Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 125]
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Rede- en schriftmaatige bedenkingen, over de instelling en het einde van het burgerlyk bestuur; of, over de pligten van overheden en onderzaaten.(Volgens het Engelsch van james foster, DD.)
(Vervolg van bl. 93.)
Alles wat wy dusverre bygebragt hebben, over de Godlyke Instelling, den Oorsprong en het Einde, van het Burgerlyk Bestuur, zal geene voldoening schenken aan de onnatuurlyke Voorstanderen van volstrekte Oppermagt, tegen de algemeene Regten des Menschdoms, en hun eigen Geboorteregt, als redemagtige Afstammelingen des hemels. Zy zullen, ondanks dit alles, een Throon van Geweld en Onderdrukking willen oprigten, en de Leer, in het Euangelie voorkomende, daar toe ten grondslage willen leggen. Zy voeren, ter beweeringe van dit begrip, deeze taal: Verklaart Apostel paulus niet, dat alle Magt van god is? Zou het niet ongerymd weezen te veronderstellen, dat alle Magt geen byzondere Magt, maar alleen regel en bestuur in 't algemeen, betekent, die geen zetel kan hebben, dan in de ziel? En is het niet te denken, dat deeze Apostel ten oogmerke hadt verstaan te worden, niet van ingebeelde en harssenschimmige, maar van weezenlyk daar zynde en vastgestelde Staatsbestuuren, wanneer hy 'er byvoegt: alle Magten, die 'er zyn, [dat is die daadlyk bestaan, en op den zetel des bewinds in het Ryk geplaatst zyn] zyn van god geordineerdGa naar voetnoot(*). In deezer voege voert men de Christlyke Openbaaring in, om ten stut en steun te strekken aan de Tyranny | |
[pagina 126]
| |
in alle derzelver heillooze ontwerpen van boosaartigheid; zodanig, dat, wanneer het den Tyran behaage, 'er eene volslaagene ontbinding plaats hebbe van alle de Regten der Natuure, en eene geheele uitdooving van alle Burgerlyke Vryheid. Maar, dat geene zodanige gevolgen, met regt, kunnen getrokken worden uit de boven aangetoogene plaats van Leeraar paulus, zullen, zo ik hoop, de volgende bedenkingen buiten allen bereik van redelyke wederspraak zetten. In de eerste plaats, dat het een algemeen erkende Regel is in de verklaaring van alle plaatzen der Schriftuure, dat geene uitlegging ooit mag toegelaaten worden, als de waare zin, welke strydt tegen onze Natuurlyke Bevattingen van Billykheid, en van het Zedelyk Character des Allerhoogsten. Ingestelde Godsdienst moet, in alle deszelfs deelen, verklaard worden volgens den natuurlyken, eeuwigen en onherroepelyken, Godsdienst der Menschen. In deezer voege bepaalen en beperken wy doorgaans, ten opzigte van alle Schriftuurplaatzen, zonder onderscheid; in de rechte opvatting van welke, zonder eenig inmengzel van partydigheid, vooroordeel, en byzonder belang, het gezond verstand en de rede alleen geraadpleegd worden. De stelling, spreek van niemand kwaalykGa naar voetnoot(*), - wordt nooit strikt en ten strengsten uitgelegd, omdat het meerendeel tot kwaadspreekenheid genegen is - noch, geef hem die iets van u bidtGa naar voetnoot(†), - omdat men in 't algemeen overhelt tot baatzugt en gierigheid. Zou volstrekte Onderwerping, derhalven, en geheel lydelyke Gehoorzaamheid ooit vertoond worden als een der verdienstlykste gedeelten van eens Christens pligt, indien men op rede, regt, of bestaanbaarheid van redenkaveling, eenigzins agt sloeg; en de Vleijer niet hoopte, tevens met den Dwingeland, op de onderdrukking en elende zyner medeschepzelen zich te verheffen? Dit, voorwaar, is eene zeer te verdenkene wyze van redenkaveling, tegen welke het vry en edeldenkend deel des Menschdoms zich ten allen tyde moet wapenen. En om hun yver voor de Vryheid staande te houden, aan te vuuren en te vermeerderen, staat altoos te bedenken, dat niet de enkele woorden, maar de zekere en waarschynlyke zïn der Heilige | |
[pagina 127]
| |
