| |
Beknopt bericht der reize van La Peyrouse, rondsom de waereld.
La peyrouse vertrok, op den 1 van Oogstmaand 1785, van Brest, met het Fregat la Boussóle, voerende honderd-zeventien man, in gezelschap van het onder zyn bevel staande Schip l'Astrolabe, onder den Capitein de Langle, die honderd-achttien man aan boord had. Op den 15 dier maand kwamen de Schepen aan te Madera, en op den 29 te Teneriffe, alwaar zy, van wegen zyne ziekelyke gesteldheid, den Burger Monge ontscheepten, die thans een aanzienlyke plaats bekleedt onder de Geleerden die den grooten Buonaparte verzellen. Den 29 van Herfstmaand kwamen zy onder de Evennachtslinie, en ankerden eerlang by het Eiland St. Catharina, op de Kust van Brazil, om zich van het noodig hout en water te voorzien. Van daar reisde men Zuidwaards, om het zogenoemd groot Eiland van la Roche te zoeken, 't geen door veelen gehouden wordt voor het Land, 't welk Vesputius, op zyne derde Reize, in 1502, ontdekte: dan men zogt dit, mogelyk verdicht, Eiland te vergeefsch.
Op den 25 van Louwmaand 1786 waren de Schepen voortgezeild tot aan de Straat van la Maire, en voeren door dezelve, op een halve myl afstands van het Vuurland, alwaar zy zich omringd vonden van Walvisschen, die, daar zy nooit door iemand aangevallen waren, zeer gerust, tot op een pistoolschoot na, aan de Schepen naderden: nergens zou men denklyk met meer voordeel de Walvischvangst kunnen oefenen, dan in deeze Zeeën.
| |
| |
Op den 9 van Sprokkelmaand waren de Schepen door de Straat van Magellan reeds in de Zuidzee aangekomen. Naar zyne gedagten was la peyrouse gezeild over die plaats, alwaar het voorgewende Land van Drake op de Kaarten is afgebeeld; doch hy bragt niet veel tyds door met daar na te zoeken, dewyl hy aan deszelfs bestaan niet geloofde. Vóór hem had niemand deezen gevaarlyken tocht gedaan, zonder een groot gedeelte van zyn volk door de scorbut te verliezen, en eene menigte zieken aan boord te hebben; doch aan boord van deeze Schepen was alles gezond.
Op den 24 van deeze Maand ankerden de Schepen in de Baai der Stad Conception. Deeze Stad, een vierde deel eener myl van de Rivier Biobio gelegen, bevat ongeveer tienduizend Inwooners, en is de woonplaats van een Gouverneur en een Bisschop. Het Land, aan den zuidkant der Rivier gelegen, wordt bewoond door Indiaanen, die steeds met Spanje in oorlog zyn. Nergens vindt men een vruchtbaarder Land: het Koorn geeft hier een oogst van zestig tegen een; de Wyngaarden zyn even vruchtbaar, en de Velden bedekt met ontelbaare Kudden, die, zonder dat 'er eenige moeite aan behoeft besteed te worden, tot in het oneindige vermenigvuldigen.
Op den 8 van Grasmaand bevonden de Reizigers zich by het Paasschen-Eiland, waar zy wel ontvangen wierden door eenige honderden naakte Indiaanen, aan welke zy eenige Europeesche Graanen en Huisdieren mededeelden. De bewooners van dit Eiland zyn zeer goedaartig, en hebben zelfs geene verdenking, dat de hier aanlandende Vreemdelingen iets kwaads tegen hen in den zin zouden kunnen hebben. Men vindt by hun eenige beginzels van Konsten; gelyk bleek uit eene vry wel gemaakte Scheepshelling, en uit eenige colossaale Standbeelden, niet zonder moeite en overleg vervaardigd. Daarentegen vond men by hun geen de minste spooren van Regeering, of van eenigen Godsdienst. De Mannen laaten niet de minste jalouzie blyken, schoon de Vrouwen den Vreemdelingen haare bekoorlykheden zonder eenige weerhouding aanbieden. Men meent zelfs bespeurd te hebben, dat zy alle Vrouwen en Kinderen, als een algemeen eigendom, bezitten. Ondertusschen zyn deeze Indiaanen, gelyk de meeste hunner Nabuuren, dieven van hun ambacht, en alle vriendelykheden, welke zy den Europeaanen betoo- | |
| |
nen, alleen gegrond op de hoop om dezelve zo veel te gemaklyker te kunnen besteelen.
