Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSchets der misbruiken in de Rechtspleging omtrent Neutraale Schepen. Nevens gewigtige bedenkingen opzigtelyk de Fransche Kaperrederyen en het Prysverklaaren der genomene Neutraale Schepen en Eigendommen, door een voornaam Bataafsch Rechtsgeleerde en Koopman, welke door het vertrouwen van het Bataafsch Gouvernement, en van het Stedelyk Bestuur zyner Geboortestad, zig in Parys bevindt, ten einde deze en andere zaken van naby te betragten. In den Haage, by J.C. Leeuwestyn, 1798. In gr. 8vo, 88 bl.De op den Tytel genoegzaam aangeduide, schoon ongenoemd gelaaten, Vervaardiger van deeze Schets levert ons, in dit kleine Stukje, iets schoons en treffends, over een onheil, te midden van veele andere onheilen, den Lande, en wel inzonderheid de Koopvaardye, een der zenuwen van onzen Staat, overgekomen. De Opsteller verledigt zich, naa eene algemeene voordragt van het gebeurde, om ‘de Wetten opzigtelyk de Neutraale Bodems te herzien met al die ruimte, welke de aart der plaats hebbende en zo dikwyls aan den dag gelegde misbruiken vordert.’ - Het eerste Misbruik, hier aangeweezen en te keer gegaan, bestaat hierin; ‘dat men aan de gewoone Regtbanken het Regt om te vonnissen over neutraale Pryzen toekent.’ - Het tweede, ‘in de gewoone, en byna dagelyksche, toepassing der oude Reglementen, opzigtelyk het Zeeweezen, van de Jaaren 1744 en 1778, op de tegenwoordige gevallen.’ - Het derde, ‘in de uitlegging en toepassing van de Wet van den 29 Nivose.’ Dit, toont de Schryver, is de voornaamste klip, waar op de Neutraale Bodems stranden. In den aanvange merkt hy op: ‘Dat het physiek onmogelyk is, na de wyze van procedeeren door de Kapers gehouden en ingevoerd, dat één eenige Neutraale Bodem, hoe wel ook de zuiverheid zyner bestemminge mag blyken, hoe zeer ook buiten eenige betrekking | |||||||
[pagina 628]
| |||||||
met Engeland staande, de verbeurtverklaaring kan ontduiken. - Het is dan ook ten gevolge van dien, dat zedert den 29 Nivose geen één eenige vrygegeeven is.’ - ‘Ja,’ voegt 'er de Schryver nevens, ‘men zou op goede gronden kunnen aantoonen, dat, wel verre dat de Wet van den 29 Nivose den doodsteek aan den Engelschen Koophandel zou hebben toegebragt, zy in tegendeel eene tegensovergestelde uitwerking heeft gehad, en dezelve heeft bevorderd. Met, op den 29 Nivose en volgende dagen, die Engelsche Goederen te neemen, welke zich op Neutraale Bodems bevonden, heeft men de Engelschen zelfs niets benadeeld; voor deeze Koopwaaren hadden zy van de Neutraale Onderdaanen reeds betaaling genoten; deeze, uit dien hoofde, hun land hier niet mede kunnende voorzien, waren weder andere genoodzaakt hunne toevlugt tot de Engelsche Fabrieken te neemen, en hier door werd dan een dubbele verkoop gebooren. Daar nu vervolgens de Neutraale Schepen zich niet op Zee durfden vertrouwen, bevragtte men de Engelsche Schepen zelve, en deeze yverzugtige Natie heeft zich hier door zoo veel en zoo zeer bevoordeeld, als haar zelfs gelustte, door de vragtpenningen, welke zy wist te bedingen. Zy heeft Convoijen verleend, welke zy ten duursten deedt betaalen. - Ja, hoe meer men de Neutraale Vlag belemmerde, hoe meer men de Engelschen deedt gewinnen, welke hier door de algemeene bevragters wordenGa naar voetnoot(*).’ - Hoe groot deeze misbruiken ook mogen weezen, uit meergemelde Wet voortgesprooten, toont de Opsteller, dat 'er zyn van een nog veel bezwaarender aart, die den oorsprong verschuldigd zyn aan de willekeurige toepassing, welke men van deeze Wet maakt. Dit bewyst hy in 't breede. In de vierde plaats wyst hy met den vinger aan, ‘de veelvuldige ongelegendheden, voortspruitende uit de Wet van den 4 Prairial l. l., met opzigt tot de wyze van procedeeren over de Pryzen.’ De gebreken en misbruiken opgenoemd en aangeweezen hebbende, geeft de Schryver de middelen op, welke ter | |||||||
[pagina 629]
| |||||||
verbeteringe in het werk kunnen gesteld worden. Zie hier wat hy des kortlyk schryft. ‘Het diplomatique in deezen opzigte zoo veel mogelyk is met het regterlyke te vereenigen. Ten duidelykste te bepaalen de wezentlyke gevallen, volgens welke de Neutraale Bodems voor goede prys kunnen worden verklaard, te zaam verbindende dat, het geen men van den eenen kant in gevolge de aangegaane verbintenissen verpligt is naar te komen, met dat het geen de doorsleepenste Vyand zou kunnen voorwenden. De Wet van den 29 Nivose l. l. intrekkende, of ten minsten zodanige voorzieningen daarstellende, waar door belet wordt, dat dezelve niet naar willekeur wordt uitgelegd, of in werking gebragt. Aan de Neutraale Onderdaanen al dien tyd laatende, en alle die middelen, welke zy te hunner verweeringe behoeven, tegen de veelvuldige rechterlyke spitsvondigheden der Kapers.’ Het vaderlandlievend vuur des Opstellers blaakt, in het gedeelte, waar van wy den hoofdinhoud vermeld hebben, by wylen op; dan het geraakt in vollen gloed, wanneer hy, in de tweede Afdeeling van dit Werkje, zyne Aanmerkingen bybrengt, ter gelegenheid van het Rapport van den Burger riou, Lid van den Raad der 500e. Hoe gepast en ernstig is 's Mans verklaaring onder andere: ‘Zonder het nut, 't geen ik my van deeze bedenkingen voorstelle, zonder de baarblyklyke rechtvaardigheid der zaake, voor welke ik my verstoute te spreeken, zouden duizende redenen my tot zwygen genoopt hebben. Een vreemdeling in dit Land, in eene taal schryvende my even vreemd, my tegens over gesteld vindende met het grootste belang van een aanzienlyk Lichaam, loos, hebzugtig, en die geene middelen zullen ontzien, nog geene moeitens spaaren, om hun oogmerk te bereiken, scheen myne onderneeming niet van roekeloosheid te zyn vry te pleiten; dan het belang myner lastgeeveren vordert het, en dan moeten alle andere bedenkingen ras ophouden. De Kaperrederyen,’ vervolgt hy, zyn doel nader aanduidende, ‘in het algemeen genomen, zullen niet byzonderlyk het hoofddoel der navolgende bedenkingen uitmaaken. Neen, maar men zal meer byzonder zyne aandagt vestigen op de wyze, waar op men in het ter | |||||||
[pagina 630]
| |||||||
Kaap vaaren is te werk gegaan, niet in volle Zee, maar op de Rhee van Bondgenooten en onafhangelyke in vriendschap leevende Natien, en meer byzonder in de beide monden der Maas.’ Met een edele fierheid ziet hy de Voorstanderen en Vergoelykeren dier Kaapvaart onder 't ooge. - Ter zaak komende, stelt hy deeze drie Vraagen zich ter beantwoordinge voor.
