| |
| |
| |
Bedenkingen over de huislyke monarchie.
(Naar het Engelsch.)
medeburgers!
Analogie, zeggen de Wysgeeren, is eene zekere betrekking en overeenkomst tusschen twee of meer dingen, die, in andere opzigten, geheel van elkander verschillen. Deeze Analogie heeft derhalven deel in alle onze redenkavelingen, en dient om te ontvouwen en op te helderen; en in die gevallen, waar 'er weezenlyk eene groote gelykheid tusschen de vergeleekene zaaken plaats heeft, mag men eene vry groote maate van vertrouwen stellen op de gevolgen uit gemelde Analogie getrokken. - Maar ik vrees, dat, even gelyk veele andere dierbaare dingen in algemeen gebruik, de Analogie blootgesteld is om gebezigd te worden waar dezelve van geen dienst altoos kan weezen; of waar dezelve veeleer het oordeel verbystert en bedwelmt, dan onderrigt. Dikmaals neemt dezelve de gedaante van Vernuft aan; en dus, in stede van eenige weezenlyk daar zynde betrekking tusschen de vergeleekene voorwerpen aan ons te ontdekken, worden wy alleen begogeld door eene grillige overeenkomstigheid, welke geen grond altoos heeft dan in de vrugtbaarheid eener speelende verbeelding. Van dien aart was misschien het bewys van een oud Geneeskundigen tegen de Lichaamsbeweeging. De menschen, zeide hy, moeten geen Lichaamsbeweeging maaken; dewyl de boomen, die nooit van plaats veranderen, veel rasser en sterker groeijen dan de menschen.
Ik ben tot het voorstellen deezer denkbeelden geleid, door het waarneemen wan de Toepassing, welke ten deezen dage gemaakt is, van zekere Staatkundige Leeringen, op het Huishouden; waar mede de invoerders dier begrippen zeker geen oogmerk hadden, dat zy ooit iets zouden te maaken hebben.
Noodloos is het, hier op te haalen, hoe zeer de beginzels van Monarchie, Aristocratie en Democratie, ten deezen dage zyn uitgeploozen; met welk een heeten yver, met welk eene bitterheid, dezelve voor- en tegengesprooken zyn. Het schynt als of het bestaan der wereld af- | |
| |
hangt van eene onmiddelyke beslissing deezer gewigtige onderwerpen; al het oude zal, als 't ware, voorbygaan; eene geheel nieuwe orde van zaaken gebooren worden, vol van gevolgen, die, in derzelver vooruitzigt, niet wel te berekenen vallen.
Hadt men over deeze Onderwerpen alleen gehandeld, in zo verre 'er Koningryken, Vorstendommen en Burgerstaaten in betrokken zyn, nimmer zou ik eenige neiging gevoeld hebben om 'er iets tegen in te brengen; dewyl, in dit geval, myns oordeels, de baane des onderzoeks niet te ruim en te vry kan opengesteld worden: doch, daar ik bevind dat Analogische list onderwerpen heeft onderhanden genomen, welke met het Staatkundige in geen noodzaaklyk verband staan; daar ik ontwaar worde dat men poogt Revolutionaire gevoelens te verspreiden, zo wel in Huisgezinnen als in Koningryken, oordeel ik het hoog tyd, dat wy uitzien na eenige middelen, om Huislyke Regeeringloosheid en Huwelyks-Oproer te voorkomen.
Ik weet wel, dat de zodanigen, die een Huisgezin en een Staatsbestuur met elkander vergelyken, aristoteles op hunne zyde hebben, en die groote Wysgeer gezegd heeft, dat het Bestuur van een Huisgezin natuurlyk Monarchaal is; maar ik hou my verzekerd, dat die schrandere Man deeze uitdrukking niet in de volste ruimte wilde opgevat hebben; en dat, dewyl hy een Huisgezin by eene Monarchie vergeleek, wy deeze gelykenis niet moeten voortzetten tot de minste byzonderheid toe. Hy hadt waarschynlyk het oog op de Aartsvaderlyke beginzelen van eenen Staat, wanneer het Hoofd eens Gezins die magt bezat over de goederen en het leeven zyner Kinderen, welke nu, naar de voorschriften der wysheid, by den Staat berust.
Nogthans heeft men onlangs dit gevoelen van aristoteles ongelukkig toegepast om eene volkomene Analogie in te voeren tusschen een Huisgezin en een Staatsbestuur; en dewyl eenige Volken, uit noodzaaklykheid, of tot Opstand gedwongen, de Monarchaale Regeeringsvorm verworpen hebben, daar uit de hoogstgevaarlyke stelling afgeleid, dat dit zelfde in de Huisgezinnen mag geschieden. Dit, Burgers! is eene Nieuwigheid, welke wy moeten tegengaan; dit betreft ons elk, hoofd voor hoofd: wie zal zeggen waar op dit zal uitkomen, waar eindigen!
