| |
| |
| |
Aanmerkingen over de geneeskundige kragten van de bismuthkalk, (Magisterium Bismuthi.)
(Uit het Journal der Erfindungen, &c. Stuk II, p. 100.)
Het is in de daad zeer zonderling, dat zomwylen een voortreflyk Geneesmiddel, straks na dat het bekend wierd, wederom zodanig in de vergetelheid gedompeld wordt, dat het, zelfs in deeze veelweetende tyden, voor het meerendeel den beoeffenaars der Geneeskunde verborgen blyft. Dit is onder anderen ook het geval van de Bismuthkalk, welke, reeds in 1786, door odier (Samml. auserles. Abhandl. zum gebrauche pract. Aerzte, 12 Band s. 326) als een voortreflyk Krampstillend middel, byzonder tegen Maagkrampen, ten sterksten is aangepreezen; doch waar van men na dien tyd weinig meer gehoord beeft. Daar wy in staat zyn de gedagte waarneemingen met verscheidene proeven, door een uitmuntend Geneesheer genomen, ten vollen te bevestigen, zullen wy dezelve hier mededeelen, om ook het onze by te brengen tot de verdere bekendmaaking van een zo nuttig Geneesmiddel.
G * * den 19 Febr. 1793.
‘Het Magisterium Bismuthi, het geen odier, in 1786, en na hem eenige weinige andere Artzen, tegen Maagkrampen van allerlei soort hebben aanbevolen, schynt by ons, niettegenstaande deszelfs zo zeer geroemde werkzaamheid, nog niet veel gebruikt, en dus deszelfs heilzaame Geneeskragt niet naar behooren bevestigd, te zyn. Daar ik zelve, door myne ondervinding, van het nut deezes middels, tegen een der smertlykste en hardnekkigste kwaalen, overtuigd ben, achte ik my verpligt, tot verdere aanpryzing van hetzelve, het myne toe te brengen, en teffens andere Artzen te verzoeken, om insgelyks deszelfs werkingen te beproeven, en hunne waarneemingen openlyk mede te deelen. In veele Apotheeken is deeze Kalk nog niet ingevoerd als een inwendig Geneesmiddel, en wordt dus aldaar, tot nog toe, ook niet
| |
| |
met de vereischte zorgvuldigheid vervaardigd. Wy hoopen, intusschen, dat dit middel welhaast beter bekend zal worden, dan alleen als een uitwendig blanketzel, waar toe het tot hier toe voornaamlyk gebezigd wordt. Te Geneve, waar de Maagkrampen zeer veelvuldig zyn, gebruiken de Artzen, vooral de Heer odier, dit middel thans reeds zeer dikwyls; en in de Apotheek van den Heer colladon, daar ter plaatze, wordt jaarlyks ten minsten een pond van dit middel verbruikt. Zelve heb ik eerst voor korten tyd eenige Proeven met dit middel in het werk gesteld, waar van ik de volgende alhier zal mededeelen.’
| |
Eerste Geval.
‘Een Man, oud 45 jaaren, van een schraal gestel, die, onder eene maatige levenswyze, en zonder veel beroepsbezigheden, voorheen een goede gezondheid genoot, bespeurde, ongeveer een jaar geleden, een vingerbreed beneden den navel, naar den kant der valsche ribben der rechter zyde, in de diepte des onderbuiks, eene vaste, by tusschenpoozen wederkeerende, pynlykheid, die nu eens van een knypenden en dan eens van een steekenden aart was. Gewoonlyk verscheen dit toeval twee of drie uuren na den eeten, nu eens spoediger, dan eens traager, en duurde doorgaans drie uuren lang, of daaromtrent. De Lyder voer voort met zyne beroepsbezigheden waar te neemen; doch volbragt dit steeds gebrekkig. Door uitwendige drukking wierd de pyn noch vermeerderd noch verminderd, en op het gevoel kon men volstrekt niets tegennatuurlyks, op de aangedaane plaats, ontdekken. Door het drinken van melk en water bekwam de Lyder doorgaans eenige verligting; doch daar hy een liefhebber was van bier, kon hy zich daar kwalyk naar schikken. Waarschynlyk was de grond zyner kwaale te zoeken in een plaatzelyk gebrek van eenig ingewand, mogelyk in eene beginnende verharding van den twaalfvingerigen darm. Door Podagra of Ambeijen was de Lyder nooit aangetast geweest. Ook kon men niets in zyne voorige omstandigheden ontdekken, 't welk eenig licht ten opzichte van het ontstaan deezes ongemaks kon geeven. Zyn voorige Arts, een Man van wiens gegronde kennis men alles goeds verwagten kon, had met alle de aangewende middelen niets kunnen uit- | |
| |
voeren; het geen den ongeduldigen Lyder bewoog tot my zyne toevlucht te neemen. Daar ik met zekerheid niets over den eigenlyken aart der kwaale kon bepaalen, besloot ik my vooreerst by Palliative middelen te houden; ten welken einde ik de voorkeuze gaf aan het Magisterium Bismuthi. In den beginne gaf ik dagelyks drie maalen twee greinen, gemengd met zuiker; eerlang wierden de giften tot drie greinen vermeerderd, en zo
allengskens tot zes greinen. Reeds in den beginne gevoelde de Lyder eene aanmerklyke verligting; en toen de giften, na verloop van twaalf dagen, tot zes greinen waren vermeerderd, verdween de pyn geheel en al. Thans hield de Lyder op met het gebruik van het middel, en bleef vier weeken lang zonder pyn; doch wierd na dien tyd daar wederom door aangevallen. Door het herhaald gebruik van het middel verdween de pyn wederom; doch zo ras men met het middel ophield, keerde de kwaal, na verloop van eenige dagen, weder terug. Daar nu de Lyder eene grondige geneezing vorderde, en vreesde dezelve niet door dit middel te zullen verkrygen, verliet hy my, en nam zyn toevlucht tot een anderen Geneesheer; doch hoe het verder met hem is afgeloopen, zulks is my onbekend.’
