kleed met alle deszelfs Koninglyke waardigheden, omringd van een aantal laage, kruipende, Vleijers: hoe zugt hy egter in zyn lot; daar anderen naar zyne Kroon dingen; zyne Oorlogsmagt slagen op slagen van den vyand ontvangt, en hy gevaar loopt om van zynen Throon ter neder gebonst te worden, door hun, die wars zyn van zyne ketenen.
Ja - ketenen! het gerinkel uwer yzeren schakelen doet my denken aan den Slaaf in zyne rammelende boeijen. Hoe zugt hy, in zynen jammervollen toestand, onder de harde zweepslagen van den Bombay! daar hy, beroofd van zyne vryheid, gebukt gaat onder de onmeêdoogende behandelingen van zynen harden Meester.
Zoo zugten zy alle die regeeren, om meer dan ééne reden; en zy die geregeerd worden, en dus onder de bestiering van hunne Regeerders leeven, ook, op hunne beurt: dan, voor de redenen van alle deeze wederzydsche verzugtingen schuiven wy liever het gordyn. 'Er zyn nog veele voorwerpen die zugten, en met grond van reden zugten, onzer beschouwinge waardig.
Zy die ter Zee vaaren, die handel dryven op den grooten Oceaan, zugten. Reikhalzend verlangen zy, op de Vaderlandsche Reede liggende, naar een gunstigen wind; eindelyk - hy waait: nu zugt weder elk, of om zyne Wederhelft en Kinderen, of agtergelaatene Ouders en Vrienden. En bevinden zy zig op het onoverzienbaare pekelveld; een storm steekt op; de dood grimt hun met opene kaaken aan; zy zugten, en meenen hun einde daar te zien.
Dan, beschouwen wy, in onze samenleeving, den huishoudelyken schakel van Echtgenooten, Ouders en Kinderen; hoe veele zyn dan niet de verzugtingen, die elk hunner, in stilte, of in het openbaar, uitboezemt!
Welgepaarde Echtgenooten zugten om Kroost; - anderen, met Telgen, de panden hunner Huwlyksmin, gezegend, zugten, daar zy zig jammerlyk bedroogen vinden in hunne plannen; de dood rukt hunne lievelingen van hun af, of zy zien dezelve opwassen tot hunne grievende smarte; zy beantwoorden niet aan hunne verwagting en hoop; hunne ongehoorzaamheid, baldaadigheid en losheid, die elende en schande ten gevolge hebben, doet hunne braave, weldenkende, Ouders met droefheid ten grave daalen. Dan, Echtelingen! hebt gy, buiten uw verwilderd Kroost, ('t welk veeltyds hunne losheid aan uwe onverstandige opvoeding te danken heeft,) nog geene andere reden tot verzugtingen? want, zoo ik my niet bedriege, zugt gy ook om en over u zelven. Kent gy u vry van alles wat den reinen Huwlyksband immer konde schenden? - Zugt gy, somwylen, om elkander, daar gy beiden ziet en gewaar wordt, dat dat vuur van liefde, 't welk zoo hevig, by uwe vereeniging, op 't Echt-Altaar brandde, begint