Met aristoteles dan, stemmen wy toe, dat het Beheer eens Huisgezins Monarchaal is. De eerste Nieuwigheid,
| |
| |
welke de hedendaagsche Hervormers hebben willen invoeren, is de natuurlyke orde der dingen ter zyde te schuiven; naamlyk, de Opvolging in de Manlyke Linie. Altoos ben ik een bewonderaar geweest van pharamond, den (veronderstelden) invoerder van de Salische Wet in Frankryk, uit kragt van welke de Mannen alleen erven. - En, eer ik verder gaa, verzoek ik eenige myner Leezeren te regt te brengen, in hunne begrippen, deeze Wet betreffende. Men heeft gedagt, dat die Wet byzonder de Kroon des Franschen Ryks betrof: daar dezelve, met de daad, algemeen insluit, dat geen deel der Erfenisse aan eene Vrouwe zal vallen, maar alles in de Manlyke Linie overgaan; en strekt dezelve zich zo wel uit tot byzondere Persoonen, als tot die des Koninglyken Gezins. Ik ben, 't is waar, niet van begrip, dat dezelve zich zo verre moet uitstrekken; doch zo verre het de Erfenisse betreft van de Kroon des Huisgezins, is het eene natuurlyke en hoogstregtmaatige Wet; en hou ik my verzekerd, dat, indien aristoteles thans aan myne zyde stondt, hy zou zeggen, dat, wanneer hy een Gezin tot eene Monarchie maakte, hy daar mede meende dat de Man de Monarch zou weezen. - Wat een Volk betreft, ben ik mede van begrip, dat de Salische Wet goed is, of de algemeene inrigting onzer Wetten is verkeerd. Want waarom zouden wy veronderstellen, dat eene Vrouw meer geschikt is om eene Koningin te weezen, dan om een Parlementslid te zyn, of eenige aanzienlyke Post in Kerk of Staat te bekleeden? Nogthans wordt het eerste gezegd regt en voeglyk te weezen; en het laatste zou men, als ongerymd en belachlyk, uitjouwen. Maar dit by wyze van uitstap.
Ik zeg, Burgers! dat de eerste stap, dien onze nieuwe Planmaakers genomen hebben, is, het Regt van Opvolging te betwisten, en de Vrouw op den Throon te heffen; niet met verstooting van den Man, maar in daadlyke mededinging met hem; niet dewyl hy afgesloofd, krankzinnig, of onbekwaam tot regeeren, is; maar om dat zy 'er een nevens hem ten Throon willen heffen, en hem de teugels der Regeeringe uit de handen neemen. - Van hier is het, Burgers! dat wy in zo veele Huisgezinnen twyfelingen hooren opwerpen, wegens het Godlyk Regt der Mannen om hunne Huisgezinnen te beheeren; en deeze twyfelingen, hoe nederig ook voorgedraagen, en met hoe veel schynbaare kieschheid omkleed, doen welhaast de
| |
| |
beginzels der Onderdaanen wankelen, zetten hun tot opstand aan, en veroorzaaken dikwyls een daadlyk oproer, 't geen zeldzaam gestuit wordt zonder groot kwaad en nadeel voor beide de partyen, en ongelukkig bykans nimmer zonder toegeevingen van den Monarch, die tot geen ander einde strekken, dan om de wederhoorigen te verharden, en onbeschoft in veelvuldige eischen te doen worden.
Ik heb tot dus verre eenige toegeevenheid betoond aan de redekaveling uit de Analogie afgeleid, dewyl het bygebragte gezag groot en eerwaardig is; maar, indien wy, met deeze Nieuwigheidzoekers, deeze Analogie verder uitstrekken, zullen wy bevinden, dat, zo als de Redeneerkundigen spreeken, de Gelykenis mank gaat. Men kan geen meer gelykvormigheden bybrengen tusschen des Konings Throon en des Vaders Armstoel; en wy moeten of eene menigte van byzonderheden zamenvoegen, die geen natuurlyk verband hebben, en dus eene ongerymde verbinding zouden opleveren; of wy moeten gerust nederzitten, met de erkentenis dat het Beheer eens Gezins Monarchaal is: niets meer kan 'er van gezegd, of geen verder gebruik van de Stelling van aristoteles gemaakt, worden.
