Praktikale Godgeleerdheid, door S. van Emdre, Predikant te Wageningen, Lid van 't Genootschap ter verdediging van den Christelyken Godsdienst, en van de Zeeuwsche Maatschappye der Wetenschappen. Iste Deel. Te Utrecht, by W. van Yzerworst, 1797. In gr. 8vo, 238 bl.
Voor zo veel het leiden van een godzalig en deugdzaam leeven de ziel en het weezen uitmaakt van allen waaren, en dus ook van den Christlyken, Godsdienst, verdienen alle poogingen lof en aanmoediging, die het verwekken of bevestigen van zulk eenen leevensaart kunnen bevorderen. Daar toe wordt vereischt eene zekere maate van kennisse, bestaande in de ontwikkeling der gronden, de ontvouwing der onderscheidene pligten, en het aanvoeren van gepaste drangredenen. Een goed werk verrigt alzo een ieder, welke daar toe zynen naasten de behulpzaame hand biedt. De kundige en werkzaame van emdre treedt, als zodanig, hier ten voorschyn, in een geschrift, 't welk doorwrogt mag genoemd worden, in zo verre het geheele stelzel van 's menschen pligten zeer uitvoerig en onderscheiden wordt voorgedraagen. Een nieuw Plan, evenwel, volgens 't welk zyn Eerw. zegt dit Werk te zyn ingerigt, hebben wy 'er niet kunnen ontwaaren.
Het Eerste Deel, welk thans voor ons ligt, bevat twaalf Hoofdstukken. In de drie eerste Hoofdstukken, die als eene Inleiding tot het geheele Werk kunnen beschouwd worden, handelt van emdre over de bronnen der Praktikaale Godgeleerdheid - derzelver grondslag - en over de mogelykheid van de betragting der pligten. Dit alles met de gepaste uitvoerigheid ontvouwd hebbende, treedt de Schryver ter zaake. Wat de Leezer, zo in 't geheele Werk, als byzonder in het nu afgegeeven Eerste Deel, te verwagten hebbe, blykt uit den aanhef van het Vierde Hoofdstuk. Van emdre berigt