| |
| |
| |
Proeve, over den staat der afhanglykheid in de zamenleeving.
(Uit het Engelsch.)
Geen onderwerp is menigvuldiger aangevallen door de zodanigen, die den oorlog verklaard hebben tegen ongerymdheid en dwaaling, dan Afhanglykheid. Deeze heeft men belachen om haare laagheid, deeze beklaagd van wegen haare elende. Men heeft ze vertoond als eene vernedering van het menschlyk Character, en eene veilstelling van verstandige vermogens. En, in weerwil hier van, leert ons de ondervinding, dat 'er een slag van menschen leeft, voor welken een staat van Afhanglykheid, met de daad, geen staat van onheil is; die denzelven, met alle de wisselingen van teleurstelling, de voorkeuze geeven boven de meer moeilyke en werkzaamer middelen om rykdommen te verkrygen; die kunnen wagten, buigen en kruipen; die leugens verzinnen, en hoofsche betuigingen vol vleitaal uitboezemen, in hoope dat deeze hunne aangewende moeiten beloond zullen worden in eenig gelukkig oogenblik dat zy den luim treffen van den Man wiens gunst zy op die laage wyze zoeken. - Ja, welk eene schande! men vindt Ouders, die hunnen Kinderen lessen in de Afhanglykheid geeven: lessen, welke nederkomen op geduld onder smaadlyke bejegening; op een kruipend vertoon, zonder gevoel van eigene waarde; op betuigingen van hoogagting, welke zy niet kunnen voelen, en verklaaringen van genegenheid, die zy, in eenig ander geval, zouden versmaaden.
Ik heb hier byzonder op 't ooge die Persoonlyke Afhanglykheid, of het zich aan één Persoon onderwerpen, om zyn Fortuin in de wereld te maaken. Een bedryf, 't welk men zeer algemeen aantreft by de jongere Zoonen van ryke Familien, en zomtyds ook onder andere Familien, wanneer de Ouders zich hebben laaten inneemen met de vertelzeltjes van ryke Erfdogters, die wegliepen met Jongelingen, welke niets te hunner aanpryzing hadden dan een bevallig uiterlyk voorkomen.
Met Afhanglykheid van allerleien aart moet noodwendig gepaard gaan eene groote maate van laagheid, gebrek aan waardigheid van Character, en het aanneemen van hoedanigheden, welke de Afhangeling niet bezit, of het verwaarloozen van die volmaakingen, welke een beminnelyk Character vormen.
In geen geval steekt dit zo zeer door als in 't geval der Persoonlyke Afhangelingen, en, overeenkomstig hier mede, vinden wy doorgaans, dat het Jongelingen zyn van een beuzelag- | |
| |
tig verstand, of listige knaapen. Onderweezen - maar al te dikwyls door hunne Ouders onderweezen, om een uiterlyk vertoon aan te neemen, waar door de Vrouwlyke voorzigtigheid kan bedroogen worden; en geleerd zich als onwederstandelyk aan te merken, neemen zy het air van Coquettery aan, 't welk in eene Vrouw niet zeer beminnelyk, en in een Man volstrekt veragtlyk is. Hunne geheele studie bestaat in het opschikken van hun persoon, en al hun zorg besteeden zy om dien opschik in het gunstigst licht te stellen, en, by de voordeeligste gelegenheden, te doen pryken. Om de ongelukkige vereeniging van Hovaardy en Armoede, welke door het Burgerlyk kleed mogt heen steeken, te bedekken, bezorgen zyne Vrienden hem eene kleine post in 't Leger. De Militaire kleeding is bevallig, schitterend en in 't oog loopend, en dus allergeschiktst om de bedoelde overwinningen te behaalen. In deezervoege toegerust, vervoegen zy zich tot de niets ergs denkende ryke Erfdogter, en de waakzaame Moeije; en door die oplettenheden te bewyzen, in welker verkryging geene groote verdienste steekt, slaagen zy zomtyds; eene liefde inboezemende, welke zy niet kunnen beantwoorden. Een schielyk en onvoorzigtig voltrokken Huwelyk is het slotbedryf; en 't geen aan de zyde des Mans met bedrog begonnen werd, eindigt aan de zyde der Vrouwe in teleurstelling.
