onze goedkeuring en lofspraak geenzins weigeren. Hy toch geeft reeds beslisschende blyken van met de studie der ouden enen goeden aanvang gemaakt, en wezenlyk met smaak en oordeel gewerkt te hebben. Wy hebben zyne Dichtstukjes, die ten getale van 23 in dit bundeltje voorkomen, schoon zy ons wel gene stoffe leverden om de sterkte van een verheven genie te bewonderen, evenwel, om de zoetvloeiendheid der versen, en de naïve uitdrukking van een zacht gevoel, algemeen met genoegen gelezen. Wy bevelen derhalve deze Musae Juveniles aan de aandacht van alle ware beminnaars en begunstigers der Latynsche poëzy, en wenschen gaarn, dat het, door derzelver goed onthaal, dezen wel-belovenden kwekeling aan gene nodige opwekking voor het vervolg ooit ontbreke. Behalve d'escury's eigen proeven heeft men nog in dit bundeltje een schoon Vers van zynen verdienstlyken Leermeester Jo. Ad. Nodell, één, gelyk in waarde, van den beroemden J.H. Hoeufft, en weinige regels van minder belang, door C.E.E. Collot d'Escury, den Broeder van onzen Dichter, vervaardigd.
Het volgende mogen onze Lezers tot ene kleine proeve nemen.
Treslingio sponso.
Qualis Erechtheos spatiata Minerva per agros
Aeternum pulchro puichra decore nitet;
Qualis odoratis in apricae vallibus Idae,
Pastori visa est Cypria Dardanidae;
Talis virginei virgo pulcherrima coetus
Cepit amatorem, tam bene culta, suum.
Ut stipulae taedis siccae incenduntur in agris,
Ut folia, adverso marcida facta noto;
Sic juvenem exussit flammatum corda calore,
Vincula qui nunquam saeva remittit Amor.
Illum et Acidaliis percussum pectora telis
Sollicitos vidi conterere usque dies.
Donec legitimos formosa timere calores
Desiit, et casti spernere jura tori.
Una potens sanare aegrotae vulnera mentis,
Una salutiferas adtulit illa manus.
Et Treslinge! tibi placidis arrifit ocellis,
Et dedit addictas in tua jura manus.
Ecce Dionaea praecinctus tempora myrto,
Optatum ingrederis, nocte silente, torum.
Jam potes in niveis felix haerere lacertis,
Ferreque de timida virgine opima potes.
Non sic Leander, fulcatis aequoris undis,
Ibat in amplexus, Sesti puella, tuos.