| |
Waarneemingen over de zeden en gebruiken der Portugeesen.
(Ontleend uit murphy's Travels in Portugal.)
(Vervolg en Slot van bl. 494.)
Weinig tyds vóór dat ik van Lissabon vertrok, hield ik het middagmaal in eene Spaansche Ordinaris, niet verre van het Klooster van St. Franciscus, met een Heer, die een Inbooreling was van Maltha, en een Lid van de Ridderorde, die den naam diens Eilands draagt. De algemeenheid zyner kundigheden, welke hy ten toon spreidde, en de juistheid zyner aanmerkingen, bewoogen my, om hem zyn gevoelen ten opzigte van de Portugeesen te vraagen. Hy was gereed om my daar op te dienen, en zyne my medegedeelde waarneemingen komen, zo ver myn geheugen het heeft toegelaaten op te tekenen, hier op neder.
‘'Er is geen Volk in Europa, welks weezenlyk Character minder bekend is dan dat der Portugeesen; want, vermids hunne Taal weinig geleerd, of buiten 's lands verstaan wordt, is alles, wat wy, ten hunnen opzigte, weeten, voornaamlyk uit Spaansche Schryvers ontleend; en zelden spreekt een Spanjaard gunstig van een Portugees. De laatsten, in tegendeel, welk een denkbeeld zy ook met de daad van de Spanjaarden mogen vormen, worden door de voorschriften der Christlyke Liefde geleerd met gemaatigdheid van hun te spreeken. Hier van hebben wy een treffend voorbeeld in joseph texera, een Portugeesche Dominicaaner Monnik. Deeze leefde in de zestiende Eeuw, en was Biegtvader van Don antonio, vermoedelyken Erfgenaam der Kroone van Portu- | |
| |
tugal, dien hy op eene reize na Frankryk vergezelde. Hier verklaarde hy, in een zyner Leerredenen, dat wy verpligt zyn alle Menschen lief te hebben, van welk een Godsdienst, Secte of Volk, zelfs de Castiliaanen.
Uit hoofde van de Staatkundige vyandschap, welke zints eeuwen bestaan heeft tusschen die twee mededingende Mogenheden, is het waarschynlyk, dat de berigten, welke wy van de Portugeesen ontvangen uit handen der Spanjaarden, van dien aart zyn, dat wy 'er niet op kunnen vertrouwen. - Indien wy, van den anderen kant, het Character der Portugeesen opmaaken uit de Schryvers diens Ryks, dan zullen wy ons moeten voorstellen, dat zy niet alle mogelyke goede hoedanigheden bezitten, welke immer by eenig Volk worden aangetroffen; maar ook ontheven zyn van alle kwaade eigenschappen. Dan dit is even 't zelfde als de ydele pooging eens Schilders, om een schoone schildery, zonder schaduwen, te maaken.
Volgens de beste bescheiden, welke ik heb kunnen inzamelen, zyn de oude Portugeesen een dapper, werkzaam en edelmoedig, Volk geweest. In een tydperk, wanneer de andere Volken van Europa in vadzige luiheid en diepe onkunde gedompeld lagen, betoonden zy zich vlytig in de voortplanting des Christendoms, in het uitrooijen des ongeloofs, en het uitbreiden van den kring onzer kundigheden ten deezen aanziene.
Noodzaaklykheid, de moeder van veele bedryven, was de bron van alle hunne groote onderneemingen. Aan de eene zyde aangevallen door een magtigen en rustloozen nabuur, aan den anderen kant door de Mooren, die langen tyd het Land beroerd hadden, vorderden dier strooperyen en zamenzweeringen het betoon van allen vermogen, 't welk de zenuwen van den Staat konden bybrengen, om deszelfs onafhangelykheid te handhaaven. In 't einde werden de Ongeloovigen verjaagd; en zagen zy den trotsch der Castiliaanen vernederd.
Onder de Regeering van joannes den I, toen de Portugeesen zich ontslaagen vonden van buiten- en binnenlandsche vyanden, vervolgden hunne Krygslieden, aan de hardigheden des Krygs gewoon, en dier Veldheeren, bezield door Krygsroem, de Barbaaren tot in Africa. Hunne gevegten in die oorden, schoon onvoordeelig, en bykans verderflyk voor den Staat, gingen, in het einde, vergezeld van zeer gelukkige gevolgen voor de Mogenheden van Europa: dewyl zy een geest van onderneeming
| |
| |
aanbliezen en verspreidden, welke naderhand aanleiding gaf tot alle de hedendaagsche ontdekkingen in de Zeevaard.
De Lusitanische Soldaaten waren stoutmoedig en dapper, gehard tegen alle ongemakken des krygs, tegen vermoeienis, honger en dorst, welke zy, met het taaist geduld, leeden in de heetste lugtstreeken. In het veld grensde hun moed aan onbezonnenheid; hun natuurlyke vuurigheid van aart kon niet beteugeld worden, zelfs door de strengste krygstugt; zy betoonden zich al te zeer gesteld om proeven van dapperheid te geeven met buiten regel te vegten, waar door zy, alles in de war brengende, zich de nederlaage op den hals haalden; maar, wanneer zy in den phalanx streeden, vondt de vyand hun onverwinnelyk.
