| |
Redenvoering over den invloed van den natuurlyken, zedelyken en staatkundigen toestand der volkeren, op hunne bouwkunde.
Uitgesproken door den Burger ponce, in eene Vergadering van een Genootschap der Weetenschappen, enz. te Parys.
De Wysbegeerte is niet vreemd aan de fraaije Konsten; zy is het, integendeel, welke, tevens met de Natuur, door derzelver beoeffenaars moet geraadpleegd worden, en die hunnen arbeid moet bestieren. Ongelukkig de Konstenaar, die, hardnekkig tegen haaren zachten invloed, zyne verbeeldingskragt niet ontsteeken voelt door de straalen van haaren fakkel.
| |
| |
De Bouwkonst is, zonder tegenspraak, eene der nuttigste Weetenschappen; zy draagt een grootsch kenmerk; zy doet de zinnen krachtdaadig aan; zy biedt eene ruime stoffe tot onderzoek voor de verbeeldingskragt, voor de opmerkzaamheid van den Wysgeer, en vour de nieuwsgierigheid van den Reiziger. Dikwyls ontdekt de wel onderrichte kenner der geschiedenissen, in het midden der Ruïnen, naauwkeurige voetspooren der zeden, gebruiken en wetten, van weleer vermaarde Volkeren, die niet meer bestaan.
Terwyl de Schilderkunst, de Muziek en de Beeldhouwkunde, de Zeden van een Volk door hunnen invloed leiden, is de Bouwkunde aan hun ondergeschikt, dewyl zy steeds te worstelen heeft tegen het gestrenge der zaizoenen, het ongunstige van het climaat, de woede der elementen, en de ongeschiktheid van den grond, die dikwyls, door zyne losheid, aan haare werken de noodige steunpunten ontzegt. Deeze weetenschap is steeds gebonden aan de vooroordeelen der Stervelingen; zy heeft gevoel van de vernedering der Volkeren, en van het bederf der Zeden. De Natuur, welke de Konstenaar nooit moet verwaarloozen, de Zedekunde en de Regeeringsform, hebben zodanig een invloed op de Bouwkunde, dat 'er geen minder onderscheid zou moeten zyn in den smaak en de vercierzels van twee Gedenkstukken, die tot hetzelfde oogmerk opgericht zouden moeten worden te Parys en te Peking; dan 'er plaats heeft, tusschen de platte daken van Italie, en de in eene spits toeloopende hutten der Siberiërs.
In Egypte, waar het byna nooit regent, hebben de meeste openbaare gebouwen geen daken; doch hoe meer men de Noord-Pool nadert, zo veel zwaarder en hooger wordt het dakwerk gemaakt, om te beter tegenstand te bieden aan de stortregens en sneeuwvlaagen, waar mede zy overlaaden worden. In dezelfde Gewesten voorziet men de huizen met weinig vensters, en plaatst dezelve, zo veel mogelyk, naar het Zuiden. In de Zuidelyke Gewesten zien de vensters daarentegen steeds naar het Noorden. In de heete Landstreeken zyn de straaten over het algemeen zeer naauw, en loopen zo veel mogelyk evenwydig aan de Evennachtslyn. Op de Eilanden onder den Wind, die op gezette tyden door Orcaanen onderst boven worden gekeerd; te St. Domingo, alwaar het aardryk dikwyls onder de voeten der inwooners wegzinkt, durft men om die redenen geenerley trotsch gebouw oprichten. Wendt men het oog naar Groot-Brit- | |
| |
tanje, dan ziet men dat de belasting op de vensterraamen een groot nadeel toebrengt aan de uitwendige verciering der huizen: naardien men, om die reden, 'er niet meer maakt, dan die volstrekt noodig zyn, om het licht en de lucht binnen te laaten. Ten tyde van julius caesar, wierd 'er te Rome eene belasting gelegd op het plaatzen van Kolommen aan de openbaare gebouwen, 't geen ten gevolge had, dat die vercieringen eerlang in onbruik kwamen. Op andere tyden en plaatzen heeft daarentegen de dweepzucht en het bygeloof aan de Bouwkonst groote beletzelen in den weg gelegd. De Mahomedaanen hebben bepaalde afmeetingen voor de huizen der verschillende Secten, en 'er valt niet aan te twyffelen, of de Gebouwen der heerschende Kerk zullen wel de aanzienlykste zyn. Op dezelfde wyze hebben zich de Bouwkonstenaars in de Roomsch Catholyke landen, geduurende verscheidene Eeuwen, steeds genoodzaakt gezien om de Chooren hunner Kerkgebouwen naar het Oosten te richten, niettegenstaande zodanig
eene plaatzing dikwyls in het geheel streed tegen de inrichting der toegangen. De zo nuttige Bouwkunde heeft dus steeds te kampen, zo tegen de vervolgingen der tollenaaren en de woede der elementen, als tegen de vooroordeelen en driften, die het menschdom onteeren.
