jeugd! Zy is de lente van ons leven; alle onze vermogens en krachten staan als in den vollen bloei; onze geest is 't vlugst, en het ligchaam 't vaardigst, om den geest te dienen. Wy zyn, voor stryd en arbeid, dan best bekwaam, en vol van drift, om moeilyke zaaken aan te vatten en uit te voeren. Beschouwt, uit dit aangenaam gezichtpunt, uwe jeugd, Jongelingen en jonge Dochteren! Maar denkt tevens aan God, uwen Schepper en Heer, aan wien gy uw bestaan, en alles wat gy zyt en hebt, verschuldigd zyt. Zal het God niet zyn, aan wien gy, uwe jonge kracht, uwe edele ontwikkelde vermogens, en uwe beste sterkte toewydt? of zullen uwe gryze hairen en uwe afgesleetene krachten slegts voor den God uwes levens zyn?
Neen, die God eischt uwe jonge ziel, en het beste van uw leven, voor Hem. En hoe aangenaam het Hem zy, en welk een welgevallen Hy in ons neemt, als wy ons, aan Hem en zynen dienst, van jongs af, wyden, leeren de goedertierene wegen, de wondere leidingen, de onnadenklyke verlossingen, en de uitneemende zegeningen, met welken Hy, de vroege godzaligheid van eenen Jozef, Samuël, David, Daniël, Sadrach, Mesach, en Abed-Nego, bekroonde.’
‘Die aangenaame tijd des levens is tevens eene zeer gevaarlyke en zorglyke tyd. Onze denkbeelden zyn dan het bedrieglykst, daar wy geneegen zyn het schyn-geluk, ons, als een wezenlyk heil, voor te stellen; de driften zijn sterk, verzetten zich tegen Reden en Godsdienst, en trachten te overmeesteren; de hartstogten zyn het geweldigst; de geesten van het bloed het levendigst, en wekken gestadig op tot voldoening van de begeerlykheden des vleesches en der waereld; by dit al is men onbedreeven in de loosheid en boosheid van ons eigen hart. Zoo staat men op eenen zeer gladden weg, in het uiterste gevaar, om het spoor van Godsdienst en deugd, waar op God en menschen ons bragten, te verlaaten, ja geheel uit het oog te verliezen.
Denkt veel op dit gevaar - maar ziet dan tevens op de waereld, die U omringt, op zoo veele bekooringen en betoveringen door haare schynvermaaken, op zoo veele aanlokzelen en verleidingen tot het kwaad van zoo veele boozen. Wat zal hier beveiligen? Het eenige, en welbeproefde, middel is het hart te geeven aan den Heer, en Hem te vreezen van de jongheid af! De vreeze Gods