Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1798
(1798)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijM. Necker, Wysgeerige Bedenkingen over de Gelykheid. Uit het Fransch. 's Gravenhage, by I. van Cleef, 1797. In gr. 8vo. 144 bl.Naa dat, op de Vraage van teyler's Godgeleerd Genootschap, In welken zin kunnen de Menschen gezegd worden gelyk te zyn; en welke zyn de Regten en Pligten, uit deeze Gelykheid voortvloeiende? de Antwoorden van de Hoogleeraaren cras en brown het licht zagenGa naar voetnoot(*) - naa dat het algemeen gezogt en druk geleezen, laater afzonderlyk en door dat Genootschap vereerd Werkje over die stoffe van wylen pieter paulus in handen onzer Landgenooten gekomen isGa naar voetnoot(†), en in dat Tydsgewrigte meer andere Geschriften tot die gewigtige stoffe betreklyk in den dag gezonden en den Landgenooten onder 't oog gebragt zyn, zou men dit stuk voldongen en genoeg opgeklaard kunnen rekenen. Het verwonderde ons, derhalven, eenigermaate, de Vertaaling van bovengemelde Werkje des Heeren necker | |
[pagina 550]
| |
te ontvangen: wiens begrippen omtrent dit Onderwerp, in zyn Geschrift sur l' Administration, op veele plaatzen in de Verhandeling van den Hoogleeraar cras, ontleed en tegengesprooken wordenGa naar voetnoot(*), en waaromtrent paulus in zyne Verhandeling over de Gelykheid schreef: ‘Het doet my leed, om der hoogagting wille, welke ik aan het karakter van den Man toedraag - het doet my leed, dat ik het zeggen moet; doch het komt my in waarheid voor, dat necker met deeze stof niet bekend geweest is.’ De Vertaaler van het voor ons liggend Stukje moge, ten opzigte van deeze laatste aanhaaling, zeggen, ‘p. paulus schreef dit, vóór dat necker deeze Wysgeerige Bedenkingen over dit Onderwerp op het papier gesteld en in 't licht gegeeven hadt.’ - Hy moge verzwygen welke bedenkingen cras te boven door ons aangehaalde plaatzen maakte op de toenmaalige begrippen van necker, aangaande dit onderwerp; wie deeze en het tegenwoordige Werkje met elkander vergelykt, zal reden te over vinden, om vast te stellen, dat de begrippen van necker in den grond dezelfde zyn als hy voorheen heeft aan den dag gelegd. Alleen is alles hier meer uitgewerkt, sterker gekleurd. - En wie zal zich des verwonderen, als hy onderrigt wordt, dat necker, wiens lot- en staatswissel by de Omwenteling in Frankryk genoeg bekend zyn, deeze Bedenkingen schreef, ‘toen,’ om hier de eigen woorden van den Vertaaler aan den Leezer te bezigen, ‘het misbruik van het Beginzel van Gelykheid in Frankryk, de Dwinglandy van robes-pierre, hadt voortgebragt,’ met de welgepaste en hoognoodige byvoeging, ‘deeze omstandigheid moeten wy in 't oog houden, alzo zy zeer veel deel zal gehad hebben in de sterke uitdrukkingen, welke necker zich hier en daar in deeze Bedenkingen heeft veroorlofd.’ Het blykt hier uit, dat dit schryven voornaamlyk gerigt is tegen de Robespieriaansche Gelykheid. Men vondt ook in het oorspronglyke eene reeks van Aanmerkingen op de Constitutie van 1793; doch thans te rugge gehouden, als geene belangrykheid meer hebbende in een tydstip, | |
[pagina 551]
| |
dat deeze Constitutie niet meer bestaat (bl. 56.) - Men stelle zich een geraakten necker, met een gloeiende Verbeeldingskragt, voor, in die tydsomstandigheid schryvende, en 't zal ons geenzins verwonderen, dat deeze sterker gewerkt heeft dan het bezadigd Oordeel. Van hier zo veele Tafereelen in deeze Wysgeerige Bedenkingen opgehangen, by welke men den Wysgeer geheel mist, hoe zeer het sterk coloriet den Schilder vertoone: Tafereelen van eenen begogelenden aart, doch die niets tot de groote zaak doen. - Dan wie zal iets uit de pen van een zo gelukkig Schryver als necker gevloeid, schoon hy met hem by lange na niet instemme, niet met genoegen leezen? - Wie zal dit bovenal niet doen in 't Fransch; schoon de Vertaaling van dit Stukje veel beter zy dan men ons ten bederve van het schoone Werk in de hand gestopt heeft van zyn meesterstuk de l'Importance des Opinions religieuses. De Hoofdafdeelingen van deeze Bedenkingen loopen over de Gelykheid, in haare betrekkingen jegens de Publieke Orde en de Vryheid. - Over de Grondbeginzelen die met het Zamenstel van Gelykheid verbonden zyn. - De Oppermagt des Volks. - De Rechten van den Mensch. - Van de Gelykheid, in haare betrekkingen tot het Geluk en de Zedelykheid. Geen verstandig, geen bezadigd, Mensch heeft ooit getwyfeld aan de rampzalige gevolgen, die eene volstrekte Gelykheid, buitenspoorig en tot uitersten gedreeven, moet te wege brengen. Vooruitzigten van veelvuldig en onberekenbaar jammer doen zich aan zyn oog op: de Vertaaler voert wel te regt, in zyn Berigt aan den Leezer, het reeds des aangemerkte van p. paulus aan, met byvoeging: ‘Zeker, deeze vooruitzigten, wier weezenlykheid in Frankryk, onder de tyranny van robespierre, bestaan heeft gehad, maken het lezen van deeze Wysgeerige Bedenkingen van necker, in welke hy dezelve, zo ernstig en nadruklyk, heeft voorgesteld, hoe zeer hy dan ook het onderwerp uit een ander oogpunt beschouwd, en,’ (gelyk hy met overwigt van reden aanmerkt,) ‘niet genoeg gelet heeft op de Pligten, welke uit de Zedelyke Gelykheid der menschen, in dezelfde evenredigheid als de Rechten, voortvloeijen, niet enkel nuttig, maar noodzaaklyk voor myne Medeburgeren; ten einde op hunne hoede te leeren zyn tegen het zo geducht misbruik van het beginzel van Gelykheid, en hen | |
[pagina 552]
| |
op te spooren, om, eendragtig, eene wyze Staatsregeling (Constitutie) te bepaalen, op dat éénmaal alle verwarring, en de gebreken eener Regeeringloosheid, ophouden, alle rampen, die god verhoede! voorgekomen, en het Staatsgebouw van een vry en verlicht Volk, tot heil van allen, voltrokken worde!’ Daar thans dit tydperk der aanneeminge en in werking brenging eener Staatsregeling, zints de Vertaaler dit in den jaare 1797 schreef, is opgedaagd, wenschen wy, dat onze Landsgenooten de Tafereelen, hier tot ten toonstelling eener verkeerd begreepene Gelykheid opgehangen, niet noodig zullen hebben; of het moest weezen om zich te treffender het geluk te vertegenwoordigen van nimmer dagen beleefd te hebben, waar in, hier te lande, dusdanige verkeerde begrippen, in werking gebragt, ramptooneelen by ramptooneelen baarden, op welker aanschouwen de Menschlykheid te rug beeft. |
|