Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijReizen door Palestina, in eenige aangenaame Brieven, met eene op nieuw gemaakte Aftekening der Stad Jerusalem, door S. van Emdre, Lid van de Zeeuwsche Maatschappy der Weetenschappen, en van het Genootschap ter verdeediging van den Christlyken Godsdienst. Iste Deel. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1797. In gr. 8vo. 200 bl.Eene welbekende waarheid, dat alle Reisbeschryvingen niet uit de pen vloeiden van daadlyk gereisd hebbende Mannen, staaft de t'huisblyvende emdre met de voorbeelden van den Abt de la porte, van den Abt barthelemy, en, ten opzigte van Palestina, het Land zyner Kamerreize, met dat der Brieven van j.h. heyman, die zyn Werk vervaardigde uit de Schriften van twee beroemde Reizigers, j. heyman en j.ae. egmond van den nyenburg. Het eerstgemelde Werk is met genoegen ontvangen; het tweede draagt eene bewonderende goedkeuring weg; 't laatste, van een gemengder aart, heeft ook zyne waar- | |
[pagina 576]
| |
de. - Gegrond is des Schryvers bedenking, dat, ‘wanneer zulk eene Reize, gehaald uit de berigten van anderen, met naauwkeurigheid en oordeel geschiedt, dezelve van veel nut kan zyn, ja van meer nut in 't leezen dan van eene enkele Reisbeschryving: men vindt hier het getuigenis van veelen; dat de een heeft voorbygezien, vinden wy door den ander opgemerkt, en de onderlinge overeenkomst in 't weezen der zaake zet niet weinig geloofwaardigheid aan 't verhaal by.’ De voorwaarde, aan welke van emdre het verkieslyke en verdienstlyke van zodanige Reisverhaalen verbindt, naamlyk dat ze met naauwkeurigheid en oordeel geschieden, is een groote mits, en vordert veel arbeids, veel vergelykens, veel schiftens, schikkings, en eene wyze van voordragt, die het anders brokkelige tot een schoon geheel maakt. De eer van zulks volvoerd te hebben, kan den Abt de la porte niet ontzegd worden, en heeft hy, in zyn Nieuwe Reiziger, daar door eenigzins het gebrek van Aanhaalingen vergoed: dan dubbel valt die eer ten deele aan den Abt barthelemy, die de Reize van den jongen Anacharsis door Griekenland vervaardigde, en, by de aanwyzing der Bronnen, zyne beleezenheid aan den dag legt, en het door hem bygebragte staaft; doch teffens het daar gevondene zodanig bearbeidt, dat het niet ontleend, maar oorspronglyk, schyne. Een werk van jaaren arbeids, gelyk bekend is. Naauwkeurigheid en oordeel vereenigen zich hier; en worden veraangenaamd door het verrukkende van een schoonen styl, en eene verscheidenheid, die de aandagt der Leezeren boeit en uitlokt.... Doch wy schryven geen lofreden van dit door ons by de Beoordeelingen van de Deelen der Nederduitsche Uitgaave steeds gepreezen Werk; het komt 'er hier op aan, of die vereischten in het Werk voorhanden gevonden worden. De Schryver van emdre, die reeds in den jaare 1782 eene Bybelverklaaring betrekkelyk Palestina uitgafGa naar voetnoot(*), is bezitter van meest alle Reisbeschryvingen Palestina betreffende. Van de voornaamste, die de doorgaande bronnen zyner Reisbeschryvinge waren, geeft hy eene beredeneerde Naamlyst, die over 't algemeen zeer goed is, in tydorde. Hier vinden wy dus beoordeeld benjamin Tu- | |
[pagina 577]
| |
delensis, brocardus, l. rouwolf, n.c. radzevil, j. kortwyk, g. sandys, P. de la valle, L. d'arvieux, thevenotGa naar voetnoot(*), kornelis de bruin, maundrell, j. heyman en j. ae. egmond van den nyenburg, th. shaw, j. korte, r. pococke, f. hasselquist en c.j. volney. - Werken, die een overvloed van schryfstoffe voor eenen Reiziger op zyne Studeerkamer uitleveren. - Dan de gemelde erkende groote vereischten, - worden deeze by van emdre, die zo veel schryft, zo veel in korte jaaren in 't licht geeft, gevonden? Wy wenschten wel, hier op Ja te kunnen antwoorden; doch zouden ons schuldig maaken aan een Ja, 't geen Oordeelkundige Vergelykers van ons Oordeel met het Werk gaarne in Neen zouden veranderen. Om dit te ontgaan, moeten wy van deezen schryfarbeid zeggen, dat dezelve blyken draagt van des Opstellers Beleezenheid