De Reizigers, die langs de boorden des Nyls trekken, staan verbaasd over het gezicht der menigvuldige duivenhokken, die op eene zeer eentoonige wyze de daken der meeste wooningen uitmaaken. Deeze zonderlinge verciering is het gevolg eener wyze wet, welke een ieder berooft van zyn natuurlyk recht om te trouwen, en eene huishouding op te zetten, zo lang hy geen duivenhok gebouwd heeft: om dat de duivendrek de beste mest is voor een groot gedeelte van den Egyptischen grond, en niets de heilzaame overstroomingen van het Nylwater meerder hulpe biedt in het vruchtbaarmaaken des aardryks.
Te vergeefsch zou de Bouwkunde veelmaalen eene groote pooging willen doen: te vergeefsch zoude een groot Konstenaar zich willen verheffen boven den smaak zyner Eeuw. Zyne poogingen zullen ydel zyn, zo niet de openbaare toestand zyner landgenooten aan zyn scheppenden geest de noodige middelen tot uitbreiding zyner bekwaamheden verschaft. Het betaamt alleen aan een groot Volk, om aanzienlyke Gedenkstukken te doen op- | |
| |
richten. Het Gemeenebest van St. Marin zoude in zyn boezem kunnen bevatten beroemde Schilders, Boetzeerders en Beeldsnyders; doch het vernuft van een uitsteekenden Bouwmeester zoude zich daar al te veel bepaald vinden, en zyne stoute ontwerpen zouden eene reusachtige onevenredigheid daarstellen. 'Er bestaan zelfs Landen van eene onmeetelyke uitgebreidheid en van een zeer overvloedigen rykdom, in welke de Regeeringswyze den Konstenaar geenerhande hulpe zoude aanbieden, om zyne ontwerpen te doen slaagen.
In Frankryk bestaan zekerlyk veele Gedenkstukken, welke alleen door die van Griekenland en van Italie overtroffen worden; doch onder die, welke, geduurende de voorige Regeeringsform, gebouwd zyn, vindt men geen bepaalden kenschetzenden smaak, dan alleen in de Kerken. Ondertusschen was de Eerdienst, daar in geoeffend, niet gunstig voor de algemeene schoonheid; de te groote menigte benadeelde ook de volkomenheid deezer Gebouwen; terwyl men uit den aart der zaake ook niet kon verwagten die aangenaame verscheidenheid, die, in de gelykzoortige gebouwen der Grieken en der Romeinen, wierd waargenomen; om dat, in de Tempels der verschillende Godheden, geheel en al verschillende Eerdiensten wierden uitgeoeffend. Daarom zyn zy ook, het Pantheon uitgezonderd, naauwlyks de aandagt waardig van de kenners en beoeffenaars der verhevene Bouwkunde. De Paleizen der oude Koningen, hoewel vervuld met heerlyk uitgevoerde gedeelten, bezitten echter, het kolomwerk uitgezonderd, geenzins die voortreflyke eenheid van smaak, en daar door die waare groothied, die eigenlyk geschikt is om het verblyf uit te maaken van een Opperhoofd van een groot Volk. De reden hier van is, dat men nooit een algemeen bestek heeft gehad, en dat alles stukswyze is ontworpen en daargesteld. Daarenboven zyn zodanige Werken de voortbrengzels der eigenzinnigheid van lieden zonder kennis en zonder smaak. De geheime invloed van een Staatsdienaar, of van eene begunstigde lichtekooy, besliste doorgaans, wie de uitvoerder van het gemaakte ontwerp zou zyn; terwyl wederom de tegenwerking van een ander dikwerf het Werk in zyne daarstelling, door geheime inzichten, bedierf.