Bladeren, hun ten eenigen en waaren Regel van beoordeeling diene. Om dit nu toe te passen op de plaats, welke ons voornaamlyk staat te overweegen; naamlyk, de Magten, die 'er zyn, zyn van god geordineerd; zo valt de eerste vraag: - Wie bezat toen ten tyde de opperste heerschende Magt? - Nero was de Keizer van Rome, aan welken het grootste gedeelte der bekende wereld onderworpen was. - Waar was zyn Regt om te heerschen? Een erflyk Regt, ontleend van bedrog en geweld. - Zyn bedrog en geweld regtmaatige gronden van Burgerlyk Gezag? - Neen: maar veeleer schriklyk en verfoeijelyk in het oog van god en Menschen. Bezat deeze Tyran, derhalven, eenige heldhaftige of zelfs goede hoedanigheden, om de onmenschlykheid en strengheid van de verdrukking der Onderdaanen te leenigen? - Geen één: hy was, in tegendeel, een volslaagen Monster van ongebreidelden wellust, gierigheid en wreedheid. Kon god, derhalven, wiens Throon voor eeuwig gegrond is op, en ondersteund wordt door, Regtvaardigheid, iemand goedkeuren, zo ten uitersten bedorven en dwingelandisch? Kon hy hem onmiddelyk ten Rykszetel verheffen? Kon hy, als zyn Onder-regeerder, aanstellen, een Man, zo rechtstreeks het tegenovergestelde van hemzelven, van zyne natuur, van zyne wetten? Kon het de wil van god weezen, dat hy niet te keer gegaan zou worden, in eenige van zyne gewelddaadige ontwerpen, indien men het, met eenigen waarschynlyken gelukkigen uitslag, kon onderneemen? Zou het niet veeleer overeenkomstig gehandeld weezen met het algemeen oogmerk zyner Voorzienigheid, indien men deezen Man bedwongen, ontthroond, en van alle de voorregten en praal der Oppermogenheid beroofd, hadt? Deeze dingen kunnen, daar zy de zekere en onbetwistbaare Voorschriften der Rede zyn, niet tegengesprooken worden door eenige plaatzen in de Schriften den Christlyken Godsdienst behelzende, zal dezelve na een Godlyke herkomst dingen. Maar, ten anderen, is het waarheid, dat de eigen woorden van Apostel paulus, opgevat in derzelver weezenlyke ruimte en onafscheidelyken zamenhang, zo lynrecht strydig zyn met Tyranny en eigendunkelyk gezag, als de wet uit 's menschen schepping afgeleid en het | |
[pagina 128]
| |
eerste besluit en de orde der Natuure. Want aan wien vordert de Apostel onderwerping? Aan de Dienaresse van god, ten goede; aan Regenten die geen schrik zyn voor den goeden, maar voor den kwaadenGa naar voetnoot(*). Dit is zyne eigene uitdruklyke beschryving van de Magten door god geordineerd. De Werktuigen, derhalven, van plundering en verwoesting, de verbreekers van de Regten der Natuure, de tegenwerkers van geregtigheid, de verdrukkers der onschuld, de ondermyners eener Staatsgesteltenisse, de voorbedagte tegenkanters van het einde aller Oppermogenheid, kunnen derhalven geen eisch hebben, dan uit enkelen nooddwang, op gehoorzaamheid en onderwerping. Maar de heilige paulus heeft, in de boven aangetoogene plaats, welke aangevoerd wordt als het sterkste bolwerk der Tyranny, duidelyk te nedergesteld, en zo openlyk (als de toenmaalige tydsomstandigheden gehengden) de beginzels verklaard, op welken alle tegenkanting tegen dwinglands geweld rust. - Tyrannen kunnen, volgens de beginzels van Rede en Openbaaring, alleen van Godlyke Ordonnantie of beschikking zyn - als zy vrede en orde, over 't geheel genomen, bewaaren, en kunnen zomtyds verkieslyk weezen boven een staat van volstrekte regeeringloosheid en verwarring; of, zo als zy toegelaaten worden te regeeren, door de opperste beschikking des Hemels, in de natuurlyke, en, buiten wonderwerk, onvermydelyke, aaneenschakeling der gebeurtenissen; of als de geessels van bedorven en ontaarte Volken, gelyk men in de Natuur Stormen, Aardbeevingen, en dergelyke verschriklyke omwentelingen, ontmoet. God wordt in de Gewyde Bladeren meermaalen beschreeven, niet enkel als de beschikker, maar als de oorzaak, veeler rampen; in welke het zeker gaat dat hy nimmer rechtstreeks of weezenlyk werkzaam kan geweest zyn. Overeenkomstig met de sterke en hoog verbloemde Oostersche wyze van spreeken, is 'er geen kwaad in de Stad, 't geen de Heer niet doetGa naar voetnoot(†). Hy bedriegtGa naar voetnoot(‡), | |
[pagina 129]
| |
