Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijEenige Zeeuwsche Oudheden, uit echte Stukken opgehelderd en in het licht gebragt. Door Jacobus Ermerins. Met Plaaten. Te Middelburg, by de Wed. W. Abrahams, 1797. Laatste Stuk. In gr. 8vo. 328 bl.Van dit voor de Liefhebbers der Vaderlandsche Geschiedenissen en Oudheden zeer belangryk Werk van j. ermerins, Secretaris der Stad Vere, enz. op verschillende tyden uitgegeevenGa naar voetnoot(*), zien thans Elf Stukken, of Deelen, het licht, van welke dit aangekondigde het laatste is. Ook heeft men uit de pen van den kundigen en arbeidzaamen Schryver, volgens bericht van den Heer h.a. bruining, als Uitgeever van dit laatste Stuk, niet meer te verwagten; ‘alzo de dood, die een einde maakt van al der menschen werk onder de zonne, hem verhinderd heeft, den verderen voorraad in orde te brengen, en voor de Drukpers gereed te maaken. - En, wie zal, in dit vak, den kundigen ermerins vervangen? - met den geleerden Historieschryver van Zeeland, den Hoogleeraar j.w. te waterGa naar voetnoot(†), moeten wy erkennen: dat de | |
[pagina 623]
| |
Zeeuwsche Oudheden door deszelfs dood eenen arbeidzaamen Onderzoeker verloren hebben. - Wy durven 'er byvoegen - het Vaderland heeft in hem een' der kundigste en eerlykste Mannen verloren, en al wie 's Mans braaf caracter en doorzicht in zaaken gekend heeft, zal met ons instemmen, dat, vooral ook in de tegenwoordige tydsomstandigheden, door deszelfs afsterven, der Maatschappye een wezenlyk verlies is toegebragt.’ - Een Werk van deezen aart voor geen Uittreksels geschikt zynde, meenen wy onzen Leezeren geen' ondienst te zullen doen, met uit het Voorbericht van den Uitgeever, die, uit agting en vriendschap van zyn verstorven Vriend, eenige byzonderheden, voornaamlyk ten aanzien van deszelfs arbeid, in meer dan één vak, mededeelt, het volgende over te neemen; om hem dus wat nader, als een waardig Lid der Maatschappy, kenbaar te maaken. ‘In zynen vroegeren leeftyd,’ schryft hy, ‘scheen hy geschikt om in de Krygs-bouwkunde werkzaam te zyn; hy bezat daar toe de noodige talenten - hy teekende zeer goed, verstond alle de differente systemata van die kunst, en wist het zwakke en sterke van dezelve zeer wel te onderscheiden. Ten jare 1747 woonde hy het geheele beleg van Lillo by, zynde Commis van het Magazyn, doch, daar 'er geen Ingenieur was, heeft hy, geduurende de belegering, de functie van denzelven waargenomen - ook heeft hy, als der Fransche taale kundig, en daar toe van wegens het Guarnisoen van Lillo naar Liefkenshoek afgevaardigd, de Capitulatie met den Franschen Generaal opgemaakt en onderteekend. De liefhebbery voor die kunst is hem bygebleven, ook toen hy in eenen anderen kring geplaatst was. - Ten bewyze hier van kan strekken eene Verhandeling, over de Defensie van Zeeland in 't gemeen, en het Eiland Walcheren in 't byzonder, door hem aan Gecommitteerde Raaden ingeleverd, voor welk geschrift hy een stuk gewerkt Zilver ten geschenke heeft bekomen. - Niet minder heeft hy zyne kundigheid in dit vak aan den dag gelegd in het door hem vervaardigd Magazyn Woordenboek - welk Werk door deskundigen, die het handschrift (want het is om byzondere redenen nimmer in het licht verschenen) gelezen hebben, als by uitnemendheid schoon geprezen, en der drukpersse overwaardig gekeurd wordt. Dat men 's Mans kundigheid in het Defensiewezen | |
[pagina 624]
| |
niet vergeten was, bleek ook daar uit, dat hy, niet lang vóór de Revolutie, mede benoemd werd in eene daar toe aangestelde Commissie, doch van welken post hy zich by eene geëxtendeerde Missive geëxcuseerd heeft, mogelyk ook al wegens zyne jaren, en reeds merkbaare lichaamsverzwakking - maar vooral, om dat hy te veel eerlykheids bezat, om mede in te stemmen en werkzaam te zyn in zulke middelen van defensie, die hy beschouwde als nergends anders toe dienende, dan om 's Lands Schatkist, zonder eenige wezenlyke nuttigheid, te helpen uitputtenGa naar voetnoot(*). Ten jare 1762 leverde hy, ter tafel van Heeren Gecommitteerde Raaden van Zeeland, eene Ampele Deductie in, over de Origine, verval en middelen van herstel van den Zeeuwschen Tol. - Een stuk, dat door den Raad waardig geöordeeld werd om gebragt te worden ter kennisse en deliberatie der Heeren Staaten, terwyl intusschen, ten blyke van het genoegen van Hunne Edel Mogenden over den betoonden yver en de aangewende moeite des Opstellers ten nutte van de Provincie, by Resolutie van den 23 Aug. 1762, aan denzelven een Exemplaar van de Werken van Mieris ten geschenke werd toegelegd. In het jaar 1767, kreeg de Heer ermerins eene byzondere betrekking tot de Stad Vere, door zyne aanstellinge tot Secretaris. - Met welk eene naarstigheid hy zich van dien Ministeriëelen post gekweten, en met welk eene zorgvuldige naauwkeurigheid hy de zaken der Griffie en Weeskamer gadegeslagen hebbe, kunnen de Leden | |
