| |
| |
| |
Parys in zynen tegenwoordigen toestand geschetst. Naar het Hoogduits van Dr. F.J. Lorenz Meyer. Eerste Stuk. Te Amsterdam, by G. Warnars, 1797. In gr. 8vo. 205 bl.
Veel, magtig veel, is er, zints eenigen tyd, in gevolge der groote gebeurtenissen op het tooneel van een der voornaamste Steden van Europa gespeeld, over Parys geschreeven. Werk heeft het in, daar over de pen te voeren, op eene wyze, die zich van den grooten hoop onderscheidt, en dezelve niet te doopen in de koker der vleiende goedkeuring van alles, of wel diep te stippen in de galle des lasters.
Wy zeggen niet te veel, dat het voor ons liggend Werk zich, op die voordeelige wyze, onderscheidt, en dat de Schryver in staat was om vergelykingen te maaken, met het oog eens keurigen Waarneemers, tusschen de gesteldheid dier Hoofdstad in vroegere dagen en in den tegenwoordigen tyd.
Dr. meyer bevondt zich, in de Jaaren 1783 en 1784, de eerste keer, te Parys. In 1796 vergezelde hy derwaards zyn Vriend, den Heer george heinrich sieveking, die zich in de hoedanigheid van Afgevaardigden van den Raad van Hamburg, aan het Directoire Executif der Fransche Republiek, daar heen begaf: hy telt deeze tweede Reis na de Hoofdstad van Frankryk onder de merkwaardigste afdeelingen van zyn leeven; en wy mogen, de onderrigtingen, welke hy ons mededeelt, met doorgaand genoegen geleezen hebbende, hem wegens dat geluk met dankzegginge begroeten; dewyl hy 'er zyne Landgenooten, en, door de penne des keurigen Nederduitschen Vertaalers, ons, in doet deelen - des keurigen Nederduitschen Vertaalers, schryven wy met nadruk; aangezien zo veele Werken, uit het Hoogduitsch vertaald, zo als het heet, ons in eene Taal worden opgedischt, die naauwlyks den naam van Taal mag draagen. De ons onbekende, die dit Werk ter hand sloeg, heeft zich loflyk van zyne taak gekweeten. - Wel te regt merkt hy in zyn kort Voorberigt op, naa het vermelden van deeze en geene byzonderheden, waaromtrent de nieuwsgierigheid, de gedagten op Parys vestigende, nader onderrigt verlangt. ‘Deeze en soortgelyke onderwerpen verwekken opmerking en belangstelling. Een welgeschetst Tafereel van Parys in zynen tegenwoordigen toestand. 't welk men in de nieuwspapieren en historische berichten te vergeefsch zoeken zou, en ook niet verwachten kan, moet derhalven natuurlyk welkom weezen en behaagen. - Ten einde onzen Landgenooten, die leezen, dit genoegen te verschaffen, en aan de begeerte naar eene voldoende beäntwoordinge van veelvuldi- | |
| |
ge vraagen ten deezen opzigte te voldoen, bieden wy het publiek dit Werkje aan, gevolgd naar het Hoogduitsch van een Man, die niet alleen zeer inneemend
en onderhoudend schryft; maar ook blyken geeft allezins onpartydig en waarheidlievend te weezen. - Naa deeze vermelding van de bedoeling deezer Nederduitsche uitgave hebben wy hier niets meer by te voegen, dan dat wy de Characterschetzen der Leden van het Directoire en der Ministers, door den Schryver opgegeeven, hebben agterwege gelaaten, deels ter oorzaake dat verscheiden der beschreevene Persoonen in hunne waardigheden en ambtsbedieningen door anderen reeds vervangen zyn; deels en ook voornaamlyk uit hoofde der afwisselingen, welke, buiten staatkundige tusschenvallen, regelmaatig daaromtrent moeten plaats hebben.’ - Hier en daar, doch schaars, is 'er van zyne hand eene korte Aantekening.
Laaten wy, eer wy den hoofdinhoud opgeeven, en 't een en ander ter proeve, uit den ruimen voorraad, opdisschen den Bezoeker van Parys hooren, daar hy ons onderrigt, dat het tydsverloop tusschen zyn eerste en tweede bezoek van Parys in duizenderlei opzigten merkwaardig is. ‘Hetzelve biedt,’ op dat wy zyne eigene woorden afschryven, ‘den wysgeer en menschenkenner eene ryke stof aan tot het maaken van vergelykingen en veelvuldige opmerkingen. My echter met het tegenwoordige meer dan met het voorledene bezig houdende, bepaalde ik myne opmerkzaamheid byzonderlyk op het eerstgemelde, en deeze Fragmenten vervatten eenige resultaaten der opmerkingen en waarneemingen, die ik deswegen gemaakt heb.