Maar, indien de Rustverstoorders der Huisgezinnen verder willen gaan, zou ik hun vraagen, welk eene soort van Monarchie het is, die men in een Gezin heeft vastgesteld? Is het eene volstrekte of eene bepaalde Monarchie? Waar huisvest de uitvoerende Magt? Hoe worden de Geldmiddelen geheeven? door wie besteed? - Lang eer zy tot de laatste deezer voorgestelde Vraagen gekomen zyn, zullen zy bemerken, dat de Analogie niets meer betekent, en dat het Bestuur van een Gezin weinig of geene gelykheid heeft met het Bestuur van een Koningryk. De Vader eens Gezins verwekt zyne Onderdaanen; een Koning vindt ze reeds verwekt, en heeft niets te doen dan voor opvolgers te zorgen. In een Gezin is de Vader de eerste Schatbewaarder en algemeene Betaalsheer; hy bekleedt meest alle Bedieningen in eigen persoon, van Souverain af tot Beul toe. Wanneer hy eenig gedeelte van zyn gezag afstaat, wordt het nog onder zyn oog waargenomen, en overeenkomstig met zyn bevel; en in zeer weinige gevallen verleent hy magt om naar welgevallen te handelen. - Maar, 't geen bovenal hem Oppermagtig maakt, bestaat hier in, dat hy, wegens zyne Inkomsten, geene verpligting heeft aan zyne Onderdaanen;
| |
| |
maar zy alles, wat zy bezitten, aan Hem verschuldigd zyn. - Nog eene rede, waarom hy Oppermagtig is, ontstaat daar uit, dat hy de Stichter en Grondvester is van zyne Monarchie; hy verkiest zyne Wederhelft. Indien zy hem koos, zou, ik stem het toe, het geval geheel veranderen; maar niets van dien aart valt voor; uitgenomen, zo men my berigt, in eenige weinige gelegenheden, staande dat vreemde tydperk, 't welk men een Schrikkeljaar noemt, waarschynlyk om dat dan eenige persoonen de perken van Zedigheid overtreeden. Maar zelfs deeze uitzondering grypt zo zeldzaam stand, dat ik ze myne tegenspreekers geheel wil toegeeven; zy zal myne redeneering niet in 't minste verzwakken.
De Monarchie in een Huisgezin is egter geene volslaagene Monarchie; dan zou dezelve in Dwinglandy veraarten: 't is een bepaalde Monarchie. De Oppermagt is gebonden aan een groot Wetboek, te breed om het hier op te haalen. 't Geen byzonder zyn Gezagbetoon omschryft kan op het Register gevonden worden, onder de woorden: Gezond Verstand, Genegenheid, Ouderliefde, Eigenbelang, Huwelykstrouw, en andere soortgelyke. De raadpleeger met dit Wetboek, deeze Hoofdstukken naslaande, zal bevinden, hoe naauwkeurig de Wetten voorgeschreeven en de Grondregels vastgesteld worden, volgens welke hy zyn gedrag moet schikken. En, schoon 'er geen geschreeven Verdrag is tusschen de Onderdaanen en den Souverein, doet hy zeer staatlyk, en doorgaans in eene Kerk, een plegtigen Eed, wanneer hy zyn Huislyken Staat aanvaardt; en nimmer verbreekt hy dien Eed, of schendt eenig gedeelte van de bovengemelde Wetten, ongestraft. - Deed hy zulks, vorderde hy van een zyner Onderdaanen af, eenig slegt bedryf te volvoeren, of iets, 't welk ongerymd is, te doen, zy mogen het weigeren; en schoon hy des wraake mogt neemen als een dwingeland, hy heeft geene magt, hun te dwingen, om iets, strydig met hun geweeten, te bedryven. - Zo veel wegens de paalen, die zyn gezag beperken.
Ten aanziene van alle de weezenlyk nuttige takken zyns Bestuurs, mag hy als volstrekt heerschende worden aangemerkt. Staat een zyner Onderdaanen tegen hem op, hy heeft de middelen by de hand om gehoorzaamheid af te vorderen, of hun te verwyderen uit de Maatschappy, van welke zy niet verdienen langer Leden te blyven. Indien zyne Wederhelft afwykt van de verbin- | |
| |
tenisse met haaren Heer aangegaan, en het zo verre brengt dat zy in misdaadige verstandhouding met den vyand treedt, dan mag hy haar geheel verwyderen, en eene andere in haare stede kiezen. - Voorbeelden hier van, schoon dit nooit geschied dan op het bybrengen van de voldingendste bewyzen, zyn, in deeze laatste dagen, vry veelvuldig geweest; en kan ik die menigvuldigheid niet wel aan iets anders toeschryven, dan aan de oproerige denkbeelden, met zo ongebonden eene vryheid verspreid tegen de magt en waardigheid der Huislyke Regeering. Deeze ondermynen de grondslagen van gehoorzaamheid, boezemen eene veragting in voor den Persoon van den Souverain, en doen het oor leenen om te luisteren na de inboezemingen van een Overweldiger, die raadslagen smeedt tegen de Kroon, en de eer van den Souverain.