Wat verder betreft de Paleizen der ryke lieden; de afscheiding der leden van eene en dezelfde huishouding van
| |
| |
elkanderen; de verwydering van het vaderlyk opzicht; de menigvuldige dienstbooden, die insgelyks ruime vertrekken moeten hebben; de menigvuldigheid der vertrekjes, welke de behoeften der hedendaagsche Dames en Heeren vorderen; alle deeze uitvoerigheden in het uitwerken van een gebouw, die een groot aantal kleine vensterraamen vereischen, belemmeren den Bouwkonstenaar niet weinig, en het gelukt hem niet diergelyke tegenstribbelingen te overwinnen, dan door byzondere uitsteekende bekwaamheden; en 'er is een waarlyk scheppende geest noodig, om, desniettegenstaande, aan zodanige Werken die algemeene grootschheid, die schoone evenredigheden en die schilderachtige schakeeringen, te geeven, welke den waaren smaak der verhevene Bouwkunde kenschetzen.
Steeds hebben 'er in Frankryk bestaan, en men vindt 'er nog heden, zulke uitsteekende Vernuften, die gebooren schynen om de Konsten te doen herleeven. Onder de ouden kan men, in deezen opzichte, aanhaalen delorme, desbrosses, perrault, de mansards, souflot, en nog eenige andere; maar deeze groote mannen, overal met tegenkantingen moetende worstelen, hebben niet altoos gelegenheid gehad om hun talent te doen ontwikkelen. De buitenspoorige verkwisting der pracht en weelde in de huishouding aan den eenen, en de steeds vernieuwde uitputting der geldmiddelen, door de buitenspoorigheden van het Hof, aan den anderen kant, hebben de Regeering en de voornaame lieden steeds verhinderd, om hunne kragten te vereenigen, tot het daarstellen van zodanige gebouwen, als anderzins den Staat tot eere zouden gestrekt hebben. En hoe zeer wy zommige onzer nieuwere Gedenkstukken als zeer schoon bewonderen, smert het ons, dat wy daar in niet steeds aantreffen die vereischte evenredigheden, wier gemis niet zo zeer te wyten is aan den smaak van den Bouwmeester, dan wel aan de bekrompenheid der beurs, welke zodanig een Werk heeft moeten bekostigen. Daar de kundigste Werkmeester steeds bepaald is door de ruimte en de kosten tot de uitvoering bepaald, kan hy niet volmaaktlyk slaagen, zonder den zamenloop van duizend omstandigheden, die hy niet altoos kan te boven komen.