De genoeglykste uuren, die ik te Parys heb doorgebragt, ben ik verschuldigd aan de veele, belangryke, nieuwe, letterkundige Instituuten, die ter dier Stede gevonden worden, als mede aan mynen daaglykschen ommegang met verdienstlyke geleerden en verscheide medeleden der wetgeevende Vergaderingen, die tot deeze achtingswaardige kring van Fransche Burgers behooren. - In de Instituuten vond ik eene nieuwe waereld, een weder ontwaakte schepping van genie, vol schoonheid, wysheid, ontluikende orde, en krachtdaadige werkzaamheid voor het gemeene welzyn. Myne verbintenissen met de geleerden waren leerryk, en met blyde herinnering, met dankbaarheid, en gevoelens van achtingkoesterende vriendschap, schreef ik de volgende bladen, byzonderlyk die afdeelingen, welke aan dit onderwerp myner schoonste waarneemingen in Parys gewyd zyn.’
Om plaats te behouden voor eene en andere byzonderheid, waar mede wy onze Leezers willen bekend maaken, zullen wy van den voorgeplaatsten Inhoud de meer algemeene Hoofdopschriften der Fragmenten alleen opgeeven. - Aankomst
| |
| |
te Parys - Justificatie van de Pas. Kaart van Veiligheid - 't Voorkomen der Straaten - Pont-Neuf. Kaaien - Maison d'Egalité, voorheen Palais Royal - Paleis en Tuin der Tuillerien - Plein van Eendragt - Elizeesche Velden. Boulevards - Place des Victoires Nationales - Place de Vendôme - Plein der Bastille - De Tempel - Hospitaal der Invaliden - Theaters - Publieke Vermaaken - Geest van de Nieuwspapieren - Burgerfeesten - Het Fransche Pantheon - Wetgeevende Vergadering - Raad der Vyfhonderd - Raad der Ouden - Directoire Executif - Staatsministers - Sieyes - Esprit Public en Esprit du Jour - Samenzweeringen.
Schoon alle deeze Fragmenten niet even zeer uitgewerkt zyn, en ook eene meerdere of mindere waarde hebben, is 'er geen onder, of het verschaft ons een aangenaam en dikwyls leerzaam onderhoud. Wat hy van de Theaters zegt, verdient bovenal opmerking; en hy bespiegelt de Volksfeesten met veel oordeels; terwyl de Geest der Nieuwspapieren ons kan inlichten omtrent de waarde of onwaarde van veel, uit een en ander in de onze overgenomen.
Breed spreekt hy van het Toneel, en 't is of men vestris in zyne beschryving ziet dansen. Bekend is de Marseilliaansche Marsch: zo bekend niet, wat de Heer meyer optekent van deezen beroemden Krygszang van rouget de lille - ‘zo vol,’ gelyk onze Schryver verklaart, ‘verhevenheid en deftigheid, uitdrukking van gevoel en hartstocht, en kracht en vuur in de compositie! - Ik heb soldaaten hooren zeggen, dat dit verheven en alvermogend lied de legers tot den stryd bezielde; dat elk soldaat, wanneer midden in het vuur van den aanval en onder het gedonder van 't geschut deeze algemeen geliefde klanken gehoord wierden, dit lied met eene zich aan allen mededeelende geestvervoering mede zong, in dier voege den dood ontving of toebragt. - Zeer treffend was uit dien hoofde voor den Franschen Dichter de vleiende welkomstgroet van klopstok, toen rouget de lille, hem in den voorleden Zomer te Hamburg een bezoek gaf. Gy zyt, voerde klopstok hem te gemoet, een vreeslyk Man: want gy hebt vyftigduizend braave Duitschers verslaagen! - Rouget was, gelyk my deeze beminnelyke Man zelf verhaalde, te Straatsburg in qualiteit van Officier van de Genie, toen men, by den aanvang van den om Vryheid en Vaderland ondernomen, schriklyken stryd, niet dan straatdeuntjes op den Oorlog hoorde. Men begeerde van hem, dat hy een Krygszang zou vervaardigen. In een uur van dichterlyke verrukking sloot hy zich op, en in één nacht was het Lied, en tevens de van hem zelfs ontworpene daar toe behoorende Muzyk, in gereedheid. Ongeacht dit Zangstuk, en de uitmuntende dapperheid, welke de Dichter in
| |
| |
den Oorlog heeft doen blyken, wierd hy tweemaal in hechtenis genomen, dan van Royalismus, dan van Terrorismus, beschuldigd.’
