Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 131]
| |
Berigt, wegens een merkwaardig groot gezwel aan het hoofd eener vrouwe.
| |
[pagina 132]
| |
gemelde Beschryving, alhier, voor een gedeelte gebruik maaken zal. Onder de zeldzaame en merkwaardige groote Gezwellen, verdient, zekerlyk, dat, 't welk ik alhier, met de Aftekening, mededeele, de aandagt van elk Heelkundigen, Thans is het Gezwel, door zyne zwaarte, welke zedert myne eerste mededeeling alleraanmerkelykst toegenomen is, zeer lastig en pynelyk, en het grootste welk ik immer aan het hoofd waargenomen heb, en misschien is door niemand desgelyks gezien; om welke redenen vooral (ik herhaale het) ik het niet ondienstig achtte, van hetzelve op nieuw melding te maaken, zonder evenwel, voor als nog, verre uit te weiden in de beschryving dezes ongemaks; laatende zulks tot nadere gelegenheid over. De Lyderesse bereikt thans byna 44 jaaren, en is Moeder van vyf Kinderen, van welke de jongste ruim 3 jaaren oud is. Het Gezwel nam vóór zes-en-twintig jaaren een klein begin; zedert dien tyd groeide het trapswyze aan; terwyl zy, intusschen, haare bezigheden, als huisvrouw en moeder, getrouw, en, ook in opzigte de zuiging van zeven kinderen, ongehinderd waarnam. Het Gezwel is hier en daar, op het aanvoelen, knobbelachtig, en zeer vast, om niet te zeggen hard; op enkelde plaatzen byna kraakbeenig; terwyl hetzelve, voor het meest en overig gedeelte, zagter en bryachtig, op het gevoel, zig voordoet. Hetzelve nam (gelyk boven gezegd is, met een zeer klein beginsel) eenen aanvang onder het linker oorlapje, meer dan waarschynlyk in een gedeelte van de Glandula Parotis, en vergrootte zig langzaam, onmerkbaar en ongevoelig, tot dat, vóór byna een-en-twintig jaaren, een toen alhier aanweezig Kwakzalver de vernietiging, in het midden des Gezwels, door bytmiddelen begon te onderneemen; doch met zulke slegte gevolgen, dat hetzelve, aldaar opengebroken zynde, eene menigte smeerige, stinkende en bryachtige stoffe ontlastte, en eene kwaadaartige, omvreetende verzweering, die zeer moeijelyk te geneezen was, te wege bragt; welke, echter, door den ervaaren Heel-Arts l. hengevelt, met veel zorg en moeite, weder tot heeling gebragt wierd. Zedert dien tyd, nam het Gezwel, in korten tyd, zeer aanmerkelyk toe. Ongeveer vóór dertien jaaren beproefden andere min | |
[pagina 133]
| |
kundige Heelmeesters dan laatstgemelde, door weekmaakende pappen, de doorbreeking dezes Gezwels; terwyl men voorgaf, de stof, in het Gezwel besloten, daar door week, vloeibaar, en tot de ontlasting gemakkelyker, te zullen maaken; beveelende hierom aan de Lyderesse, spoedig om hulp te zenden, zo dra de doorbreeking gebeuren mogt; ook had men haar, uit voorzorg, indien de openbersting gebeurde, en men oogenblikkelyk niet by haar zyn konde, eene aanzienlyke hoeveelheid pluksel ter hand gesteld, ten einde van hetzelve gebruik te kunnen maaken, ter stopping van de opening, waar uit eene gevaarlyke bloedstorting, te gelyk uit een doorgesleten bloedvat, vermoed wierd. Met deze weekmaakende handelwyze wierd zeventien weeken aangehouden; waar na de Lyderesse, deze behandeling moede zynde, een besluit nam, van dezelve af te zien, en niets meer ter geneezingsbeproeving in het werk te stellen. Toen ik het Gezwel voor het eerst onderzogt, en naderhand hetzelve voor het eerst deed aftekenen, konde ik geene de minste vogtgolving in hetzelve bespeuren; integendeel was het, schoon op de eene plaats meer dan op de andere, zagt in het aanvoelen, echter, over het geheel genomen, te vast, dan dat men eenige vloeibaare etterstoffe in hetzelve vermoeden konde, of gewaar wierd: op de meeste plaatzen scheen eene bryachtige stof door het gevoel bespeurbaar te zyn; terwyl op andere plaatzen meer knobbelachtige en hardere verhevenheden zig lieten voelen; en alzo is hetzelve tot op dit oogenblik gesteld. Het Gezwel, in den geheelen omtrek gemeeten, a.g. e.c.b.h.f.d., was by de eerste mededeeling ongeveer 16 Rynlandsche duimen groot; thans is hetzelve in die afmeeting toegenomen tot 28 duimen. Een lyn getrokken over het Gezwel van a tot b was voorheen 14, thans 15 d. 2 lynen. Van c. tot d. voormaals 11½, thans 17 d. Van e. tot f. te vooren 13, thans 15 d. Van g. tot h. voorheen 14, thans 16½ d. k.k.k.k.k.k.k. zyn variceuse Vaten. l.l. Het verlengde en uitgerekte Vel van het zydelyk of slaapdeel des Hoofds. m.n.o.p.q.r.s.t.u.v.w.x.z. (meer, dan het overige | |