Wat laater passeerden de Reizigers de Evennachtslinie ten tweeden maale, en bezochten de Sandwichs-Eilanden. Aldaar vonden zy ongeveer dezelfde Zeden en Gebruiken als op het Paasschen-Eiland; alleen met dit onderscheid, dat hier daar te boven eene Godsdienstoefening en een Priesterschaar gevonden wierden. Deeze omstandigheid deed la peyrouse gissen, dat deeze lieden geen menschenvleesch-eeters waren, en ook geene menschelyke offerhanden deeden aan de booze Geesten. Toen men hun vroeg, of zy ook menschenvleesch aten, antwoordden zy, dat zy daar van een grooten afschrik hadden, en dat zy ook geenzins den Heer Cook, die hier vermoord was, hadden opgegeeten. Ondertusschen kan men niet ten vollen af op zodanige gissingen en getuigenissen; naardien Cook, in tegendeel, de zekerste bewyzen had, dat de bewooners van Nieuw Zeeland menschenvleesch-eeters zyn: terwyl de gewoonte, om de gesneuvelde vyanden op te eeten, bykans algemeen plaats heeft by alle bewooners der Eilanden van de Zuidzee.
Van de Sandwichs-Eilanden begaven zich onze Reizigers Noordwaards, en bevonden zich op den 23 van Zomermaand 1786 in het gezicht van den Berg van St. Elias, op Behrings-Eiland. Op den 2 van Hooimaand ankerden zy in eene nieuwlings door hen ontdekte Haven, op eene Noorderbreedte van 58 Gr. 37 Minuten. Tot hier toe hadden zy zich over het onschatbaar geluk verheugd, van eene zo groote Reize gedaan te hebben, byna zonder een man te verliezen: dan, by het inzeilen van deeze Haven, verdronken, op het onverwagtst, een-en-twintig mannen, die met vier Chaloupen uitgezonden waren, om de noodige peilingen, enz. te doen, en, eer zy daar om dagten, door het geweld van een snellen stroom omverre geworpen wierden, en dus omkwamen. Eer la peyrouse van deeze noodlottige plaats vertrok, liet hy, op een Eilandje in het midden der Baai, een Gedenkteken oprigten, ter gedagtenisse van het ongeluk, deeze braave lieden overgekomen, en deed eene daar op toepaslyke Inscriptie, in eene wel verzegelde fles gestoken, aan den voet dier Gedenkzuil begraaven.