Hoewel, gelyk wy reeds vermeld hebben, de Vertaaler de Characters der Leden van het Directoire heeft agterwege gelaaten, oordeelde hy, en met rede, dat van sieyes te moeten plaatzen; de Nederduitsche Leezer zal hem dit dankweeten: wy moeten plaats bewaaren, en zullen, uit veele byzonderheden deezen Man betreffende, met wien de Heer meyer zeer gemeenzaam schynt omgegaan te hebben, alleen een zeer zonderling voorval optekenen, hem verhaald door een Vriend, die 'er mede in betrokken was. Te weeten: ‘Robespierre,’ (in 't voorbygaan: wegens den uitgang deezes Gedrochts vinden wy, bl. 164, eene zeer naazoekenswaardige vermelding,) ‘die zyn bazilisken-oog op elk vallen liet, welke, ook slechts van ver, voor zyne eerzuchtige plans gevaarlyk kon worden, vergenoegde zich met sieyes naauwkeurig te doen gadeslaan. Dees onttrok zich, zo veel mogelyk was, aan den yzeren vuist van den dwingeland, door zich van alle medewerking aan de publieke werkzaamheden te onthouden, en omtrent alles wat voorviel een hardnekkig stilzwygen in acht te neemen. Geene intusschen nam alle middelen te baat, om de schriften van sieyes naar te spooren; daar onder ook het openen van de Brieven aan de Post-Comptoiren, eene, volgens de leer van loyola, dat het oogmerk de schandelykste dingen heiligt, zeer gemaklyke uitvinding, om geheimen te ontdekken, door die eigendunkelyke inquisitoriaale magt bedacht, welke raison d'état (Redenen van Staat) genoemd wordt, in welk opzicht robespierre ook elders voorgangers en naavolgers vondt. - Alle brieven, die aan sieyes gericht mogten weezen, moesten, in gevolge van den last van deezen Dictator, geopend worden. - Destyds had sieyes, in gesprek met een vriend uit Duitschland over de philosophie
van kant, zyne begeerte te kennen gegeeven om een algemeen verslag van dit nieuwe systema te bekomen. Dees vriend schreef deswegen aan zynen Broeder, een Geleerden op een Duitsche Universiteit, die, meer gemeenzaam met het Latyn dan met het Fransch, een kortbondig uittrekzel van de Kantiaansche grondbeginzelen, in de Latynsche taal, op 't papier bragt, en dit in een brief, aan sieyes gericht, na Parys zond. De brief kwam, wierd in het Bureau der Politie gebragt, en geopend. “Een Latynsche brief van verscheide bladzyden aan sieyes, uit een vyandlyk land: daar steeken geheimen achter, misschien wel een plan van verraad!” - dus dacht men met diplomatique scherpzinnigheid, en de brief wierd aan een der Committées revolutionair overgebragt. Deeze hoogere rechtbank der wysheid staarde den brief aan, verstond denzelven even min, en schempte op de taal van den pedant. De hooge raad van
| |
| |
Latynsche schoolmeesters werd zamengeroepen: men las en herlas, debatteerde lang en breed wegens den inhoud van deezen zonderlingen brief - vondt wel de woorden - maar geenzins den zin verstaanbaar, en geschikt om te vertaalen. - Neen, neen, liet iemand zich hooren, de letters misleiden ons, het is de cyfertaal van een gevaarlyk geheim! - Eindelyk werd 'er onder de minderheid van deezen Areopagus een wyzen gevonden, die de overzetting van eenige zinsneeden beproefde, en daar door de groote ontdekking deedt, dat de brief geen plan eener antirevolutionaire samenzweering behelsde - maar dat de wysgeerige taal, waar in dezelve vervat was, voorzeker nieuw, de zin niet wel te verstaan, en de denkbeelden duister waren. De brief, aan welken zo veele verstanden schipbreuk geleden hadden, wierd voort weder verzegeld en aan zyn adres bezorgd.’
De afdeeling, welke ten opschrift voert: Esprit Public en Esprit du Jour, behelst veele treffende byzonderheden en tegenoverstellingen. Wy willen, 't geen tot Esprit Public behoort, daar uit, ten slotte onzer aankondiginge, nog afschryven. ‘De uitdrukking Esprit Public is een bloote klank, ten aanzien der groote massa inwooners van Parys - die Stad van eeuwigduurende tegenzeggelykheden, van zelfzucht, van eigenbaat, van bedwelmend lustbejag en voorbysnellende vermaaken - of, zo als mercier haar wel eenigzins onvriendelyk, maar echter naar waarheid, in een gesprek met my noemde, dien poel der wanzedelykheid van het Volk.