Schoon nu in dit geval geene volkomene geneezing heeft plaats gehad, mogelyk doordien men niet lang genoeg met het middel heeft aangehouden, heeft het toch, zo lang het wierd aangewend, de ziekte in toom gehouden, en was dus ten minsten van veel meerder uitwerking, dan alles wat voorheen gebruikt was. Edoch, de beide volgende Gevallen zyn meer beslissend.
| |
Tweede Geval.
‘Een jong Vrouwspersoon, twintig jaaren oud, die, geduurende een langen tyd, aan kramptrekkingen en zenuwtoevallen van allerhande soort gezukkeld had, en, na een geweldigen schrik, dagelyks, na zonnenondergang, wierd aangetast door een aanval van bewusteloosheid, vergezeld met algemeene stuiptrekkingen, maakte, op myn raad, gebruik van Zinkbloemen en Valeriaan. Na zulks drie dagen lang gedaan te hebben, verdween dit toeval; doch nu bekwam zy, straks na het nuttigen van eenige spyzen, een geweldige Maagkramp. Dagelyks liet ik haar, vóór den eeten, twee greinen Bismuthkalk ge- | |
| |
bruiken; en reeds met de eerste gifte hielden de pynen op. Zy gebruikte het middel nog twee keeren, en haare pynen kwamen niet weder. Doch haar eerste ongemak op de zenuwen keerde naderhand meermaalen terug, na geweldige gemoedsbeweegingen.’
| |
Derde Geval.
‘Eene gezonde sterke Meid, drieëntwintig jaaren oud, wierd aangevallen door een geweldige Maagpyn, die dagelyks op onbepaalde tyden wederkeerde, en wel met zo veel geweld, dat de Lyderes haare smert niet kon verbergen, maar daar door als ineen kromp. Verdere omstandigheden kan ik aangaande de oorzaak der kwaale niet vermelden, naardien deeze Lyderesse op het land woonde, en ik alleen by monde over haaren toestand wierd geraadpleegd. Bezwaarlyk viel het dus, eene beredeneerde Aanwyzing tot geneezing te maaken; waarom ik het best dagt, maar aanstonds eene proef te neemen met de Bismuthkalk. Gelyk boven vermeld is, begon ik met giften van twee greinen, met zuiker gemengd, om dezelve allengskens te vergrooten. Naauwlyks waren, op dien voet, de poeders tot vier greinen Bismuthkalk vermeerderd, of zy wierd verlost van haare verschriklyke pynen, tegen welke, door verschillende Artzen, een groot aantal verschillende middelen te vergeefsch was voorgeschreeven, gelyk zy my met de hartlykste uitdrukkingen van vreugde en dankbaarheid meldde. Ook bleeven die pynen, 't geen nog niet gebeurd was, een geheel vierendeels jaar weg; wanneer zy wederkeerden; doch ook ras, door Bismuthkalk, in poeders van twee greinen zwaarte voorgeschreeven, weder weggenomen wierden.’
‘Nog heb ik twee Gevallen waargenomen van Maagpynen, die zeer klaarblyklyk voortkwamen uit verzamelde kwaade stoffen en winden, in welke ik, tot demping der toevallen, eer ik een begin maakte met de grondige geneeswyze, de Bismuthkalk deed gebruiken, met zeer groote verligting, zonder dat 'er iets nadeeligs door wierd uitgewerkt.’
‘De Bismuthkalk, van welke in alle de vermelde gevallen gebruik gemaakt is, was bereid op de volgende manier. - Een deel Bismuth wordt ontbonden in twee deelen sterkwater of Salpeterzuur, het geen niet zeer
| |
| |
kragtig, maar zo veel mogelyk moet gezuiverd zyn van Vitriool- en Zeezouts zuur. Den Bismuth moet men maar by kleine gedeelten in het vogt werpen, en dus zeer langzaam smelten. Hierop verdunt men de ontbinding met een of tweemaal zo veel water, om de grofste deelen te doen nederploffen, en het bytend vermogen der ontbinding zo veel te verzwakken als noodig is om het vogt door vloeipapier te kunnen doen gaan, zonder dat hetzelve daar door worde aangevreeten. Vervolgens gaat men over tot het nederploffen der Bismuthkalk uit het scheidvogt, 't welk nu gezuiverd is van zyn zwart poeder, dat, geduurende de oplossing, te voorschyn komt, en door gren gehouden wordt voor Bismuth-zwavel. Tot de nederploffing van eene once Bismuth heeft men noodig drie gewoone emmers zuiver water; voorts gaat die nederplossing zeer langzaam in zyn werk, en, geduurende die bewerking, moeten de glazen niet geslooten zyn. Vervolgens moet het nederzinkzel, door 'er meermaalen zuiver water op te gieten, zorgvuldig verzoet, en op eene warme schaduwagtige plaats gedroogd worden; doch niet in den zonneschyn, dewyl het poeder daar door zyne witte kleur zou verliezen. Den Bismuth, welke nog in de aflossing overblyft, kan men daar uit doen nederploffen door middel van een vast loogzout, en het verkreegen poeder tot blanketzel gebruiken, of weder tot Bismuth reduceeren.’
A. Br.
|
|