zulks wel eerder te wege brengen, dan het geforceerde samenwerpen van Natien, die in taal, zeden en beschaafdheid, elkanderen zoo vreemd zyn, en slechts door den zonderlingsten zamenloop van dingen van elkanderen zelven, en van hunne voormaalige Opperhoofden, op eene geweldige wyze afgescheurd, zich plotzeling onder eene vreemde voor hun ten minsten zeer onverschillige opperheerschappy zien gedwongen! en juist in welk een tydstip? In het tydstip, waar in Frankryk, met eene tot hier toe ongehoorde vrypostigheid, alle banden van veiligheid verscheurt, alle Regeeringsvormen, alle orde, alle billykheid verbant, en elken deugniet, die de onschuldigste, vreedzaamste, Natien te bedriegen, in kluisters te werpen, en te berooven, verstaat, voor den grootsten en waardigsten Held aanziet! Wie wordt dan niet bekommerd, dat deeze nieuw ingelyfde Volken ten minsten het zullen beproeven, om gelyksoortige Vryheidstragedien te speelen, ten einde zich aan hunnen nieuwen Opperheer met geweld te onttrekken? Wie vreest niet, dat de minste afwyking der schranderste voorzigtigheid, van de zyde der nieuwe Regeering in openbaare oproerigheden konden uitbersten? - Holland is, gelyk gy weet, van zyne rykdommen beroofd, als mede van zynen Koophandel, en, 't geen nog gewigtiger is, van zyne Eenheid. De jaloursheid van eenige Provincien tegen elkander is, daar hun thands het punt van vereeniging ontbreekt, nog hooger gereezen, en daar by ligt hetzelve geheellyk in de kluisters van Frankryk, enz.’
Wy hebben niet meer te doen, dan dit staaltje af te schryven, om onze Leezers de gegrondheid te doen opmerken van het zeggen des Uitgeevers: ‘Zeker is het, dat de Schryver van dit Werkjen de Fransche Natie niet wel gezind is; dit doet hy zo dikwyls zien, als hy maar gelegenheid kon vinden, om tegen dezelve allerlei ongunstige aanmerkingen te maaken. Somtyds laat hy zich door partydigheid zo verre vervoeren, dat, by voorbeeld, de Generaal buonaparte, in zyn oog, voor slecht doorgaat, om dat die Generaal aan zyn Eed en Pligt getrouw was, in de Vyanden van de Fransche Republiek alle mogelyke afbreuk te doen en de Republiek, die hy diende, op allerlei wyze te bevoordeelen. - 'Er is eene pooging gedaan, om alle harde gezegden, en partydige aanmerkingen, weg te laaten; doch men kon daar in niet gelukkig slaagen: dewyl men al spoedig zag, dat men alles, wat van dien aart is, niet kon weglaaten, zonder het Werkjen zelve al te zeer te verminken.’
In de daad, dit aan het Stukje voorhanden te werk gesteld zynde, zou hetzelve, om zo te spreeken, bykans geheel vernietigd hebben. Dat 'er onder het veelvuldig schampere en beledigende, onder het byster vergrootte en opzettelyk ver-