in opgemelde Werken; doch dat het, schoon niet aan Naauwkeurigheid in de opgave, aan Oordeel in de schikking hapert; en dat 'er tevens aan ontbreekt die veraangenaamende styl, die verscheidenheid van voordragt, welke Werken van deezen aart tot aanpryzing strekken. Te meermaalen vindt zich onze Reiziger door de strydigheid der berigten zyner Leidslieden in verlegenheid: zoms gelukt het hem eene overeenbrenging te vinden, terwyl hy op andere de strydigheid moet laaten voor 't geen zy is. Dit Deel des Werks, 't geen door nog één Deel, blykens de Voorrede, staat gevolgd te worden, bevat een zestal Brieven. De Iste behelst eene Inleiding en algemeene beschryving van 't Joodsche Land, met eene Reize van Joppe na Jerusalem. - De IIde bevat eene Beschouwing van de Stad Jerusalem, derzelver oude en tegenwoordige lotgevallen. Met Aanmerkingen over de plaatslyke ligging van het oude en hedendaagsche Jerusalem, vergezeld van een Platten grond van het hedendaagsch Jerusalem, uit vergelyking van de beste plans | |
[pagina 578]
| |
dier Stad, welke men in de Reisbeschryvingen aantreft, opgemaakt. De hedendaagsche Inwoonders, de Plegtigheden en de gewaande Wonderwerken, worden 'er beschreeven. - De IIIde bestaat uit de opgave eener wandelinge buiten de Stad, beschryft de Dorpen Bethanie, Bethfage, en andere merkwaardige zaaken, die tot Jerusalem betrekking hebben. - De IVde eene Reis na de Jordaan, en de merkwaardige plaatzen op den weg derwaards, als mede eene wandeling na de Doode Zee, met de opgave van verscheide byzonderheden aangaande dit beroemde Meir. - De Vde bevat de Reis van Jerusalem na Bethlehem, en het merkwaardigste op dien weg. - De VIde is de Reis van Bethlehem na Hebron, en van daar te rug na Jerusalem; hier worden salomo's Vyvérs en Lusthof; Rama of Abrahams Stad; Vlakte van Mamre, Hebron, Machpelah; Dal Eskol; Philippus bron en dorp, en de Woestyne van joannes den dooper, beschreeven. Wegens alle de hier kortlyk aangeduidde byzonderheden, treft men de bevindingen, de opgaven, en beoordeelingen der bovengemelde Reizigeren aan, die zeker op onderscheide tyden veelal gedaan zyn, en niet zelden wyd uit een loopen; doch daar in zamenstemmen, dat die Hoofdstad, mindere Steden en Plaatzen des Joodschen Lands, door zo veele weezenlyke Wonderen en ontzettende Gebeurtenissen vermaard, thans ten Toonplaats strekken van de verregaandste Bygeloovigheden, van een onnoemlyk getal voorgewende nog standhoudende Wonderwerken, die door onzen Reiziger, by de vermelding, veelal met de vereischte veroordeeling gegispt wordenGa naar voetnoot(*). Te regt merkt hy, bl. 89, op: ‘Dat de lotgevallen betrekkelyk den Zaligmaaker, door de Euangelisten beschreeven, waarlyk gebeurd zyn, en wel in het Joodsche Land, byzonder te Jerusalem, lydt geen twyfel; maar om de stipte plaats aan te wyzen, waar elke byzonderheid is voorgevallen, is onmogelyk.’ - Hoe veelen men 'er op eene kleine plaats heeft willen byeen brengen, zal ons blyken, als wy vermelden, wat hy van den Berg Calvarien en het Heilig Graf zegt. - ‘Nu,’ dus luidt dit gedeelte des Tweeden Briefs, ‘zyn wy gekomen tot zekeren heuvel, die men voor- | |
[pagina 579]
| |
geeft de Berg Calvarien of Golgotha te zyn, die oudtyds buiten de Stad, nu byna midden in Jerusalem, wordt vertoond; (doch hoe onwaarschynlyk dit gevoelen is hadt hy te vooren aangeweezen). Ondertusschen wordt deeze plaats voor 't merkwaardigste der Stad gehouden, wegens de Kerk des H. Grafs, werwaards de Roomschgezinden en veelerley Oostersche Christenen gewoon zyn Bedevaarten te doen. De eenige deur dier Kerke wordt altyd door twee Janitzaren bewaakt. Op alle Feestdagen wordt ze, zonder dat iemand geld behoeft te betaalen, geopend, en elk kan 'er door ingaan; maar buiten deeze tyden moet 'er iets voor haare opening betaald worden. Deeze Kerk is aan de Christenen door de Jooden verpacht. De Roomschgezinden, Grieken, Armeniërs en Kopten, moeten voor hun aandeel eene zwaare schatting betaalen. De Jacobitische Syriërs en de Georgiaanen hebben wegens