Deeze afdeeling zou diensvolgens ledig moeten blyven, indien ik hier niet van een schoone, elke gewaarwording streelende, uitzondering van dien regel - naamlyk van de Geleerden van Parys, kon spreeken. De ontdekkingen, die ik aan de kennis met verscheiden braave mannen van deeze classe, onder welken echte publieke geest plaats heeft, verschuldigd ben, zullen my altyd onvergeetelyk blyven. Door deezen geest bezield, heeft onder deeze menschen slechts één gemeenschaplyk doel plaats ter instandhouding der staatsgesteldheid, ter opvolging der wetten, ter volmaaking der weetenschappen, en ter bevordering van kunsten en handwerken. Van het vyfmanschap in het Staatsbestuur en veele leden der wetgeevende Vergaderingen, welke als geleerden bekend staan, af, tot aan de medeschryvers van letterkundige instituuten van allerlei soort, van welken ik voorts zal spreeken, vindt men deezen publieken geest onder de gansche classe der geleerden verspreid, uit welken hoofde dezelve, myns inziens, als het eerwaardigste gedeelte der Parysche Waereld moet beschouwd worden. Die classe, waar van de meesten in het verlies van hun eigen, by verscheidenen zelfs zeer aanzienlyk, vermogen, van belangryke pensioenen van het hof, en andersoortige inkomsten, der omwentelinge de
| |
| |
grootste offers toebragten, waar door veelen hunner, verscheidene zelfs met vrouw en kinderen, tot daadlyk gebrek aan de noodzaaklykste leevensbehoeften vervielen, althans, ter oorzaake dat alle bezolding destyds in papier geschiedde, van alle gemakken en genoegens des leevens moesten afzien; en - onaangezien deeze harde lotverwisseling - zichzelven gelyk bleeven; ja zelfs, door den last van persoonlyken en huislyken toestand niet ter nedergeslaagen, en de toevalligheden des leevens niet agtende, als waar van de verheve ziel eens wyzen geenzins afhangt, zich door eigen kragt boven alle deeze rampspoeden verheffen!
Een verheven en bedaarde geneigdheid voor waare vryheid, ongeveinsde aankleeving aan de tegenwoordige staatsgesteldheid, ondersteuning van elk middel dat strekt om deeze in stand te houden, en van al het nuttige 't welk 't Gouvernement tracht te stichten, vrywillige en onbaatzugtige bereidvaardigheid tot alle werkzaamheden van gemeennuttige inrichtingen, yverige medewerking tot volmaaking van kunsten en weetenschappen, ingespannen nadenken op nieuwe ontdekkingen, die tot roem en welzyn des Vaderlands kunnen strekken - en by dat alles eene echte minzaamheid in den ommegang, een te gemoetkomende, bevallige en dienstvaardige, bejegening van vreemdelingen die hun aanbevelen wierden, nevens achting voor buitenlandsche verdiensten; zie daar de ommetrekken van het verheven character, dat ik by verscheidene deezer door grondige geleerdheid en gezellige deugden my even achtingswaardige, mannen heb aangetroffen.’
De Esprit du Jour, te Parys, steekt by dit voorgemelde zeer af. Wy wyzen tot het Werk. Beter voegt 'er by, het slot van dit Fragment. ‘Laaten wy,’ dus luidt hetzelve, ‘ons tot het, in Parys althans slechts klein, aantal van stille, braave Burgers begeeven; deeze van ouds zeer achtingswaardige classe van verstandige, beschaafde, huislyk gelukkige, en binnen hun beperkten kring blygeestige, menschen, waar van ik, by myn voorig verblyf te Parys, verscheide Familien leerde kennen, die ik thans, na verloop van twaalf jaaren, weder aantrof en herkende. Deeze edele classe van menschen leeft, by een niet zeer schitterend fortuin, ingetoogen en stil. De stormen der Revolutie hebben ook hunne hutten bereikt, maar dezelve niet vernield. Hun geringe have heeft geleden, maar zy zyn niet ganschlyk ontbloot; want hunne van winzucht verwyderde eerliefde bleef binnen de perken van hun maatig vermogen. - Zy troosten zich wegens den tegenwoordigen toestand der dingen; wenschen, met afschrik voor nieuwe tooneelen van omwenteling, dat het tegenwoordig Gouvernement duurzaam zy, staâg meer gevestigd en volmaakter worde; ondersteunen en
| |
| |
bevorderen het goede, 't welk het Gouvernement tracht te stichten; verlangen herstel van den Vrede, van den gemeenen welvaart, en van de Staatsfinantien, benevens den vernieuwden bloei van Koophandel en Handwerken. - Frankryk zou gelukkig zyn, indien de massa zyner burgers deezen kleinen hoop van braave menschen gelyk ware, en men met betrekking tot hen die veelvuldige verwisseling der Paryzenaaren met de geheele Natie kon laaten gelden, welke sedert de Revolutie zo dikwerf het oordeel over het Fransche Volk misvormd heeft, en aanleidelyk geweest is tot zulk een groot aantal onrechtvaardige oordeelvellingen.’
Het tweede Stukje, waar mede dit Werk compleet is, zal binnen kort volgen.
|
|