[pagina 134]
| |
Gezwel) harde, knobbelachtige, verhevenheden, waar onder s. de aanmerkelykste is. 2. 3. 4. Andere variceuse Vaten. 5. Het gedefigureerde Oor. y. y. y. De aanmerkelyk uitgerekte en verlengde Oorlel. Van g. e. c. b. h. tot f. ligt het Gezwel sterk drukkende tegen het aangezicht; de hals, borst, en den linker schouder, hinderlyk aandrukkende; thans is het Gezwel aldaar en allerwegen veel losser dan ooit te voolen; en de bedenking, of misschien de Arteria Carotis externa in het Gezwel betrokken was, gelyk ik by de eerste mededeeling vreesde, wordt hier door opgeklaard, daar men het Gezwel van dit Vat geheel aftrekken, opligten, en dezelve als dan afgezonderd voelen kan; dan, desniettegenstaande, is het meer dan waarschynlyk, dat takken van dezelve door het Gezwel, tot voeding van hetzelve, zoo groot zyn, als het Stamvat zelve; althans by v. loopt eene huidslagader, die zeer aanmerkelyk is; terwyl 'er meer andere, vry wat aanmerkelyker, in de diepte, te bespeuren zyn. 6. Is eene diepte, tusschen de knobbelachtige verhevenheden, de plaats van het ingetrokken lidteken, alwaar het bytmiddel, door bovengemelden Kwakzalver, aangelegd is: dikwyls hebben, naderhand, ontvellingen en verzweeringen, met ontlastinge van bryachtige stoffen, aldaar, en in de nabuurschap, plaats gehad, welke my veel moeite in de heelinge gaven. De zwaarte van het Gezwel, zeer aanmerkelyk, zedert myne eerste mededeeling, toegenomen zynde, is niet juist te bepaalen; dan dezelve word gisselyk 16 à 18 ponden (misschien meer) geschat, wanneer men hetzelve, van het hoofd met de handen afgetrokken, byzonder opligt, en alzo weegt. Althans de zwaarte is zo aanmerkelyk en hinderlyk, dat de Lyderesse, by de vertooning, niet nalaaten kan, tusschenbeide, de hand ter ondersteuning te gebruiken; terwyl anders een schortband, om het hoofd vastgemaakt, de plaats van haare hand vergoedt. De bedenkelykheid, ten opzichte der plaats, onzekerheid der slagaderlyke Vaten door hetzelve verspreid, behoeftige omstandigheden van de Lyderesse, talryk en gebrekkig huisgezin, zoo wel als haar teder gestel, hebben | |
[pagina 135]
| |
my, tot hier toe, geene vryheid gegeeven, om tot de wegneeming des Gezwels (waar toe zy anders zeer wel over te haalen zoude zyn, mits ik haar, ten minsten met eenige zekerheid, wegens een goeden uitslag, voorspelling doen konde) te besluiten; te meer, om reden, dat het Gezwel, hoe langer hoe meer, door zyne zwaarte, nederzakkende, losser en van het hoofd verder verwyderd word, zoo dat men misschien, na verloop van eenigen tyd, op eene zeer gemakkelyke wyze, eene kunstbewerking, ter haarer radicaale geneezinge, zal kunnen in het werk stellen, welke ik als nog, daar dezelve voorloopig in myne gedachten bewaard blyft, en verder meer naauwkeurig bepaald moet worden, niet kan mededeelen. Bieden zig intusschen nadere omstandigheden aan, welke de wegneeminge spoedig en onvermydelyk noodzaaklyk maaken, ik zal, in dat geval, de mededeeling des gevals niet agterhouden. In hoe verre dit schroomlyk Gezwel met andere reeds bekende overëenkomt, of meer aanmerkelyk is, zal ik thans niet onderzoeken; het zy genoeg, te mogen vaststellen, dat weinige Heelkundigen desgelyken immer gezien hebben: even zoo min wil ik my omstandig, wegens de natuur en oorzaaken van hetzelve, inlaaten; het zy genoeg, dat ik in myn vermoeden, dat namelyk het Gezwel uit eene Klierverstopping of verharding gesprooten is, door Heelkundigen van meer dan gewoone ondervinding en lecture, gesterkt word. |
|