La Peyrouse, Tooneelspel. Gevolgd naar het Hoogduitsch van A. von Kotzebue. Te Amsteldam, by de Wed. J. Dóll, 1798. In 8vo. 73 bl.
La Pyrouse had ondernomen den aardbol om te zeilen, met oogmerk om zich door het doen van gewigtige en nutte ontdekkingen by zyn land verdienstlyk, en by den tydgenoot en nakomeling beroemd, te maken. Op dezen togt werd hy door een bulderend stormweder overvallen. Zyn schip stootte tegen de harde klippen, barste vanéén, en alle zyne togtgenoten werden verzwolgen door den golvenden vloed. Ook La Peyrouse zelf zou zeker zyn omgekomen, ware hy niet door een weldadig beschermengel, die nog tydig ter zyner hulpe toesnelde, bykans wonderdadig, gered geworden. Enigen tyd kampte hy, zwemmende, tegen de baren. Weldra begaven hem zyne krachten. Nog éénmaal dacht hy aan zyne egtgenote ... aan zyne kinderen - aan de Godheid, en liet vermoeid de armen zinken. Tot zichzelven gekomen, lag hy op den grond uitgestrekt. Een meisje, van één der Wilden, bukte nevens hem, en by het eerste teken van leven dat zy aan hem ontdekte, ontging haar een luide vreugdekreet. Driemaal was dit edel schepsel in de branding gesprongen, en driemaal door het geweld der baren op het strand terug geworpen. Ten vierdemaal stortte zy zich in de golven, greep haar prooi by den hairvlecht, en ontrukte dezelve aan het haar bestokende element. Malvina (zo heette dit lieve kind) deed nog meer. Zy beschermde den vreemdeling tegen den moordlust harer bloeddorstige magen. Zy bouwde hem ene frissche en aangename woonstede. Zy leerde hem de heilzame en vergiftige kruiden van elkander onderscheiden. Zy verzaakte, toen zy kiezen moest, hare tederste betrekkingen, om voor den man, dien zy het leven wedergeschonken had, alles te worden. La Peyrouse was in die omstandigheid niet langer meester van zyn hart. De hope, om zyne beminde gade en kroost weder te zien, kon hy bykans niet meer voeden. Zyn redster, die hem als uit den Hemel scheen toegezonden, kwam hem, in de volle eenvoudigheid der ongekunstelde natuur, daaglyks met hartlyke liefkozingen voor. Hy
moest die beantwoorden, en niet ondankbaar worden. Hy werd dan ook Malvina's minnaar, haar egtgenoot, en door haar weder eerlang vader van een aanvallig kind. Agt jaren had hy in die vereeniging gelukkig geleefd. Alleen was hy zyne vorige betrekkingen niet vergeten, en het herdenken aan de geliefde voorwerpen, waarvan hy was afgescheurd, knaagde bestendig aan de rust zyner ziele. Nog nooit had hy een vaartuig, dat zyne hope, om eens in zyn Vaderland weder te keren, kon verlevendigen, in de na-