verblindtGa naar voetnoot(*), verhardtGa naar voetnoot(†); zaaken, in de daadlyke uitvoering zelve, voor eeuwig onbestaanbaar met zyne Wysheid, Heiligheid en Genade. Op dezelfde wyze als deeze beschreeven worden als zyne onmiddelyke daaden, kan een dwinglands en verdrukkend Bestuur beschreeven worden als zyne Instelling. En nogthans, daar verblindheid van ziel en verhardheid van harte schroomlyke rampen zyn, welke ieder mensch, tot het uiterste zyner vermogens, verpligt is voor te komen en tegen te gaan; zo moeten ook Geweld en Dwinglandy, met alle magt der menschlyke natuure, wederstreefd, en, is het mogelyk, uit de wereld gebannen worden. 'Er kan niets heiligs, niets onschendbaars, weezen in onregt en geweld. De bloote naam, de uitwendige begogelende eeretekenen, van stoute vorstlyke Tyranny kan niet geregtigd weezen tot een redelyk ontzag en eerbetoon; noch kan het menschdom, 't welk de god der Natuure met Vryheid beschonken heeft, gevorderd worden, van die gifte eene opoffering te doen aan zulk een enkelen Afgod van Magt; dewyl de Oppermogenheid van god zelve niet meer afgeleid wordt van zyne alles overstreevende Magt, en de uitgebreidheid zyner daadlyke Heerschappye, dan van zyne Billykheid en Goedheid. Wegens den Oorsprong en het Eindoogmerk van het Burgerlyk Bestuur, heb ik, naa het reeds bygebragte, slegts weinig te zeggen. Het is openbaar, zo ver het blykt uit gewyde en ongewyde Geschiedenissen, dat dezelve, noch in 't algemeen, noch ten opzigte van eenige byzondere Regeeringsvorm, afgeleid is van eene uitdruklyke Instelling, of stellige Wet, des Allerhoogsten. Het moet, overzulks, of herkomstig weezen uit overmeestering en aanmaatiging, of uit eene vrywillige overeenkomst en verbintenisse tusschen de Bestuurders en het Volk; maar dewyl aanmaatiging en overmeestering, schoon zy eene Magt kunnen daarstellen, die willekeurig en onwederstaanbaar is, nogthans geen Gezag kunnen opdraagen; zo volgt noodwendig, dat alle billyk Bestuur op onderlinge Toestemming moet gegrondvest weezen. Maar wat, zal men hier veelligt vraagen, kon de Menschen, allen van natuure met eene gelyke Vryheid beschonken, aanzetten, om eenige van hunne Regten af | |
[pagina 130]
| |
te staan en zich vrywillig aan eene hoogere Magt te onderwerpen? - Het antwoord is gereed; namelyk, hun aandrift tot een Maatschappylyk Leeven, tot een geregelde, vreedzaame en welzamenstemmende, Maatschappy; en de groote voordeelen van een gewoonlyk Staatsbestuur, boven den natuurlyken staat van onafhanglykheid en den regel des gedrags daar uit herkomstig. - Een Staatsbestuur is blykbaar ingerigt tot een grootere beveiliging des Eigendoms; tot een verdeediging tegen onregt en geweld; tot een kragtdaadiger handhaaving des Regts; tot het aankweeken van nayver en een spoor van vlytbetoon; tot vermeerdering in kundigheden, en de aanmoediging van kunsten en weetenschappen, strekkende tot verfraaijing en gemak des leevens; en, als de hoofdsom van alles, om zyn gezellig character te veredelen en uit te breiden, en het Maatschappylyk geluk des Menschdoms te vergrooten. Deeze waren de sterkwerkende beweegredenen, die het Menschdom drongen om zich te vereenigen, en byzondere Burgerlyke Maatschappyen op te richten. Dan, op deezen voet, moet het Gezag van de Overheid noodwendig bepaald, en de Bezittingen en Vrydommen der Onderzaaten verzekerd, weezen. Niemand, toch, die by zyn verstand is, zal zich vrywillig in slaaverny begeeven, of toestaan, dat een Groote van zyn eigen maakzel eene volstrekte en geheel onbepaalde Heerschappy bekome. Hy kan de regten des Geweetens, die hem, met de daad, als een redemagtig weezen, toekomen, noch het regt van Zelfbehoudenisse, 't welk alle verbintenis en stellige wet voorgaat, vervreemden. Maar de regelmaatige schikking op Eigendom en de wyze van Zelfverdeediging, en het herstellen en wreeken van persoonlyke ongelyken, moet hy in 't algemeen overdraagen aan de hoogst gestelde Magt. Waar uit dan, over 't algemeen, blykt, dat de Magistraatspersoonen niet moeten aangemerkt worden als een Orde of Rang van Menschen, onderscheiden van, maar enkel als deelen van, de Burgergemeente - dat zy geen natuurlyk belang voor zich zelven kunnen hebben, dan 't geen verbonden is aan het algemeen heil; en dat het hoofdeinde van allen Staatsbestuur niets anders kan weezen, dan de voorspoed en het welvaaren des volks.
(Het Vervolg en Slot hier naa.) |
|