De rykdommen van Asia, de verstapping der Krygstugt, gepaard met de onkunde en inhaaligheid hunner Landbestuurders in Indie, bedierven in 't einde de Soldaaten, en wischten alle grootsche trekken van hun voorig Character uit.
Elk deel des Staatsbestuurs neigde ten val, toen Koning sebastiaan den Throon beklom; op hem, als een laatste toevlugt, was al de hoop des Volks gevestigd. De blyken van moed en dapperheid, welke hy hun, in het vroegste tydperk zyns leevens, gegeeven hadt, scheenen de vervulling hunner verwagtingen te spellen; hy erfde zeker een goed deel der dapperheid zyner Voorvaderen, schoon de tyd welhaast ontdekte, dat hy zeer luttel van hunne voorzigtigheid bezat. Geen Vorst was immer met grooter zugt na roem en vermaardheid bezield, noch zogt een rechtstreekscher weg om die te verkrygen. Het geluk des Volks maakt de waare beroemdheid eens Vorsten uit; dit nogthans was het minst, door sebastiaan gezogt. De ydele zugt, om in Krygsroem uit te steeken, nam hem geheel in, en dien beloofde hy zich te zullen behaalen in de velden van Africa: dan hy, en het grootste gedeelte der geenen, die hem derwaards volgden, plukten 'er geen lauren; maar vonden 'er ontydig hun graf.
De dood van deezen Vorst zou men min betreurd hebben, indien zyn Throonopvolger geen man geweest ware, wiens beste leevensdagen verloopen, en wiens verstandige vermogens met dezelve gesleeten waren. Hy was geheel ontbloot van die bekwaamheden, die de bloedende wonden des Ryks, welks bestuur hy aanvaardde, konden
| |
| |
heelen. De Voorzienigheid, als 't ware de vast naderende ontbinding des Portugeeschen Ryks gadeslaande, schonk het een Cardinaal-Koning, om het stervende den zegen te geeven. - Zo zien wy, dat Koningryken, even als byzondere Persoonen, hunne Kindschheid, Manbaarheid, en Ouderdom hebben. Het Portugeesche Ryk, onder een hendrik aangevangen, ging onder een hendrik ten gronde. De eerste was een Held en een Staatsman beide: de laatste bezat geene van die hoedanigheden; noch vulde het gebrek daar van aan, door zyne wysheid.
Philips de II voegde nu de Kroon van Portugal by die van Spanje. Het was de onveranderlyke Staatkunde van dien Vorst, en van diens Opvolgers, geweest, om Portugal in een staat van onderwerping en dienstbaarheid te houden, door het van middelen ten welstand en voorspoed te ontzetten, en dagelyks meer en meer te berooven; tot in het einde de Portugeesen, niet langer de ketens hunner vreemde Meesters kunnende draagen, opstonden; en door hun vast besluit, met eensgezindheid gepaard, het gebrek aan magt vergoedden, in het afwerpen van het slaafsche juk; en zints is dit Ryk steeds weder toegenomen onder eigene Vorsten.
Het is, egter, blykbaar, dat de vordering deezes Ryks in geenen deele geëvenredigd is aan de ryke bronnen van verbetering; ook is de oude Krygsgeest des Volks niet weder opgewekt. Eenige overblyfzels van den moed der Voorvaderen mogen nog hier en daar onder hun schuilen; doch de minagting, waar mede zy den Krygsman beschouwen, is genoegzaam om alle vonken van Krygsonderneeming uit te dooven. Zints veele jaaren hebben zy Officieren by het Voetvolk toegelaaten, zonder bekwaamheden, zonder opvoeding; wier onkunde de misbruiken vermenigvuldigde, en de Krygstugt deedt verslappen. Het misbruik liep in 't einde zo verre, dat men Officieren aanstelde, genomen uit de Huisbedienden van Edele Familien. Toen de Graaf de lippe tot Hoofdbevelhebber der Portugeesche Krygsmagt was aangesteld, poogde hy de waardigheid van den Krygsman te herstellen. Op zekeren tyd ten middagmaal zynde by een Portugeesch Edelman, Collonel in den Krygsdienst, was een der knegts, die de tafel bedienden, in Officiers-Uniform gekleed: op dit vreemd vertoon des onderzoek gedaan hebbende, bevondt hy, dat die tafelbedienaar Capitein was by een Regiment voetvolk: onmiddelyk rees hy
| |
| |
op, en drong door, dat deeze Krygsman-tafelknegt dit werk zou staaken, en nevens hem plaats aan tafel neemen.
Het is altoos de handelwyze geweest van verstandige Generaals, om eene zekere maate van waardigheid aan Krygsposten te hegten; zy hielden het daar voor, dat Hoogmoed zo zeer te pryzen was in een Krygsman, als Nederigheid in een Priester; dat slaafsche Dienstbaarheid en Krygsgeest met elkander niet bestaan konden. Dit was gemelden Graave de lippe's grondregel; en zo groot was zyn yver voor de eer der Wapenen, dat hy openlyk verklaarde, een oneer te zyn voor een Officier, wegens eene aangedaane belediging geene voldoening te eischen, of die, gevorderd zynde, niet te geeven.