Deeze voorbeelden, nogthans, zyn zeldzaam; de kunstenaaryen van den Persoonlyken Afhangeling worden nu beter begrepen dan eertyds; de Vrouwen zyn door ondervinding wyzer geworden; en hy, die de harten verwagt te veroveren door zyne Persoonlyke bevalligheid alleen, vindt zich verweezen om met den ydelen blaas van de zegepraal der Coquettery zich voor een tyd te vermaaken, of afgeweezen te worden met smaad, om het vermaak te genieten van die bekoorlykheden in een spiegel te bekyken, welke hy dagt dat onwederstandelyk zouden geweest zyn in de oogen eener Schoone. Eenigen, naa hun besten leeftyd besteed te hebben in zulke vrugtlooze najaagingen, moeten ten laatsten zich vergenoegen met zich te werpen in de armen van Ouderdom of Leelykheid, om bestaans wille, en de trots van een oud vel te streelen, door de kunstenaaryen, welke zy te werk stelden, om de aandoenlykheid eener jeugdige Schoonheid op te wekken.
Pulcher was een Jongman van voorbeschreeven, stempel. Zyne Ouders waren ingenomen met zyn schoone gestalte, en kreegen een afkeer om hem in den Handel, door hun gedreeven, op te brengen. Zy besteedden veel gelds om hem de hoogstmogelyk fatzoenlyke opvoeding te geeven - zo veel gelds zelfs, dat zy hem daar voor in redelyken doene zouden hebben kunnen nederzetten. Niets viel 'er in te schryven op 't geen kostbaar was, of men vond 'er zyne Naamtekening. Zyne Ouders haakten na den dag op welken hy met
| |
| |
eene ryke Erfdogter zou doorgaan. Tunbridge en Brighthelmstone waren de tooneelen van zyn bedryf in den Zomer; en het vrolykst gedeelte van de Hoofdstad verkoos hy ten Wintèrverblyf. Hy liet aan een zyner kennissen het laage beroep zyns Vaders, en kwam te voorschyn als een Heer van aanzien. Veelvuldig waren de hartvermeesteringen, welke hy ondernam, en een gelukkige uitslag lachte hem toe. Hy danste vlug en bevallig, en de Schoonen waren niet agterlyk om aan eenen Vreemdeling van zulk een voorkomen de voorkeus te geeven. Maar pulcher bevondt welhaast, dat, wanneer hy de eer genooten hadt om zyne Dame op haar plaats te leiden, zyn zegepraal teffens een einde nam. Hy hoopte te slaagen, om dat hy onbekend was; en hy miste in zyne aanslagen, om dat men hem niet kende. - Hy was schooner en bevalliger dan Lord * * *; maar Lord's * * * rang was een der hoogste in het Ryk. - Hy danste bevalliger dan Sir george; maar niemand twyfelde aan Sir george's rang en middelen. Naa eenige jaaren vrugtloos poogen op deeze wyze, ging pulcher buiten 's lands, om Engelsche Schoonheid voor vreemd Geld te koopen; maar in dien handel slaagde hy ongelukkig; terwyl hy plannen vormde om eene eerlyke vermeestering te maaken, viel hy in de strikken van laage kunstenaary. Overlaaden met armoede en veragting, keerde hy na zyn Vaderland terugge, waar de eindelyke belooning van al zyn oppassen geen ander was dan de hand eener Vrouwe van een zeer verdagt character, wier Rykdom bestondt in een jaargeld haar leeven lang, en wier leeven zeer veeg stondt in gevolge van haar voorgaand gedrag.
Op welk een grond het is, dat Ouders in deezer voege hunne Kinderen kunnen opofferen aan werkloosheid en veragting, valt niet gemaklyk te ontdekken. Misschien dat de weinige voorbeelden van welgeslaagd Fortuinbejag hun voor de oogen zweeven, en hun verstand bedriegen, gelyk de toverkragt des spels. Misschien veronderstellen zy, dat, waar de Natuur zo mild geweest is in het verleenen haarer gaven, zy ten oogmerke hadt, dat haare giften de plaats zouden bekleeden van moeilyk vlytbetoon en lastig geldwinnen, en dat, by de meerderheid der Vrouwen, persoonlyke bevalligheden meer beduiden dan verstandsbegaafdheden. Wat zy ook, te hunner verschooninge, inbrengen, vast gaat het dat zy strydig met de ondervinding handelen, en moet het hun des niet berouwen, indien zy teleurstelling ontmoeten.
