[Ingezonden.]
Aan de Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
medeburgers!
Den 15 April des voorleden jaars, des avonds laat buiten komende, wierd my berigt, dat den vorigen dag drie kinderen van een Landman, een half uur gaans van Steenwyk, door een dollen Hond gebeten waren. Ik gaf hiervan aanstonds kennis aan myn Vriend, den kundigen Geneesheer schuurman te Steenwyk, en verzogt hem den volgenden morgen deze kinderen met my te gaan bezoeken, het welk egter niet voor dien namiddag konde geschieden. Wy konden van de kinderen alleen gewaar worden, dat zy door een kleinen Keeshond, welke den vorigen dag; om dat hy beesten gebeten had, op Ruinerwolde vastgelegd, en van het touw was losgebroken, met veel woede gebeten waren; dat dit zelfde hondje des morgens te Westerbeeksloot heen en weer gelopen had, zonder iemand te beledigen, en van daar was weggejaagd. Naderhand vernam ik, dat hetzelve, na nog een kind, 't welk ook aan de watervrees gestorven is, gebeten te hebben, op de Oldemarkt, drie uuren van Steenwyk, is doodgeslagen. Nadat de wonden wel met azyn en water waren uitgewasschen, zyn ze alle met de grootste zorgvuldigheid gescarificeerd en zo veel doenlyk uitgesneden. - Daar 'er geen Belladonna-wortel te bekomen was, raadde ik Boom-olie met azyn te geven, welk middel my door alle Groninger Artzen berigt was nog nimmer gefaald te hebben, te meer, daar ik zelve in vyf