Zints de Regeering van josephus den I, namen de zaaken een keer ten goede, niet alleen in het Leger, maar in bykans alle deelen des Ryksbestuurs. Toen deeze Koning den Throon beklom, lagen Landbouw en Manufactuuren zo zeer verwaarloosd, dat het Volk, ten aanziene van voedzel en kleeding, van vreemde Volken afhing; de Kunsten werden veragt, en de Inkomsten waren schaars. De Engelschen verzorgden, overeenkomstig met het Verdrag van Methuen, de Portugeesen van Wollen Kleeding, waar voor zy Wyn ontvingen. De aanmoediging, door dit Verdrag aan den Wynbouw gegeeven, en de gemaklykheid, waar mede de Portugeesen, door langduurige ondervinding, deezen arbeid voortzetten, bewoog de Landlieden, om den Landbouw te verwaarloozen, en zich geheel op het planten van Wynstokken toe te leggen; hier door vermenigvuldigde de Wynoogst, doch de Graanteelt nam in dezelfde maate af.
Zodanig was deels de toestand van Portugal, wanneer Koning josephus tot zynen eersten Staatsdienaar Senhor carvalho, naderhand bekend onder den naam den Marquis de pombal, benoemde. Het Ryksbestuur van dien grooten Staatsman maakt een Tydperk uit in de Jaarboeken van Portugal. Hy poogde, en niet te vergeefsch, de aandagt des Volks te bepaalen tot deszelfs waare belangen. De Landlieden werden verpligt hunne Wyngaarden te verminderen, en een derde gedeelte van dezelve tot Graanlanden aan te leggen. Deeze wyze inrigting ging gepaard met zo hoogstheilzaame uitwerkzelen, dat het tot den dag van heden toe gerekend
| |
| |
wordt voor een der heilzaamste bedryven zyns Ryksbestuurs.
Naardemaal bevolking het natuurlyk uitwerkzel is des Landbouws, verschafte hy bezigheid voor het opkomend en aangroeiend Geslacht, door Manufactuuren van veelerlei aart op te richten. Vlytbetoon deezerwyze opgewakkerd, begon het Land eene nieuwe gedaante aan te neemen. De Koopman sloeg de hand aan den handel, voorheen alleen door Vreemdelingen gedreeven; de Landman voedde en kleedde zich, en zyn Gezin, met de voortbrengzelen van eigen grond.
De poogingen van den Marquis, dus verre met eenen gewenschten uitslag bekroond, zetten hem aan tot verdere onderneemingsn. Hy poogde desgelyks een geest van vlytbetoon op te wekken by de Volkplantelingen, die langen tyd in de traagheid van het Moederland gedeeld hadden. Maar weetende, hoe zeer het een vrugtloos bestaan zou weezen, werkzaamheid en vlyt te verwagten van lieden, gebukt gaande onder de knellende ketens der slaavernye, deedt hy een Bevelschrift uitgaan, by 't welk de Inwoonders van Brazil, en van andere Volkplantingen aan de Kroon toebehoorende, in hunne vryheid hersteld, en geroepen wierden om dezelfde vrydommen te genieten als de Inboorelingen van Portugal. - Eene daad zo vol regtmaatig- en menschlykheids, is genoegzaam om vergoeding te doen voor veele Staatkundige zonden, den Marquis de pombal ten laste gelegd; en het strekt ter standhoudende eere van Portugal, dat het, de eerste onder de hedendaagsche Volken zynde, die het menschdom verslaafde, ook het eerste was, dat het voorbeeld schonk, om die banden te slaaken.
Portugal, op dat ik 'er dit nog byvoege, was het eerste Ryk, 't welk Europa eene les gaf in Zeevaard en Koophandel, op eene groote schaale gemeeten. Hadt Prins hendrik niet bestaan, wy zouden waarschynlyk nooit van columbus gehoord hebben. “'t Is,” merkt voltaire op, “aan de ontdekkingen der Portugeesen in de Oude Wereld, dat wy die van eene Nieuwe Wereld hebben dank te weeten.” Zy waren, met de daad, de eersten, die de kust van Africa bezogten, 't geen het denkbeeld van het bestaan der Westerwereld inboezemde, en den weg na Indie ontdekte.
Een Volk, 't welk dus vroegtydig bezig geweest is in zo veele hachlyke en grootsche onderneemingen, en,
| |
| |
als 't ware, zyne kragten uitputte, wanneer de meeste der hun omringende Volken eerst uit de sluimering begonnen op te waaken, mogt met rede eenige rust neemen. Het schynt, dat het heden op nieuw een werkzaamer spoor zal opslaan; en wy moeten het aan den tyd overlaaten, om te zien, of het immer den ouden verdienstvollen naam der Lusitaniërs zich zal waardig maaken.’
|
|