Eene andere soort van Afhanglykheid bestaat in het zoeken van de gunst der Grooten. In dit geval vertelt men den Jongeling, dat hy op kleinigheden niet moet zien, op geen Punctilios staan blyven; dat groote Lieden niet zyn gelyk andere Menschen; dat men hun op hunnen trant moet behandelen niet tegenspreeken, niet overhaalen door bewysredenen, of smeeken
| |
| |
door zich tot hun hart te vervoegen; dat het zyn post en pligt is, hunne driften en heerschende neigingen te streelen, alle vleiende oppassingen te betoonen, en onaflaatend aan te houden tot hy zyn oogmerk bereikt hebbe, door niet langer wederstaanbaare oppassingen. - Raadgeevingen van deezen aart moeten op één zeker punt uitloopen, of zy betekenen niets. Zy moeten de grenspaalen tusschen het onderscheid van goed en kwaad wegneemen, door het beginzel van schaamte te verwoesten; want hy, die gereed is om zich met onwaardigheid te onderwerpen, tot het bekomen van bevordering, zal niet twyfelen eenigen stap, welken ook, te doen, om zyn Patroon te behaagen. Hy heeft dus allen eerbied voor zichzelven en braafheid afgelegd; en, weetende dat hy hier door in de agting van anderen moet daalen, streeft hy met des te vaster besluit voort na dien staat van verheffing, welke ten minsten het Gemeen zwygen zal opleggen, indien geen ontzagbetoon afpersen. Hy, die, door der Grooten tusschenkomst, in staat wenscht op te klimmen, moet tragten hun te behaagen; en het is, in de daad, een geluk voor zulk eenen, indien hem niet als een onvermydlyke voorwaarde wordt afgevorderd, dat hy zyne braafheid allenthalve opoffere.
Groote lieden, die hunne gunstbetooningen uitreiken zonder op verdiensten te letten, hebben zeker het grootste getal Afhangelingen. Zy worden van allen het meest gevleid; dewyl de toegang tot hun het ruimst openstaat. Over het welslaagen heeft men zich niet te bekreunen, indien men slegts hunne zwakheden vleit, hunne grilligheden inwilligt, en pryst wegens begaafdheden en deugden, welke zy niet bezitten.
Maar, indien een man van verdiensten zich by zodanig iemand vervoegt, luidt de vraag: ‘Hoe is uw naam?’ en deeze klinkt op den toon van gezag en versmaading. Indien de Verzoeker Brieven van Aanbeveeling medebrengt van zodanige Vrienden als de groote Heer niet gaarne zou voor 't hoofd stooten door eene plotslyke weigering, dan krygt hy tot bescheid, dat hy het verzoek in overweeging zal neemen: 'er byvoegende: ‘dat hy intusschen blyde zal zyn, hem te mogen zien.’ 't Welk in de taal der Grooten betekent, dat hy hem voor de laatste keer hoopt te zien. De nieuweling in gunstbejag heeft nog geene andere betekenis aan de woorden leeren hegten, dan hy in zyn Woordenboek vindt. Hy herhaalt zyn bezoek, ontvangt eene toezegging, en neemt zyn afscheid vol hoope, en hy schryft blymoedig aan zyne Vrienden den gunstigen stand zyner zaaken.
De dag komt welhaast op welken hy weder zyn hof gaat maaken by den aanzienlyken Heer - doch deeze bevindt zich thans zo druk bezig, en is dit eenige dagen lang geweest, dat hy met de daad geen tyd gehad heeft om de noodige schikkingen te maaken; maar, indien de Verzoeker Maan- | |
| |
dag geliefde weder te komen, ‘dan zou hy zien wat hy kon doen!’ Dit behaagt den Afhangeling. Het denkbeeld, dat die groote Heer hem niet vergeeten heeft, streelt hem; hy schept genoegen daar in, dat deeze, te midden van de overkroppende menigte van bezigheden, genoeg voor hem over heeft, om ten zynen nutte werkzaam te weezen. De afgesprooken dag komt. Op deezen wordt een andere bepaald; dit gaat van dag tot dag deezerwyze voort, tot dat 'er Maanden verstreeken zyn in vrugtloozen aanzoek. Dan begint hy eerst te vermoeden, en wordt in 't einde verzekerd, dat hy bedroogen is; dat hy zyn tyd, en het weinige geld, 't welk hy nog hadt, en alle beleefdheid, welke hy kon betoonen, verspild heeft, enkel om de eer te hebben van de lyst te vermeerderen der zodanigen, aan welke die groote Heer zyn kunst uitoefent om den minderen geduld te leeren.
Gelukkig, in de daad, zou het voor veelen weezen, indien zy de bedrieglykheid leerden kennen van het vertrouwen op de beloften van Grooten; en moeds genoeg bezaten om zich aan verdere onwaardige behandelingen te onttrekken. Maar het is vreemd, hoe zommigen het wagten op der Grooten gunst voor iets aangenaams, en anderen het voor welleevend houden.
Juist terwyl ik dit onderwerp behandel, heb ik een geval aangetroffen in de Leevensgeschiedenis van john, Hertog van Argyle, eenige jaaren geleden gestorven, welke ik niet kan naalaaten hier by af te schryven, als zeer passende op het onderwerp voorhanden. Het kan den Grooten tot een les strekken, en zal voor anderen niet van leering ontbloot weezen. Indien Lieden van aanzien 'er op agt geeven, zouden de jammeren van uitstel en onafhanglykheid grootlyks verzagt worden, en zy, die het beste van hunnen leeftyd slyten in het bejag van de gunst der Grooten, en eene soort van onvergenoegdheid opdoen, welke hun nimmer verlaat, of tot wanhoop vervallen door opeen gehoopte teleurstellingen, zouden zich ontslagen vinden van een gunstbejag zo onwaardig aan een werkzaam en onafhanglyk weezen, en zich vervoegen tot Bezigheden, welker uitslag, meer in betrekking staande tot hun eigen vlytbetoon, in grooter maate in hunne magt is.
