| |
Rapport van Jacob Spoors, als Fiscaal van den Hoogen Zee-Krygsraad, omtrent het gedrag van den Capitein Engelbertus Lucas, en verdere Commandanten der Schepen, behoord hebbende tot het Esquader, in den Jaare 1796, naar de Oost-Indiën gedestineerd; benevens de Resolutie en Sententie ten deeze door den Hoogen Zee-Krygsraad genomen en geslaagen. In den Haag, ter 's Lands Drukkery, 1798. In gr. 8vo. 151 bl.
Met alle reden verlangde de Natie een volledig Verslag van den Zeetocht, en het deerlyk lot, een gedeelte onzer Zeemagt aan de Kaap de Goede Hoop, onder het opperbevel van den Capitein lucas, overgekomen. Dit verlangen zal dezelve voldaan vinden in het wel ge- | |
| |
steld en uitgewerkt Rapport van den Fiscaal jacob spoors, die zeker geene verschooning behoeft te verzoeken, ‘wanneer hy door den verbaazenden omslag der zaake, en inzonderheid door nieuwlingschap in het geen den Zeedienst betreft, zich minder naauwkeurig uitdrukt, dan iemand, in dat vak volleerd, zou mogen vorderen.’
In de eerste plaats doet hy verslag van de gebeurtenissen, zo als die by de bekomene Informatien worden opgegeeven, voor zo verre dezelve in het opgelegd Onderzoek in aanmerking kunnen komen. - In de tweede plaats onderzoekt hy, of het gehouden gedrag van den Capitein e. lucas overeenkomstig is geweest met de geheime Instructie, door de voormaalige Staaten Generaal aan hem voorgeschreeven. - En eindelyk speurt hy naa, of lucas eenig ander verzuim heeft begaan, omtrent iets waar van in de Instructie geene bepaaling gemaakt was, en waardoor het ongeluk aan het Esquader onder zyn Commando veroorzaakt of verhaast is.
Wy hebben in dit Stuk veele onzer reeds gemaakte bedenkingen over dit geval bewaarheid, dan even zeer de gunstige gedagten, wegens lucas van tyd tot tyd ingeboezemd, ongegrond bevonden; daar het alzins blykt, dat hy geenzins de Man was, wien men eene Tocht van dien aart moest toevertrouwd hebben. Zyne agterhoudenheid, bruskheid, eigenzinnigheid, worden hier met veele staaltjes aan den dag gelegd; zy zouden vermaaken, indien de zaak niet zo ernstig en voor den dienst des Lands zo hoogst nadeelig geweest ware. Wel bekroop ons de lust om 'er eenige op te zamelen, en ze onzen Leezeren te bieden, ter kenschetze van eenen Man, die den Lande op zo veel schats en zo veel ongelegenheids te staan komt. Zo vloeken, schelden, en laage behandelingen, een Held vormden, was lucas een Held van de eerste grootte geweest. Men oordeele uit dit eene staaltje by den deerlyken afloop des rampzaligen Tochts. ‘Volgens benedictus, zou lucas, by het binnen komen der vreemde Schepen, toen hy nog in de hoop was dat het Franschen konden zyn, gezegd hebben: Het zal zo een vaart niet loopen, de ruiter heeft 'er wel doorgeslaagen, en waarom zouden wy het niet doen? - Doch, volgens claris, was het geheel anders gesteld, toen lucas wist dat het Engelsche Schepen waren. - Alle de Commandeerende Officieren waren het eens, dat
| |
| |
lucas kon onderneemen wat hy wilde: dan alles wat wy zeiden hielp niets; want hy hadt ten eenemaal zyne presentie van geest verlooren. - Valkenburg verzekert, dat lucas van geene voorstellen wilde hooren, om door den Vyand heen te slaan, of beantwoordde die met onredelyke expressien. Zelfs zou lucas op diergelyk voorstel, door pool en anderen gedaan, geantwoord hebben: De jonge lui willen Goddome een been uitsteeken by de Natie!’
‘Men kan,’ dus drukt zich de Fiscaal spoors uit, ‘niet veronderstellen dat lucas voorbedagtlyk zyn Esquader in 's Vyands handen heeft willen brengen. In het onderzoek deezer zaak is geen de minste schyn voorgekomen van eenig verraadlyk inzigt. - Aan persooneelen moed schynt het hem mede niet gemangeld te hebben; maar men is genoodzaakt te erkennen, wanneer men de houding geduurende deeze Expeditie in aanmerking neemt, dat hy met de verraadelykste inzigten, of met de vernederendste lafhartigheid, geen meer kwaad hadt kunnen doen.’