De wilde bewooners deezer Gewesten bragten eenige stukken en brokken der verongelukte Booten aan, en
| |
| |
gaven te kennen, dat zy een der Franschen op het strand begraaven hadden, waar voor men hun zeer wel beloonde. Voorts zond men met hun eenige Officiers, om nader te onderzoeken, hoe het hier mede gelegen was: naar maate zy verder van het Schip af geraakten, eischten en bekwamen de Inlanders meer belooning, en maakten zich eindelyk zoek, door een verhaaste vlucht. Toen bleek het, dat zy zulks maar enkel hadden uitgestrooid, om rykelyk beloond te worden: ook is hunne bekwaamheid in steelen en bedriegen zo groot, dat bykans nergens huns gelyken gevonden wordt. Wanneer zy eene vriendelyke en verplichtende houding aanneemen, zegt la peyrouse, kan men reeds verzekerd zyn dat men bestoolen is. Deeze lieden, voegt hy 'er by, zyn luiaards, groote speelers, zeer oploopend van aart, en steeds gewapend met ponjaards, om de geschillen, over het spel ontstaan, te beslissen: zo dat, indien zy nog daarteboven kennis hadden aan eenig dronkenmaakend vogt, zy misschien zelve hun geheel geslacht zouden uitroeijen. De bewooners deezer landstreeken bidden de Zon aan, met grooten yver; doch men vindt by hun verder noch Eerdienst, noch Priesters. By een zo onbeschaafd Volk zou men niet ligt eenige bekwaamheid in de fraaije Konsten vermoeden: zy hebben daar in echter aanmerklyke voortgangen gemaakt; want zy verstaan het Yzersmeeden, het Koperslaan, het Spinnen der Wolle van verscheidene Dieren, het Vlechten van Hoeden en Manden uit verschillende soorten van halmen, het Weeven, enz. Ook verstaan zy het Graveeren van aartige figuuren in hout en steen; terwyl zy ook eene soort van Edelgesteente nabootzen, door het hakken en polysten van Coraalen van Slangensteen. Doch in den Landbouw zyn deeze Volkeren, even als de overige bewooners van de Eilanden der Zuidzee, onbedreeven.
In deeze tochten langs de Noordwestlyke Kusten van Noord-America, heeft la peyrouse gelegenheid gehad, om zeer naauwkeurig de waare lengte en breedte te bepaalen van een aantal tot hier toe onbekende plaatzen en baaijen; zynde hy hier in gelukkiger geweest dan Cook, die, door het guure weder, 't geen hy aantrof, dikwyls in de onmogelykheid was, om zyne waarneemingen met de vereischte naauwkeurigheid te neemen. Men kan zich niet genoeg verwonderen over de uitmuntendheid der nieuwe wyze van waarneemen, waar van men thans gebruik
| |
| |
maakt, om de ligging der plaatzen naauwkeurig te bepaalen. Zo voortvaarende, als men thans begonnen is, zal, binnen den tyd van eene Eeuw, op den Aardbodem geen plekje overblyven, welks ligging niet naauwkeurig bepaald is.
Op den 15 van Herfstmaand 1786 liep la peyrouse met zyne Schepen in de Baai van Montercy, op California, binnen, waar hy door de Spanjaarden op het vriendelykst ontvangen wierd. Een Luitenant Generaal, hier zyne woonplaats hebbende, is Gouverneur van de beide Californien, een Land van meer dan achthonderd mylen in den omtrek. Met minder dan driehonderd Soldaaten, houdt hy vyftigduizend, door dit gedeelte van America heen en weder zwervende, Indiaanen in bedwang. Van hier vertrokken de Reizigers naar Macao in China, geheel over de groote Zuidzee, alwaar zy, na eene Reis van omtrent drie maanden, aankwamen, in het begin van Louwmaand 1787. Zy voeren van hier, langs de Kusten van China, Japan en Tartarye, naar Kamtschatka, op eene Noorderbreedte van 56 Gr., van waar la peyrouse zyne Journaalen, te land, naar Frankryk overzond, door middel van den Russischen Tolk Leneps, die hier van boord ging. De Capitein gaf hem alhier zyne gedenkschriften over, met eene hevige aandoening van droefheid, die een voorgevoel scheen in te sluiten van zyn aanstaand noodlot, het geen hun voor altoos dreigde vaneen te scheiden.