Deeze groote Staatsman, john, Hertog van Argyle, was zorgvuldig om niemand te bedriegen door kwistige beloften, of hem in een waan te brengen die op ydele verwagting uitliep. De Bibliotheca Brittannica geest 'er ons het volgend opmerkenswaardig voorbeeld van.
Een jong Heer uit Noord-Brittanje, welopgevoed, en met ruime gaven door de hand der natuure beschonken, werd door zyn Vader na Londen beschikt; deeze hadt, nevens deezen Zoon, verscheide andere Kinderen, en dien Zoon tot de reis zo veel medegegeeven als hy met voeglykheid voor zyn ander gezin doen kon. Tot die reis zyns Zoons hadt hy zyne toestemming
| |
| |
gegeeven op de herhaalde toezeggingen van een Pair diens Lands, om hem in eenen voeglyken stand tot zyn bestaan te helpen. Zyn betrouwen op deezes Edelmans toezegging stelde hem gerust omtrent de bezorging van zyn Zoon.
Vol van streelende hoope op onmiddelyke bevordering, verscheen de jonge Heer aan 't huis zyns Patroons, die hem met open armen ontving, onder duizend betuigingen van hem allen mogelyken dienst te zullen doen. Doch 'er verliepen verscheide maanden, en niets kwam 'er dan beloften; jaaren verstreeken 'er in dezelfde ydele verwagting; elke maand kreeg hy toezeggingen van geluk; maar elke maand was even onvrugtbaar in het hem aan te brengen. De jonge Heer hadt zyne opwagtingen gemaakt by dien kleinen Staatsman, tot hy al zyn geld verteerd, en alle zyne Bloedverwanten verveeld hadt; nogthans werd hem geduld aangepreezen, en men beloofde hem gouden bergen.
In het derde of vierde jaar van dit vrugtloos wagten, wandelde hy vol droefgeestig gepeins in Hyde-park, als hy zag dat de Hertog van argyle uit zyn Koers tradt, om eene wandeling te doen. - Het viel hem in, deezen Hertog aan te spreeken, schoon hem geheel vreemd, en hem te vraagen om eenige Bediening, ter beschikking van den Hertog staande; den uitslag geheel aan diens Menschlievenheid laatende. Hy sprak zyne Genade aan; verhaalde hem, dat hy een Heer was uit diens Land, van zulk een Naam, van zulk eene Familie; dat hy zich in behoeftige omstandigheden bevondt; dat hy gehoord hadt dat 'er zulk een kleine Bediening thans openstondt, en daarom de vryheid nam zyne Genade om dezelve te verzoeken. - De vraag was zo vreemd, dat de Hertog hem dezelve andermaal liet doen, eer hy hem eenig antwoord gaf; doch toen gaf hy hem te verstaan: ‘Myn Heer! ik ken uwe Familie zeer wel; doch vlei u zelven niet met dit uitzigt, en neem dit voor myn antwoord aan: Ik wil het u niet geeven!’ De jonge Heer gaf hier op te verstaan: God zegene uwe Genade! dit beantwoordt juist aan het Character, 't welk ik van u heb hooren geeven.
Deeze laatste woorden verwonderden den Hertog eenigzins. Hy verzogt hier van eene nadere uitlegging. Deeze gaf de jonge Heer, met te zeggen, ‘dat, indien een ander Pair zo eerlyk geweest was om hem 't zelfde antwoord te geeven, toen hy de eerste keer zich tot hem vervoegde, hy zich nu in omstandigheden zou bevonden hebben, die hem niet noodzaakten zich by zyne Genade te vervoegen, op eene zo zonderlinge wyze als hy tegenwoordig gedaan hadt, door dringenden nood daar toe genoodzaakt.’ De Hertog, zich eenige omstandigheden herinnerende, welke hy voortyds gehoord hadt van de betrekking waar in de Familie van deezen jongen Heer stondt met diens geweezen Patroon, vondt zich getrof- | |
| |
fen door het ongelukkig geval des Jongelings. Naa eene korte poos stilzwygens, voegde hy hem toe, dat hy 's anderendaags ten zynen huize zou komen; en, binnen drie dagen, zag hy zich, boven verwagting, geplaatst en bezorgd.
|
|