Kleine Dichterlyke Handschriften. Tiende Schakeering. Te Amsteldam, by P.J. Uylenbroek, 1797. In gr. 8vo. 136 bl.
In deze Schakering vindt men weder tweëndertig groter en kleiner Dichtstukken van onderscheiden makers, dezelfde, die ook reeds in de vorige Schakeringen hunne bydragen geleverd hebben. Alle deze stukken hebben geenzins gelyke waarde. Sommige zyn niet meer dan middenmatig. Andere hebben meer dichterlyk genie. Vooral hebben ons de geestige wendingen in het Gedicht aan Niemand, door o.c.f. hoffham, zeer behaagd; zo als wy ook de Vertalingen van de Ouden, vooral die van Tibullus, door r.h. arntzenius, met genoegen gelezen hebben. Maar uitmuntend door 's Dichters beminlyk yuur, en daar door, in ons oog, niet minder dan door het onderwerp belangwekkend boven de overige, is het eerste stuk van deze Verzameling, zynde een Lierzang op de Polen, door d.j. van lennep. Gaarn wenschten wy dit schone vers hier aanstonds voor onze Lezers te mogen afschryven. Daar nogthans deszelfs uitgebreidheid ons hiervan wederhoudt, zullen wy