Met regt besluit de Burger spoors zyn Verslag in deezer voege: ‘Ziet daar, geagte Medeburgers, aan uwen last naar myn vermogen voldaan! Zoo gy uit de informatien, ten uwen overstaan en met uw volyverig behulp ingewonnen, niet reeds mogt zyn overtuigd geweest, dat de Capitein lucas, in onderscheidene opzigten, aan groove pligtsverzuimen schuldig staat, twyfel ik niet, of een aaneengeschakeld Tafereel van zyn gedrag, geduurende de Oost-Indische Expeditie gehouden, zal u daar van ten vollen overtuigen.
De verdere Taak, welke u en my was opgelegd, moet door zynen Dood gestaakt worden. Ik ben daar door ontheven van straf te vorderen voor het geschonden Volksregt, en gy van de wyze te bepaalen waar op zulks zou moeten geschieden.
Zo gy egter, gelyk ik vaststelle, met my overtuigd zyt, dat 's Mans eerlykheid en goede trouw onkreukbaar is gebleeven, en dat de ramp, aan het Esquader, waar over hy bevel voerde, bejegend, veroorzaakt is door gebrek aan beleid en krygskunde, te schadelyker geworden door kwalyk geplaatste hooggevoeligheid van zich zelven, zou u mogelyk, zo wel als my, op het vellen van het wraakzwaard een traan van medelyden
| |
| |
ontrold zyn, welke 't gevoel van 't Volks-regt niet hadt kunnen weerhouden.
Indien het onheil, aan lucas wedervaaren, ten spiegel strekke voor andere Officieren, na eenig bevel te Water of te Lande staande, zonder daar voor berekend te zyn, zal de Natie uit dien rampspoed vroeg of laat aanmerklyk voordeel trekken!’
Wy wenschen dit met den Burger spoors; doch kunnen niet nalaaten, 'er by aan te merken, dat deeze Les zeer duur is. Twee Schepen van 64; één van 50; twee van 40; twee van 20; één van 18 Stukken, en een Oost-Indisch Compagnieschip, met zestien Stukken, ongeschonden in de handen van den Vyand!
De zonderlingheid des gevals noopt ons, uit de Resolutien van den Hoogen Zeekrygsraad, agter dit Verslag gevoegd, het volgende, den toedragt der zaake kortlyk schetzende, hier plaats te geeven. - Men hieldt het in den Zeekrygsraad daar voor, ‘dat Capitein lucas reeds vóór zyn vertrek uit Texel, op den 23 Feb. 1796, het voor volkomen zeker hadt gehouden, dat de Kaap de Goede Hoop in handen der Engelschen was, en daar uit hadt behooren te besluiten, dat het VIII en IX Artykel van zyne geheime Instructie te eenemaale moest komen te vervallen; te meer, daar hem bekend konde zyn, dat de voormaalige Staaten Generaal der Vereenigde Nederlanden die Instructie in een tydstip hadden gearresteerd, dat de overgang van de Kaap aan de Engelschen hier te Lande niet bekend was.
Dat hy uit de tydingen, geduurende de Expeditie, zo op Groot Canarien, Porto Praya, als anderzins, omtrent de sterkte der Vyanden aldaar, bekomen, gemaklyk hadt kunnen berekenen, dat de aan hem toebetrouwde magt, en de wyze, waar op het Esquader, waar over hy het bevel voerde, was toegerust, niet geschikt of genoegzaam was om de Kaap te herneemen, en mitsdien moeten gebruik maaken van het X, XI en XII Artykel der gemelde Instructie, uit kragt van welke hy gehouden was, wanneer hy zich buiten staat bevondt, om met de hoop van succes iets tegen de Kaap te onderneemen, na Isle de France te verzellen.
Dat, wanneer hy, door gebrek aan Water, Victualie, of anderzins, zich daar toe buiten staat gesteld zag, de voornoemde Capitein lucas was verpligt geweest,
| |
| |
toen hy zich op de hoogte der Brasilische Kust bevondt, St. Salvador, of Rio Janairo, aan te doen, om zich van het benoodigde, het welk daar op eene spoedige en gemaklyke wyze te bekomen is, te voorzien, en als dan zyne reize door te zetten.
Dat zelfs die voorzorge te noodzaaklyker was geweest, wanneer hy zyn geliefkoosd plan, om de Saldanha-Baai in te loopen, wilde ten uitvoer brengen; wyl zommige Schepen, by derzelver vertrek uit Texel, niet genoegzaam van Victualie en andere noodwendigheden schynen voorzien te zyn geweest.
Dat gemelde Capitein lucas de Kust van Brasil niet hadt behooren te verlaaten, dan naa Krygsraad belegd, en daarin volledige ouverture van zyne Instructie, de Kaap betreffende, gegeeven te hebben; ten einde in denzelven met genoegzaame kennis van zaaken te beslissen, wat in de hachlyke omstandigheden, waar in zich het Esquader bevondt, te doen stondt.
