dan wanneer hy, in den doorgaanden loop zyns leevens, zich geheel aan god overgeeft; derwyze, dat zyne Ziel in den Hemel is, eer hy derwaards gaat; en hier toe kan hy alleen komen, door, in stille eerbiedenisse, alle zyne gedagten, woorden en daaden, tot god t'huis te brengen; waar over ik u zo dikwyls onderhouden heb. - Ik antwoordde: “Dat is waar, Doctor! dit is het kenmerk, waarvolgens een Mensch zichzelven moet beoordeelen: want een Mensch kan zich wegens zyne bedryven niet voor god beroepen, indien zyne daaden in zyn geweeten hem veroordeelen.” - God zy geloofd! myne geliefde henriette, vervolgde hy, dat onze gevoelens in het Godsdienstige zulk eene zamenstemming met elkander hebben. Het heeft een groot gedeelte van het genoegen myns leevens uitgemaakt, dat gy met my smaak kondt vinden in zulk eene denkwyze. - Daar zyn verscheide bronnen voor u overig, indien ik u verlaat. Ik verlang zeer, dat gy 'er u van bedient. Nevens den Godsdienst en de Heilige Bladeren, hebt gy Boeken, Vrienden, en de Muzyk: ik zou 'er meer kunnen byvoegen; maar dit is genoeg. - Werp u zelve neder voor god, in den naam des Verlossers. Hy zal zorge voor u draagen - Hy zal u Vrienden verwekken! Ik verlangde ons gesprek eene andere wending te geeven, en zeide, met ontroering: “Maar gy bevindt u immers beter, myne Waarde!” - Ik heb het, antwoordde hy, zeker gemaklyker, en minder pyn gehad, dan twee of drie weeken geleden; 'er schynen zich eenige gunstige tekens op te doen; en ik verzeker u, myne Waarde! dat ik het leeven geenzins moede ben: want, schoon de Almagtige weet, dat ik reeds lange bereid geweest ben voor zyn opontbod, nogthans zal ik, indien het hem behaage myn leevenslamp nog een weinig tyds te laaten branden, dit met genoegen genieten; ik ben de zyne! Fordyce zat den gewoonen tyd naa het avondeeten op; hy hadt 'er zonder wederzin van genuttigd. Omtrent elf uur schelde hy de Meiden boven; die, nevens my en myne Nigt, hem na zyn slaapkamer hielpen. Tot myne onuitspreeklyke vreugde, scheen het hem minder moeite, dan den laatsten tyd, te kosten, om de trappen op te klimmen: dit viel hem wel eens zo moeilyk, dat hy | |||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||
op elke plaats, waar het voeglyk kon geschieden, een stoel gereed vond, om 'er op uit te rusten, eer hy verder klom. Hy vereenigde zich met ons in de betuiging van dankbaarheid en verwondering, dat hy, langer leevende, meer gemaks zou hebben. Hy sprak met my, op eene aangenaame wyze, over verscheide onderwerpen, tot één uur, en stond 'er toen op, dat ik na bedde zou gaan, en my, door zo laat op te blyven, niet afmatten. Ook verbood hy my, in den nagt op te staan (gelyk ik uit bezorgdheid voor hem menigmaal gedaan hadt,) ten ware dat hy my riep. Hy deed my dit belooven. Wy omhelsden elkander, en scheidden. Ik verliet hem welgemoed, helder van gedagten, en getroost; ja, ik mag zeggen, vrolyk. Wy vielen, elk in ons vertrek, in slaap; maar, dewyl het myne eene deur van gemeenschap hadt met het zyne, kon hy zich niet verroeren, zonder dat ik het hoorde. Hy werd omtrent twee uuren wakker, stak een waschlicht aan zyn lamp aan, die beide op een bedtafeltje stonden, met zyne medicynen. Hy ontstak dit licht, om te beter te kunnen zien by het inneemen van geestryke druppen: maar, vergeetende het waschlicht uit te doen, brandde het voort, en smeulde; de reuk hier van deed hem ontwaaken; misschien eenigzins onthutst. - Hy riep aan my. Ik lag in myn eersten slaap. In het donker opstaande, struikelde ik, en stootte met myn hoofd tegen de deur. Die stoot hinderde my eenige minuten, en vertraagde myne komst. Ik hield my sterk, om hem niet te ontrusten. - Ik riep u, myne Waarde! sprak hy, ten einde de stank van het uitgegaane waschlicht u niet mogt verschrikken. Gy hebt, door dien stoot, uw opkomen by my duur betaald. - Dit zeggende, stond hy op, en riep de Meiden tot twee of drie keeren met een sterke stem. Zy, nevens myne Nigt, waren ras by ons. Met allen ernst drong ik 'er op, dat hy weder te bedde zou gaan; doch hy weigerde zulks, vóór dat ik iets tegen de ontsteltenis zou genomen hebben. Toen sprak hy: Zyt gy beter? Ik antwoordde: “ô Ja, wel! zeer wel!” God zy geloofd! sprak hy, zyne handen om hoog heffende; en, met deeze woorden in zyn mond, viel hy in onze armen, zonder eenige zugt te loozen, of dat wy eenig geratel in zyn keel hoorden. Zyn Geest was onmiddelyk opgevaaren tot god, die denzelven gaf. - Zo | |||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||
sterk was myn Geloof, dat ik op dit oogenblik dagt: Hy, die het oor vormde, zal myne klagt hooren, en het eerwaardig stof weder leevendig maaken. - Myne Dienstbooden vloogen allerwege heen, en haalden een Doctor en Chirurgyn. Zy deeden wat zy konden, om het leeven weder op te wekken; doch te vergeefsch. Hy was uit myne armen gerukt, die altoos in myn hart zal blyven. Ik zag hem niet meer.’
Zo beschreef de Egtgenoote, eenigen tyd naa dit afsterven, den dood haars Mans, die zich door de volgende Werken by zyne Landgenooten, en door eenige ook by ons, beroemd gemaakt heeft.
| |||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||
Deeze uitmuntende Geschenken voor Neêrlands Jongelingen en Jonge Dogters, van den beminnelyken fordyce, zyn, by gemelden Drukker, ieder in III Deeltjes, nog te bekomen. |
|