Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAan het Congres te Rastad. Door eenen Staatsman. Uit het Hoogduitsch. Te Leyden, by D. du Mortier en Zoon, 1798. In gr. 8vo. 88 bl.Wie deeze Staatsman is, wordt ons niet vermeld. Alleen geeft het slot ons deezen wenk: ‘De toon, van welken ik my bediend heb, is die der vryheid en waarheid. - Als een gebooren Cis-Rhenaaner kan geen wensch my meer aan 't hart liggen, dan het geluk een vry Fransch burger te worden. Dit moet my by alle verstandigen ontschuldigen, wanneer myn toon met myne wenschen overeenstemt. - Daar ik, zedert eenige jaaren, in diplomatische bezigheden onafgebrooken gewerkt heb, geloof ik des te meerder recht te hebben om tegen eene verlichte Vergadering, (het Congres te Rastad) welke gevoel voor waarheid heeft, een woord te mogen spreeken.
Die vry durft denken - denkt wel.’
Men voege, te nader kennismaaking met den Schryver, hier by het begin der Algemeene Aanmerkingen, die de eerste Afdeeling uitmaaken. ‘Met genoegen neem ik de pen in handen, mogelyk voor 't laatst in deezen tyd, daar de groote Europische Twist nog niet geheelenal | |
[pagina 553]
| |
is bygelegd. Met genoegen zeg ik, om dat het tydstip eener algemeene Vrede onder de beschaafde Volken van Europa (want de Britsche Wilden behooren onder de half beschaafde Barbaaren) daar is, en de Vorsten van Duitschland omtrent de noodzaaklykheid van denzelven voor zich en hunne Staaten op het levendigst overtuigd zyn, en deeze Vrede derhalven niet meer twyfelagtig isGa naar voetnoot(*). Maar hoe - en op welke voorwaarden zal die geslooten worden? Zal dezelve duurzaam en in zyne gevolgen gelukkig, of slechts voor weinige dagen zyn? Van het beantwoorden deezer vraagen hangt oneindig veel af. - Ik vermeet my niet de wysheid der Vredesonderhandelaaren te willen bestuuren. Myn bescheiden oogmerk is denkbeelden op te geeven, die hunne oplettenheid niet onwaardig zyn; die nieuwe denkbeelden kunnen voortbrengen, welke, door de meerdere wysheid der Onderhandelaaren geschaafd, de behoorelyke gedaante en betrekking tot het geheel verkrygen; die, wanneer zy met hunnen last niet stryden, tot uitbreiding, nadere bepaaling of verbetering van denzelven iets, ten minsten misschien iets, kunnen bydraagen.’ In XX Afdeelingen is dit Stukje begreepen, en voeren zy deeze opschriften. - I. Algemeene aanmerkingen. - II. Alle nadeelige gevolgen van den Vrede komen op Rusland en Pruissen. Vergrooting der Oostenryksche Magt. Noodzaaklykheid deezer vergrooting. - III. Pruissen. - IV. En waarom moet de Bataafsche Republiek deeze Grenzen hebbenGa naar voetnoot(†)? - V. Noodzaaklykheid om den linker oever van den Rhyn af te staan, zo wel voor Frankryk, | |
[pagina 554]
| |
als voor Duitschland. VI. Vervolg van de voorgaande Afdeeling. - VII. Beantwoording der Vraage: Hoe zal het met de drie Keurvorstendommen aan den Rhyn gaan? - VIII. De Rhyn-Grensscheiding met betrekking tot de Groote Republiek. - Het IX, X en XI toonen, in vervolg geschreeven, aan, (1) De naauwere vereeniging van den Franschen Handel met dien der Bataafsche Republiek, zo wel in tyden van Vrede als van Oorlog, welke van het grootste aanbelang is; gelyk ook met dien van de andere Staaten van Duitschland. (2) Noodzaaklykheid van het bezitten van den Linker Rhyn-oever voor Frankryk, met betrekking tot Militaire schikkingen. (3) Noodzaaklykheid van den Linker Rhyn-oever voor de Fransche Republiek, met betrekking tot het Staatkundige en Finantieele. - XII. Schadeloosstelling der Wereldlyke Vorsten. - XIII. Hoe kunnen de Vorsten schadeloos gesteld worden? - XIV. Duitsche Rykssteden. - XV, XVI, XVII en XVIII loopen te gader over de Verzoeken aan de Fransche Republiek. (1) Dat men van allen dwang met opzigt tot de gevoelens bevryd blyve. (2) Verwydering der Emigranten uit Duitschland. (3) Verbod dat geene Vyandlyke Armeeën door Duitschland mogen trekken. (4) Dat Rusland tot het guarandeeren van den Vrede niet toegelaaten worde. - XIX. Beantwoordingen der Vraagen, heeft dan de Fransche Republiek werklyk voor Rusland te vreezen - of voor eene nieuwe Coalitie? - XX. Besluit. Uit het geen wy van den Onbekenden Staatsman reeds hebben aangestipt, en deeze opgave van den Inhoud, valt gereedlyk op te maaken zyne denkwyze over deeze veelvuldige Onderwerpen. Natuurlyk worden wy geleid om de aandagt voornaamlyk te vestigen op 't geen onze Bataafsche Republiek betreft. Gunstig over dezelve denkt onze Cis-Rhenaansche Staatsman; de IV Afdeeling kan daar van ten bewyze strekken, en vielen wy in bekooring om dezelve geheel over te neemen; immers strekt dezelve ten betooge, ‘dat het voor alle Staaten van Europa van het hoogste gewigt is, dat het geheel in stand blyven van hunnen Handel van de naauwste vereeniging met de Hollanders afhangt,’ doormengd met veele ons gunstige bedenkingen; doch wy vinden het voor ons bestek te uitvoerig; beter schikt daar toe, 't geen wy hier boven aangeduid hebben als het eerste Onderdeel in de IX Afd. Wy schryven het af. ‘Het is bekend, dat 'er van Germersheim tot aan de | |