Dat, in allen gevalle, welke reden lucas dan ook voor dit verzuim moge gehad hebben, dezelve nimmer de Kaap, in dien toestand van zaaken, tot een Rendezvous hadt moeten bepaalen, veel minder Saldanha-Baai verkiezen om veilig te zyn; immers niet, zo hy voor gebrek aan Water te vreezen hadt: vermids hy daar door buiten staat wierd gesteld, die Baai, op aannadering van eenig gevaar, daadlyk weder te verlaaten.
Dat egter, toen de Capitein lucas zich eens in die Baai bevondt, dezelve een welbezeild Fregat of ander welbezeild Vaartuig by het zogenaamde Dassen-Eiland hadt behooren te doen kruissen, om in tyds van de beweeging des Vyands verwittigd te worden; of, zo hy zulks, uit hoofde van de kwaade Mousson, niet raadzaam oordeelde, zich van die middelen van verdediging bedienen, welke hem de situatie van de Baai en de kunst aan de hand konden geeven; tevens de Schepen van het Esquader in zodanige positie liggende, en zeilvaardig houdende, dat hy, in gevalle van overmagt of overrompeling, des noods altyd in staat was gebleeven, om in eene behoorlyke orde, by tyds, te kunnen retireeren.
Dat gemelde Capitein lucas, op het gedaane sein van de Chaloup de Havik, van vreemde Schepen te zien, terwyl tezelfder tyd een aanval van de Landzyde door den Vyand op één zyner Fregatten werd ge- | |
| |
daan, was gehouden geweest, daadlyk het teken van kappen, of laaten slippen, te geeven, ten einde met de Schepen, die hem volgen konden, in Zee te steeken.
Dat eindelyk de Capitein lucas, wanneer hem de Eer der Natie, en het mogelyk behoud der Schepen van het Esquader, waard en dierbaar was geweest, eene uiterste pooging hadt moeten in het werk stellen, en met of by het ten Anker komen der Vyandlyke Vloot, of wel kort daar na, na gedaan sein, met kragt van zeil, en een welbestierd vuur, langs de eene of andere zyde door de vyandlyke Linie tragten door te breeken, en alzo, wanneer ook dit mislukt mogt zyn, tot eer der Bataafsche Vlag, liever strydende overwonnen te worden, dan zich zonder slag of stoot aan den Vyand over te geeven.’
Naa dit Besluit, volgt de Sententie over de andere Scheepsbevelhebbers, jan rynbende, jacob claris, Capiteins ter Zee, jan valkenburg, jacob zoeteman, gustaaf adolp de falck, christiaan de cerff, Capitein-Luitenants, pieter besemer en hermanus barbier, Luitenants; welke, naa ophaaling hunner Gedraagingen als Commandanten der Schepen van dat lafhartig overgegeeven Esquader, hier op neder komt: ‘Dat zy, geduurende de geheele Expeditie, (voor zo verre dat zelve hier in aanmerking kan komen,) in hun gehouden gedrag, geconsidereerd de particuliere omstandigheden, waar in zy zich, uit hoofde van de willekeurige bepaalingen van den Commandant engelbertus lucas, hebben bevonden, in geenen deele, hebben gepecceerd, tegen de Regelen van den Dienst: dat de Advocaat-Fiscaal zich geheel onbevoegd oordeelde, hun te dier zaake, speciaal mede uit hoofde van derzelver toestemming in de Capitulatie op den 16 Aug. 1796 begonnen, en den daar aan volgenden dag in de Saldanha-Baai met den Engelschen Vice-Admiraal elphinstone voltrokken, te accuseeren, zich in tegendeel verpligt agtte, ter volkomene Justificatie deezer Persoonen te procedeeren.’ - Zo dat de Hooge Zeekrygsraad, doende Regt in naam en van wegen het Volk van Nederland, verklaarde, ‘dat zy zich, geduurende deeze Expeditie, en byzonder in 't aangaan der voorsz. Capitulatie, geconsidereerd de noodlottige omstandigheden, waar in dezelve op dat tydstip zyn gebragt ge- | |
| |
weest, hebben gedraagen overeenkomstig de Regelen van den Dienst. - Weshalven zy geabsolveerd worden van alle bedenkingen, welke dien ter contrarie zouden hebben kunnen of mogen worden gemoveerd; met bepaaling, dat aan hun, voor Rekening van den Lande, zullen worden gerestitueerd en goedgedaan de uitschotten door hun by gelegenheid van derzelver Requisitie voor den Hoogen
Zeekrygsraad gehad en geleden, conform de getauxeerde Declaratien daar van by den Hoogen Zeekrygsraad ingekomen.’
|
|