Grafbeschouwing. Te Amsterdam, by F.J. van Tetroode, 1797. In 8vo. 248 bl.
Het oogmerk, welk men van een Werkjen, dat zich onder dezen of dergelyken titel aankondigt, aanstonds natuurlyk vermoedt, is geen ander dan dat van roerende denkbeelden, stille, ontzettende, maar verheven en vruchtbare, aandoeningen en gevoelens in de ziel te verwekken. Hoezeer dan ook zodanig oogmerk vermoedelyk de pen van den Schryver dezer Grafbeschouwingen bestuurd hebbe, geloven wy nogthans, dat hy hetzelve, vooral by Lezers die gewoon zyn iets meer dan oppervlakkig te denken, bezwaarlyk zal bereiken. Ongetwyfeld zyn 'er menige goede gedachten en stichtlyke aanmerkingen in dit boeksken vervat, maar die daar geenzins onder dat statig en ontzagwekkend kleed voorkomen, welk de denkbeelden van enen Feith, en van andere Schryvers van smaak en gevoel, wanneer zy de stille rustplaatsen der doden bespiegelen, gewoon zyn aan te nemen. Men vindt hier nergens dien klemmenden, roerenden en verheven, toon, welke de hoofdvereischte van een dergelyk Werkjen, en meest alleen voldoende is, om enen treffenden en gewenschten indruk te maken. Het geheel bestaat in 14 beschouwingen, welke in deze orde volgen. I. Beschouwing by het Praalgraf van enen Vorst. - II. By het Graf van Maria Ferdinanda van Spanje. Koningin van Sardinien. - III. By het Graf van enen Bisschop. - IV. By het Graf van enen Hoveling. - V. By het Graf van enen Vrind. - VI. By het Graf van Judith, Weduwe van Bethulia. - VII. By het Graf des Tyds. - VIII. By het Graf van enen Kerklyken. - IX. By het Graf van enen Letterkundigen. - X. By het Praalgraf van Karel van Bourbon. - XI. By de Krib van onzen Heer Jesus Christus. - XII. By de Graven der Martelaren. - XIII. In een Bosch. XIV. By myn Graf. By zulk ene verscheidenheid van
onderwerpen hadden wy nog al vry wat afwisseling van denkbeelden verwacht, in staat ten minste om den leeslust tot den einde toe op te houden. Maar met slechts ene kleine verandering, welke de aart van het onderwerp volstrekt medebrengt, komen telkens onder iedere beschouwing bykans dezelfde gedachten weder, zodat wy ze allen niet dan met moeite, en soms onder grote verveling, hebben doorgelezen. Het lofwaardigste, dat wy dus al van dit Werkjen zeggen kunnen, is, dat hetzelve, daar het uit enkelde trekken blykt van een Roomsch Geestlyken geschreven te zyn, evenwel géén denkbeeld, ergerlyk voor andere Kristlyke gezinten, voorstelt.