[pagina 555]
| |
Bataafsche Grenzen vier-en-twintig, en van daar, tot aan Rotterdam, vyf Tollen zyn, welken, in elk jaar, meer dan een Millioen Guldens opbrengen: waar door de Handel tusschen den Elsas of het Departement van den Boven- en Beneden-Rhyn buitengemeen belast en bezwaard wordt. - Op dezelfde wyze is het gesteld met de tusschen beiden liggende Staaten van Duitschland aan de Rivieren, welken van de Noordzyde zich in den Rhyn ontlasten. - Door de Stapel-Steden Spiers, Maintz en Keulen wordt de Handel van de Bataafsche Republiek zeer bepaald, daar dezelve haare Schepen niet verder dan tot Keulen mag zenden, verplicht is daar te ontlaaden, en haare Waaren met Keulsche Schepen verder te vervoeren. - Hoe voordeelig over het algemeen voor de Fransche en Bataafsche Republiek, als ook voor geheel Duitschland, een meer vrye handel zyn zoude, heeft geen bewys noodig. - Rechtstreeks gaat de Rhyn tot aan Bazel ongehinderd, en van daar, de waterval van Schafhausen voorby zynde, onderhoudt dezelve door de Boden-zee den handel met Helvetie. - Door den Moezel geeft dezelve den vryen handel op Lotharingen; zo opent dezelve ook door den Main den handel over Frankfort, Wurtzburg en Bamberg in Frankenland. - Door den Nekkar tot aan Stutgard in Zwaben. - En zo ook door de Lahn, de Lippe en de Rhoer. Dat zelfs, door middel van de vrye Scheepvaart op den Rhyn, de Engelsche handel op den Wezer en Elbe, alzo die Rivieren met zwaare tollen bezet zyn, groot nadeel zoude lyden, is duidelyk. Alleenlyk van Pirna in Saxen tot aan Hamburg moet men op de Elbe tweeen dertig Tollen passeeren; zo als ook de Engelsche handel van Hamburg na Frankfort aan den Main over Hanover en Cassel door het vervoeren over land moeilyk gemaakt wordt. Maar byzonderlyk moet het bezit van den Linker Rhynoever in tyd van oorlog zeer voordeelig zyn, alzo dan de toevoer uit de Bataafsche Republiek door geene tusschenbeiden liggende Staaten gestremd, of door lastitige Stapelrechten belemmerd, of door tollen duur gemaakt wordt. Hier door kunnen de Republikeinsche Armeeën in eenen Ryksoorlog tot in Frankenland, en zelfs, wanneer het noodig is, tot in Zwaben, den toevoer bekomen. Maar 't geen byzonderlyk de Republiek betreft is de | |
[pagina 556]
| |
Stad Maintz, welke, in vervolg van tyd, meer dan Frankfort aan den Main, de Stapelplaats van den Franschen, Bataafschen en Duitschen handel moet worden, waar voor zy, en ook wat de gemaklykheid der verzendinge aanbelangt, ongelyk beter gelegen is. - De ligging van Maintz is van die natuur, dat 'er slechts eene overeenkomst tusschen de beide Republieken gevorderd wordt, om dezelve tot het groot Depot van den geheelen Duitschen Handel en van een groot gedeelte van den Franschen met geheel Duitschland en de Bataaven te maaken. - Frankfort zou dan zeker ophouden te zyn, 't geen het thans is; maar geene Natie kan 'er ook het minste by verliezen, wanneer de Mis van Maintz die van Frankfort verdringt. De Volken zullen 'er in tegendeel zeer veel by winnen; alzo de vryheid van Handel en Scheepvaart de prys der Waaren zeer zal verminderen, waar aan, zo lang het, met opzigt tot het stapelrecht en de tollen, by den ouden regel blyft, en Frankfort dezelfde betrekking houdt, niet kan gedacht worden. - De vrye Handel zal geheel Zuid-Duitschland doen bloeijen, het mededingen in denzelven zal toeneemen, en de Manufactuuren aan den rechter oever zullen zo bloeijend worden, als zy nog nooit geweest zyn. - Deeze afschaffing van stapelrechten en tollen kunnen deeze landen zo weinig van de tegenwoordige Bezitters van dezelve aan den Rhyn verwachten, dat zy veel eerder eene verhooging en vermeerdering van dezelven moeten te gemoet zien, wanneer de Fransche Republiek die Staaten niet aanslaat, of uit dezelven eene nieuwe byzondere Republiek vormt. Dat de invloed deezer schikkingen, tot diep in de Republikeinsche Departementen toe, de Manufactuuren zal doen bloeijen, is zeer natuurlyk. Over het algemeen schynt de natuur den bloei der Landen aan den Rhyn en der aangrenzende streeken, aan het bezit derzelven en aan de hoogheid der Fransche Republiek, of aan den invloed van dezelve, verbonden te hebben; daar de menigte der Duitsche Vorsten den Handel door tollen en kwellingen het merg als uitzuigen, en het toeneemen van Commercie en Manufactuuren daar door verhinderen.’ In 't slot schryft de Staatsman, die hier de pen voert: ‘Alles, wat ik hier gezegd heb, is niets anders dan eene | |
[pagina 557]
| |
schets - onafgewerkt - aan het ryper nadenken van groote Staatsmannen voorgesteld, die dezelve verder kunnen ontwikkelen.’ |
|