Toen Rome dat aantal van verbaazende Konststukken deed gebooren worden, waar van wy de overblyfzels
| |
| |
nog bewonderen, had die Waereldstad de Tarquinen verjaagd, en zy had de Vryheid bemagtigd. Of ten minsten, wat stukken van laater tyd betreft, de Romeinen herinnerden zich nog, dat zy vry waren geweest: want deeze beroemde Hoofdstad der waereld had onder de eerste Keizers nog haaren ouden werkzaamen geest behouden. De Romeinen waren toen nog het eerste Volk op den aardbodem. De vrye Konsten, na dat zy Griekenland verlaaten hadden, vestigden alhier hunnen zetel. Het Nationaal Character stortte zyn invloed uit over alle de voortbrengzelen der Konst. En hoe groot de gebreken der Romeinen ook thans reeds waren, 'er bestond, nog by hen, zo niet die waare liefde voor het Vaderland, welke alles voor hetzelve doet onderneemen, ten minsten de Volks-hoogmoed, die daar dikwyls de plaats van vervult. Voorts was ook de drift van dit groote Volk voor het Schoone zo vermogende, dat de Keizers, in tyden van Vrede, dikwyls gebruik maakten van de betoverende schoonheden der Bouwkunde, om hetzelve het verlies der Vryheid te doen vergeeten.
Het is aanmerkenswaardig, dat het waare Schoon zo kenbaar is in de Werken, die gebouwd zyn geduurende de gouden Eeuw van virgilius, horatius, ovidius, plinius, quinctilianus, enz. Zeer uitmuntende zyn ook de Gedenkstukken der dagen van trajanus en der antoninussen, die uitmuntende Vorsten, die tot een cieraad hunnes leeftyds verstrekten. Doch die waare kenmerken van het groote en schoone vindt men niet meer in de Gebouwen gesticht onder den dwingeland caracalla; zelfs ontmoet men geene aanmerkenswaardige overblyfzels van de Gestichten van den uitzinnigen geessel des menschdoms, nero. Het zo beroemd gouden Paleis en alle de andere Gebouwen van dien wreedaard zyn geheel vergeeten, niets is 'er van overgebleeven, en dus heeft men reden om te denken, dat alle kenmerken van waare grootheid daar aan ontbrooken hebben.
Indien, niettegenstaande de laagte, tot welke het Romeinsche Volk vervallen is, echter michael angelo, bramante en palladio Gedenkstukken hebben nagelaaten, die met de schoonste Stukken der Oudheid om den voorrang kunnen dingen, zo moet men de voortreflykheid deezer nieuwere Konstenaars minder toeschryven aan het gelukkig climaat van Italie, en aan de schoonheid der gebezigde bouwstoffen, dan wel aan eene soort van
| |
| |
trotschheid, welke deeze weleer zo groote Natie heeft overgehouden, en die, daar zy, in de tegenwoordige nietigheid deezer overwinnaaren der Waereld, geene grootere werkzaamheid kon uitoeffenen, zich geheel en al bepaald heeft tot de Fraaye Konsten, wier beoeffening den Italiaanen eene soort van vermaardheid gegeeven heeft. Het warm Climaat deezer Gewesten geeft ook mogelyk eene meerdere gevoeligheid aan de vezelen, en doet ze meer aangedaan worden door de voortbrengzels der nyverheid. Daarenboven is de Bouwkonst in Italie eene soort van wellust, en byna de eenige heerschende by lieden van gevoel. Eindelyk wordt de Konstenaar aldaar niet alleenlyk aangespoord door de schoone voorbeelden die hem omringen, maar insgelyks door den zuiveren smaak der Konstkenners en der uitsteekende liefhebbers van alle de Volkeren, die te Rome zamenvloeijen, als de plaats, die de Hoofdstad is der beminnelykste Konsten.
Met dat alles kan men niet ontkennen, dat de goede smaak allengskens in Italie begint te verdwynen, en dat een groot deel der hedendaagsche Konststukken zeer verre verwyderd is van den schoonen smaak der aloudheid, het geen alhier zo veel zichtbaarder is dan elders, van wegen de menigte der heerlyke Voorbeelden van Schoonheid, die den waarneemer van alle zyden omringen. Zodanig iets kondigt, zonder twyffel, aan, het naderend verval der konsten in deeze schoone Landstreeken, die het eeuwen lang hebben uitgehouden tegen de woede van het Bygeloof, en tegen de onverschillige vadzigheid der Regeering.