die zwaare schatting hun aandeel laaten vaaren. Laat ik u, uit den naauwkeurigen maundrell, 't een en ander opgeeven. Eer die Berg tot den Opbouw eener Kerke bekwaam was, waren de eerste Stichters genoodzaakt alles tot een effen plein te maaken, met hier wat van de rots af te hakken, en elders wat op te hoogen. Maar onder 't werken, zegt men, wierd byzonder zorg gedraagen, dat die deelen van den Berg, daar onze gezegende Zaligmaaker eigenlyk geleden heeft, in 't minste niet verminderd wierden: zo dat 't gedeelte van Calvarien, alwaar men wil, dat christus vastgemaakt en aan het Kruis is opgeheeven, geheel gelaaten, en ruim 30 voeten in 't vierkant is, staande tegenwoordig nog zo hoog boven den gemeenen Kerkvloer, dat men met 21 trappen tot op den top gaat. Ja 't H. Graf zelve, dat eerst een kelder in de rots uitgehouwen onder de aarde was, nu door het wegkappen van den steen rondom als een grotte boven den grond is geworden. De Kerk is geen honderd treden lang en niet boven de zestig wyd, en nogthans zodanig gebouwd, dat 'er twaalf of dertien Heiligdommen in zyn, of Kapellen, die uit eene meer dan gewoone eerbiedigheid, wegens eenige byzondere bedryven omtrent 's Heillands Dood en Opstanding gepleegd, zyn ingewyd. Als daar is, 1) de plaats daar Hy van de Soldaaten bespot wierd; 2) daar de Soldaaten zyne kleederen deelden; 3) daar | |
[pagina 580]
| |
Hy opgeslooten was, terwyl zy een gat voor 't kruis dolven, en alles verder tot de Kruissiging gereed maakten; 4) daar zy hem aan 't Kruis nagelden; 5) daar 't Kruis gezet wierd; 6) daar de Soldaaten stonden, van welken een zyne zyde doorboorde; 7) daar zyn Lichaam ter begraaving werd geschikt; 8) daar zy zyn Lichaam in 't Graf leidden; 9) daar de Engelen, naa de Opstanding, aan de Vrouwen verscheenen; 10) daar hy zich aan maria magdalena vertoonde, enz. - De plaatzen, daar men zegt dat deeze en meer andere dingen zyn voorgevallen, stelt men voor vast, dat binnen den engen omtrek van deeze Kerk beslooten liggen.’ De Jordaanstroom is nevens Jerusalem een der vermaardste voorwerpen, en teffens van Bygeloof en daar uit spruitende dwaasheid. Een staaltje uit de la valle. ‘Wy zagen, ter plaats gekomen waar joannes de dooper gezegd wordt christus gedoopt te hebben, met vermaak, hoe zommigen uit deezen vloed dronken, anderen daar in zwommen, anderen hun reistuig en handen daar in waschten, anderen zich geheel naakt op 't land uitgekleed hadden, en anderen hunne Vrienden baden uit Godvrugtigheid hun een kroes waters op den rug te storten, 't welk my waarlyk zeer vreemd scheen, zo om dat veele Vrouwen zulks deeden, zonder zich te schaamen haare naaktheid voor de Mannen bloot te stellen; als ook om dat het zeer koud was, en deeze lieden geheel naakt te zien, die zich koud water in overvloed op hunne lichaamen deeden storten, van 't welk zy beefden en klappertandden, 't welk waarlyk aangenaam was te zien. Wat my betreft, ik beken, dat ik nooit bewys van spoorloozer Godsdienstigheid gezien hebGa naar voetnoot(*).’ - Om deeze Bygeloovigheden aan dien Stroom, welks water gezegd wordt een zondafwisschende kragt te hebben, te verrigten, moeten zy, die de la valle zag, een veiliger plaats uitgekoozen hebben, dan | |
[pagina 581]
| |
waar van pococke gewaagt, als hy optekent, en door onzen Kamerreiziger vervolgens vermeld wordt: ‘Het Volk begeeft zich derwaards om in het Jordaanwater te duiken, 't welk ook doorgaans de meeste Europeërs doen. Zy verrichten het echter niet zonder zich aan de takken der boomen vast te houden; maar dit is zelfs bezwaarlyk, doordien de oever week en steil, en daarenboven de stroom zo snel is, dat 'er merklyk gevaar zou zyn om 'er door weggevoerd te worden, als iemand zich in de Rivier waagde, zonder zich aan de struiken vast te houden: want in dit geval moet men een zeer ervaaren zwemmer zyn, om den oever te bereiken. Zommige Pellegrims, die zich onbedachtelyk in de Rivier waagden, zyn jammerlyk verdronken.’ Voor ditmaal genoeg. Wy zien het volgend Deel welhaast te gemoete. |
|