[pagina 625]
| |
der Regeeringe best getuigen, terwyl wy ten betooge, met welk eene kunde en rondborstigheid hy de belangen der Stad trachtte te handhaven, alleen behoeven aan te voeren, dat hy de Steller was eener Memorie, ten betooge, dat de Equipage der 's Lands Schepen van Oorloge van de Stad Vere naar Vlissingen, zonder den ondergang der eerstgemelde, en merklyk nadeel van den Lande in 't gemeen, nog kan nog behoort verplaatst te worden; relatif tot de Notulen van Weth en Raad van 1 December 1770. - Een Stuk, dat nimmer, voor zo verre wy weten, wederlegd is - maar dat intusschen, schoon het noch toen, noch ook in den tegenwoordigen tyd, het gewenscht succes gehad hebbe, deszelfs Opsteller by elk, die onpartydig denkt, eere zal aandoen. - Dan! wy zullen liefst niet dieper hier in treden. Onder het getrouw waarnemen van zynen post, vond intusschen onze ermerins, door een naarstig gebruik van zynen tyd, gelegenheid om te voldoen aan zynen lust tot bearbeidinge van zulke Stukken, die, geene rechtstreeksche betrekkingen hebbende tot zyn ambt, dat hy bekleedde, toonden, dat hy geen werkloos Lid van eene of andere Maatschappy begeerde te wezen: - Het Zeeuwsch Genootschap te Vlissingen (waar van hy het Lidmaatschap ontving den 27 September 1768) heeft in het III Deel van deszelfs Verhandelingen, bl. 133-176, een Stuk geplaatst, door den Heer ermerins medegedeeld, zynde eene Historische Verhandeling over het Kasteel Rammekens; ook pronkt het V Deel, bl. 1-64, met eene Verhandeling uit deszelfs pen voortgevloeid, behelzende de eerste stichting en lotgevallen van sommige plaatsen, ten Oosten en Westen der Schelde gelegen. Aan den Oeconomischen Tak leverde hy, in de jaren 1779 en 1780, twee Verhandelingen, over de Vrage: Welke de beste middelen zyn, om de Inboorlingen van dezen Staat tot de Zeevaart aan te moedigen, en daar door meerder Nationaal Zeevolk te bekomen. Aan den Domeinraad zond hy, ten jare 1780, eene Verhandeling, over de Vrage: Of zyne Hoogheid de Jure niet mede gerechtigd is tot de Zeevonden, Zeedriften en Lachan, of Goederen in en uit Zee, binnen de Limiten van Vere en Vlissingen opgevist, en aldaar aangebragt. Nog is 'er een Handschrift van hem, behelzende zeven-en-vyftig Lessen over de Geographie, of Landbeschryving ten dienste van jonge Lieden. - Meer dan een | |
[pagina 626]
| |
Jongeling heeft hy in zyne snipperuuren in die Wetenschap onderwezen. Der Maatschappye der Nederlandsche Letterkunde te Leyden, welke hem, ten jare 1774, tot Medelid verkoren had, heeft hy ook een proefje van zynen arbeid trachten mede te deelen, door het zenden van eene beknopte Verhandeling over de Land en Zeekaarten. Wanneer men by dit alles voege de ongelooflyke moeite en aanhoudenden arbeid, door hem besteed aan het naspooren en aan het licht brengen der Zeeuwsche Oudheden, en daar by in 't oog houde, dat hy zo veele Stukken beärbeid heeft, zonder aan de getrouwe waarneminge van zynen post eenigermate te kort te doen, - wie zal dan met ons niet moeten en willen instemmen, dat wy hem den kundigen en naarstigen ermerins mogen noemen, en als zodanig ter navolging aanpryzen? Ruim een-en-twintig jaren bekleedde hy den post van Secretaris der Stad Vere, en mogelyk zou hy, in weerwil van onaangenaame teleurstellingen, die hy van tyd tot tyd ondervonden had, denzelven nog langer waargenomen hebben, byaldien hy niet zeer diep gedeeld hadde in de onaangenaamheden en verregaande mishandelingen, welke op den 2 July 1787 aan een merklyk aantal van onze beste Burgers zyn aangedaan. - Althands hy zogt na dien tyd zyn ontslag, en verkreeg hetzelve den 2 Aug. 1788. By het daarstellen der Revolutie, op den 18 February 1795, werd hy tot Maire of Bailliu verkoren - hy nam dien post op zich, om dat blyk van het vertrouwen zyner Medeburgeren niet te versmaden, hoe zeer hy anders liefst van alle bestuur van zaken had willen ontslagen blyven, en dus voortleven in zyne nu omtrend zeven jaren genotene ruste, die hem de aangenaame gelegenheid verschafte, om zyne geliefde Letteroefeningen zonder belemmering voort te zetten. Dan het bleek welhaast, dat het plan der Godlyke Voorzienigheid anders ware - spoedig ontdekte zich eene lichaamsverzwakkinge, die hem tot allen werk onbekwaam maakte, en binnen weinige weken dermate toenam, dat dezelve in eene zachte ontbinding van dit tydelyke leven eindigde. De braave, de arbeidzaame jacobus ermerins stierf op den 29 Juny 1795, den ouderdom van ruim 69 jaren bereikt hebbende, betreurd niet alleen van zyne Kinderen en Nabestaanden, maar ook van allen die zyn eerlyk Ca- | |
[pagina 627]
| |
racter kenden - betreurd ook in 't byzonder van my, die het altyd onder myne beste genoegens tellen zal in de vertrouwelyke vriendschap van dien waardigen Vaderlander te hebben mogen deelen.’ Dit laatste Stuk is vercierd met het Portrait van den Autheur, door r. vinkeles. |
|