Thans zetten deeze onvermoeide Reizigers hun tocht wederom Zuidwaards voort, tot aan den vyftienden Graad der Zuidelyke breedte, zonder dat het hun gelukte eenige belangryke ontdekkingen te doen, of iets merkwaardigs te ondervinden. Op den 6 van Wintermaand bevonden zy zich aan het, op die breedte, door Bougainville ontdekte Eiland Manoa, een der gelukkigste streeken der waereld; dewyl de bewooners, zonder dat zy eenig werk behoeven te doen, een onuitputlyken overvloed genieten van de voortreflykste spyzen, zo uit het Groeijend als uit het Dierlyk Ryk. Zy scheenen ook zeer gedienstig en handelbaar: niet alleen bekwamen de Reizigers van hun het helderste water, 't geen ergens gevonden wordt; maar ook een groot aantal varkens, hoenders, duiven, vruchten, enz. voor eenige glazen Snuisteryen van geringe waarde. Hoe gelukkig intusschen deeze Eilanders scheenen, kon men gemaklyk een kwaaden en moorddaadigen inborst in
| |
| |
hun erkennen, door de menigte van lidtekens, waar mede zy bedekt waren, en uit hunne wreede gelaatstrekken. Ras ondervond men ook hun trouwloozen aart: want de Capitein de Langle zich onder hun begeeven hebbende, met zestig mannen, zonder genoegzaame voorzorge, vielen deeze woestelingen, zo ras zy zich, door hunne groote meerderheid, van de overwinning konden verzekerd houden, op de Franschen aan, en sloegen Langle met elf zyner medgezellen dood; waar op de anderen de vlucht namen, en, met wonden bedekt, al zwemmende naar hunne Schepen ontkwamen. By deeze gelegenheid verlooren de Reizigers vier Booten, waar in veele goederen waren, tot ruilen geschikt, welke de Wilden onder elkander verdeelden. Uit dit en meer andere staaltjes van dien aart besluit la peyrouse, dat de wilde, natuurlyke en onbeschaafde, mensch, door veele romaneske Wysgeeren doorgaans afgebeeld als een zeer rechtvaardig en zachtgeaart wezen, eigenlyk het wreedste en trouwloosste is van alle schepzelen. Mogelyk zal men zeggen, dat hunne wreedheid een gevolg is der beledigingen, hun door de Europeaanen aangedaan: dan zulks had ten minsten in dit geval geen plaats; dewyl men deezen lieden niets dan alles goeds gedaan had, en de striktste orders, ten dien einde gegeeven, naauwkeurig opgevolgd waren.
Dit geval maakte de Equipagien der beide Schepen woedend; en indien la peyrouse het niet belet had, zouden zy eene geduchte wraak op de Eilanders genomen hebben. Eerlang vertrokken de Schepen van daar; en, van wegen de geweldige gisting der gemoederen, wilde de Bevelhebber aan geen der overige Eilanden van deezen Archipel aan land gaan. Daarentegen begaf men zich nu naar de Botany-Baai, in Nieuw Holland, alwaar de Schepen ter Reede kwamen, op den 24 van Louwmaand 1788.
Op deeze plaats schreef la peyrouse zyn laatsten Brief aan den Minister van het Zeewezen, in welken hy den tocht beschryft, dien hy voorneemens was te doen, om van daar naar Isle de France te zeilen. Ondertusschen is hy aldaar nooit aangekomen; terwyl de plaatzen van herkenning op deeze Reize zo gemaklyk, en zo wel bepaald zyn, dat 'er, volgens het eenpaarig getuigenis der best onderrichtte Reizigers, geen de minste hoop meer overig schynt, dat deeze Schepen, of hunne Equipagien, ooit weder te recht zullen geraaken.
| |
| |
Te vergeefsch heeft de Fransche Constitueerende Vergadering een Tocht doen onderneemen, om la peyrouse op te zoeken. Tien jaaren zyn nu reeds zedert dat ramspoedig tydstip verloopen, zonder dat men iets omtrent deeze Reizigers heeft kunnen gewaar worden; niettegenstaande de Zeelieden der verschillende Natien, op de Indiën vaarende, zich als om stryd beyverd hebben, om het hun overgekomen noodlot te ontdekken.
|
|