Allerleezenswaardigst zyn de Antwoorden hier op gegeeven. Regts- Handel- Geschied- en Menschkunde voeren hier de pen. Ondervinding biedt hem haaren bystand, om met des te meer klems te spreeken. De gruwelen dier Kaapreederye opgehaald hebbende, schryft hy: ‘Al het bovenstaande hebben wy met onze eigene oogen gezien, met afgryzen gezien, en ach! dat wy dit afgryzen aan de Fransche Natie, aan haare Wetgeevers, konden inboezemen, welke tot dus verre geene berigten hebben ingewonnen, dan van Kaperreeders, welker belang het vorderde de waarheid te verduisteren.’ Hier op schildert hy een Tafereel dier ongehoorde en strafloos gepleegde Kaaperyen; en toont, dat veele Kaapvaarders niets anders zyn dan Zeeschuimers, die de Fransche Vlag onteeren, door een zo laffe als snoode handelwyze omtrent Neutraale Schepen, gepaard met wegvoeringen en wreedheden, niet met algemeene woorden, maar met voorbeelden, beweezen. Dit alles met vollen nadruk opgehaald hebbende, luidt het slot: ‘Neen! nimmer zal het Fransch Gouvernement zodanige buitenspoorigheden verder dulden, na dat dezelve hun zyn onder het oog gebragt, en zy 'er kennis van draagt. - Ja, als Bataven, zouden wy hun aanbieden, hunne goede en getrouwe Bondgenooten, zoo zeer als zy, wanneer de nood het vordert, bereid om voor het algemeen belang opofferingen te doen, dan | |||||||
[pagina 631]
| |||||||
ook even afkeerig om zich te zien verguizen, eeniglyk om eenige byzondere Persoonen te bevoordeelen, tot nadeel van 't zelve algemeen belang. Wy zouden hun onder de oogen brengen de menigvuldige slagtoffers, zoo hunner gestrenge Wetten, als nog strenger Procedures. Zoude dan de Fransche Republiek de Bataafsche hebben doen gebooren worden, eeniglyk om haar in den jammerlyksten poel van ellende en rampen te storten, eeniglyk om haar spoedig te doen vernietigen, om door haar zelve den gemeenen vyand op haar te doen zegepraalen? Franschen! moest deze doodlyke slag ons door u worden toegebragt? - Franschen! welke gevoelens wekt deze naam niet in ons op? welke hoop doet zy ons niet opvatten? Neen; gezwooren Vyanden van alle onderdrukking, zult gy dezelve niet langer voorstaan, om hier door te willen behaagen aan dat gedeelte uwer Natie, het geen het minst uwe achting verdient. Gy, die u openlyk verklaard hebt als beschermers der vrye Zee, gy zult niet dulden, dat die vryheid, door uwe Kapers, onder de schaduwe uwer magt geschonden wordt. Ja, gy zult den mond stoppen der kwalyk gezinden, welke in Holland zelfs trachten van u te verwyderen, uit hoofde van hun byzonder belang, dezulken, welke anderzins om uwe gevoelens aan u verknogt waren; en onder uwe bescherming zal de Bataafsche Natie andermaal herleeven, en u eeuwig haare dankbaare offers wyden.’ By het leezen en het overschryven der gedeelten van dit Werkje, 't welk wy den Vaderlanderen aanbeveelen, hebben wy te meermaalen moeten denken, dat de Vertaaling in overhaasting gemaakt is. Wie 'er de hand aan sloeg, weeten wy niet; wel, dat het oorspronglyke, zo 't ons voorkomt, meer regts zou kunnen gedaan zyn. Terwyl wy dit Stukje onder handen hadden, vonden wy, in de Nieuwspapieren, de Aanspraak des jongst overgekomen Franschen Afgezants lombard aan het Uitvoerend Bewind, en in dezelve, ten opzigte van het daar in behandeld stuk, deeze betuiging: ‘Dat, even gelyk het Fransche Gouvernement niet wil, dat eenig Bataafsch Schip aan de belangens der beide verbondene Natien nadeel toebrenge, hetzelve even zo min wil, dat eenig Fransch Kaperschip de handen aan Bataafsche Eigendommen slaa.’ - Het zy zo! |
|