Het was in de eeuw van den grootsten bloei van Athene, in de tyden van pericles, in de oogenblikken van rust, en op kosten van geheel Griekenland, dat in die vermaarde Stad gesticht wierden het Parthenium, de Tempel van jupiter, en ontelbaare andere meesterlyke Gebouwen, die vercierd wierden met de onnavolgbaare Konststukken van phidias en praxiteles: om nu niet te spreeken van veele andere voortreflyke Stichtingen, die den Griekschen grond, in de gedenkwaardige oogenblikken zyner Vryheid, vercierden. Zodanige Konstwerken getuigen niet zo zeer de grootheid van Athene, dan wel der Atheniensers, en der Gemeenebesten, die derzelver nayveraars waren in roem en deugden. Dezelve strekken ten bewyze, dat de grootheid eener Natie niet alleen
| |
| |
moet geschat worden volgens deszelfs grondgebied, maar eerder naar den geest der inwooneren, de natuurlyke ligging des lands, de grootheid van zynen koophandel, de volmaaktheid zyner wetten, en, daar het vooral op aankomt, de naauwkeurigheid van derzelver uitvoering.
In verschillende Tydvakken heeft men eene langduurige rust kunnen genieten, in welke de menschen, vermoeid van moorden en verwoesten, nayverig hebben gescheenen van eene andere soort van roem. De Perstaanen, de Mediërs, de Egyptenaars, de Chineezen en de Mooren, hebben onmeetelyke Gebouwen opgericht; doch geen deezer Gedenkstukken, zelfs niet die geene, die in den nieuweren Gothischen smaak zyn ingericht, en die eenige ongedwongenheid en vastheid van geest vertoonen, bezitten de kenmerken van waare Schoonheid. De Konstenaars, het groote en het edele willende zoeken, hebben dikwyls alleen het reusachtige gevonden, en doorgaans hebben zy in de ongerymdheid den goeden smaak meenen aan te treffen. Te vergeefsch zoude men voor het tegendeel zich beroepen op de bekende Tuinen van Semiramis, wier bestaan alleen een gevolg was van eene wilde Oostersche verbeeldingskragt; op het zo vermaarde Persepolis; op den Doolhof van Memphis, nog honderdmaalen grooter dan die van Crete; op de Egyptische Pyramiden, die met haare toppen de wolken schynen te doorbooren, en op alle gelyksoortige zogenaamde Wonderen der Waereld, die voor het zweet en het leven van zo veele duizenden van menschen gekogt zyn, en die het aardryk eerder schynen te overlaaden dan te vercieren. Deeze aloude Gedenktekenen zyn voor den man van smaak, en in de oogen van den smaakvollen Konstenaar, niets dan onbehouwen klompen, die de verbeeldingskragt verschrikken, en die niets aan het hart en aan den geest doen gevoelen. De Wysgeer ziet in dezelve niets, dan de ydele poogingen van een hoogmoedigen dwingeland, om daar door zyne gedagtenis, indien mogelyk, der vergetelheid te ontrukken, en dezelve niet in het stof zyner begraafplaats te doen smooren.
Wanneer men de Meesterstukken van het oude Griekenland vergelykt met de nieuwere Gebouwen, in dat gewest gesticht door de Grieksche Keizers; wanneer men verder overweegt, dat de aloude Gedenkstukken van Griekenland en van Italie den grootsten trap van volkomen- | |
| |
heid bereikt hebben, dan zal men overtuigend zien, dat de ryke Landstreeken, de vrye Regeeringsformen, en de gemaatigde Gewesten, het best geschikt zyn om de Bouwkonst te doen bloeijen. Dat eindelyk de rust des vredes, de beschaafdheid der zeden, en eene blaakende hoogachting voor de voortbrengzels van den geest, by een Volk volkomen onontbeerlyk zyn, om te doen gebooren worden, of te doen herleeven, die schoone Tydperken van de Bouwkunde der Oudheid, wier Overblyfzels wy niet dan met bewondering kunnen aanschouwen.
|
|