Ik moet, nogthans, hier aanmerken, dat de voorwaarden, op welke de Monarch des Gezins zyn gezag behoudt, zodanig zyn, dat, in gevalle beweezen kan worden, dat hy zyne Echtgenoote verwaarloosd of mishandeld, haare eer op deeze of geene wyze bevlekt heeft, hy haar mag afscheiden van zyn hof; doch haar met een genoegzaamen voorraad moet voorzien, en hy geene andere in haare plaats mag neemen, zo lang zy leeft. Zo zeer zyn de magten, die eene Familie-Monarchie uitmaaken, tegen elkander opgewogen.
Nu, myne Medeburgers! welk slag van Lieden moeten het weezen, die deeze Regeeringsvorm zouden willen veranderen; die, begogeld door Analogische Drogredenary, (want ik wil dit geen redeneeren noemen,) eene Regeeringloosheid zouden willen invoeren, onder het dekkleed van Hervorming? Voorzeker, zy moeten zeer slegt slag van lieden weezen; dewyl zy niet onkundig kunnen zyn, dat de Regeeringsvorm, in de Huisgezinnen aangenomen, zesduizend jaaren reeds bestaan heeft, - bestaan heeft met zo veel voordeels als met mogelykheid van eenige Constitutie kan getrokken worden, en met zo weinig misbruiken als men kan verwagten van den onvolmaakten staat der menschlyke natuure.
Nogthans, indien wy dwaas genoeg zyn om ons te laaten begochelen tot het gehengen deezer nieuwigheden; indien wy, by voorbeeld, in stede van de Monarchie, eene Gunarchie vaststellen, of het geen john knox de Heerschappy der Vrouwen noemde, dan zal de orde der
| |
| |
Natuur omgekeerd, en het zwakste vat tot het sterkste gemaakt worden; waar uit een onnoemlyk aantal ongelegenheden moet ontstaan, om niet te zeggen van ongebondenheden.
Egter heeft deeze jammerlyke ommekeer reeds daadlyk stand gegreepen in veele Familien van Fatsoen, gelyk men ze gelieft te noemen. Wy leezen, in de Dagpapieren, dat Mevrouw averechts een Bal geeft; dat Mevrouw spilziek een Kaartparty en Avondmaaltyd zal houden; in deeze aankondigingen worden de naamen der Mannen en Meesters even min gespeld, als of zy een o in 't cyfer waren. - En wat is het gevolg geweest. Burgers! van zulk eene losmaaking der zedelyke beginzelen; wat anders, dan dat de Regeering, door het uitvaardigen van dreigende verboden, zich daartegen heeft moeten verzetten. - Dit zyn de heerlyke vrugten van die Nieuwigheden; dit de veranderingen, door die zogenaamde vryheid van denken en doen ingevoerd.
Een ander gevolg, 't welk voortvloeit uit de pooging van eene Omwenteling te doen standgrypen in het Huislyk Beheer, is het aankweeken van een Partygeest. In stede van eensgezindheid en wettige gehoorzaamheid, vinden wy de Huisgezinnen vol Partyschappen; deeze hangt de zyde van den Heer, geene die der Vrouwe aan. Waar de laatstgemelde Party de overhand heeft, gaat zulks vergezeld met eene ontzettende verkwisting der Inkomsten; en die Party wordt niet zelden de doorbrengster van ontelbaare duizenden. De geheele Staat wordt bankbreukig; en de leden worden genoodzaakt uiteen te gaan, en elders een goed heenkomen te zoeken. Niet zelden ook vormt de vermoedelyke Erfgenaam eene sterke Party tegen den Souverain; en, door middel van vreemde troepen, het doorgaand gevolg eener buitenlandsche opvoeding, keert hy den Throon om, op welken hy als Opvolger hadt moeten zitten.
Maar ik heb myn Brief tot eene ongewoone lengte uitgerekt: 't geen ik daar in schreef moet genoegzaam weezen om het gevaar aan te toonen, van uit de Analogie te redenkavelen, of de gelykenis te verre uit te strekken tusschen een Koningryk en een Huisgezin, en, gevolglyk, om in het laatste over te brengen die bespiegelende stelzels en Utopiaansche harssenschimmen, welke, binnen behoorlyke paalen omschreeven, mogen dienen om het verstand der Staatkundigen bezig te houden en te sly- | |
| |
pen; maar, wanneer men poogt de uitvoering daar van over te brengen op de veel kleinder schaal van Huislyk Bestuur, verwarring, regeeringloosheid, en verderf moet naa zich sleepen. Het is gevaarlyk, al te kiesch te weezen, en oude Vaststellingen omver te werpen, ter oorzaake van kleine gebreken; en ze te neder te smyten, eer wy verzekering bekomen hebben, dat wy iets, zo goed, indien niets beter, in stede kunnen stellen. Ik ben
Uw Medeburger
huis-politiek.
|
|