gemoed hem beantwoordt, die het belang der menschheid handhaaft!
Tot een proefje der wyze, op welke de denkbeelden des Schryvers gestemd zyn, zullen wy het uitmuntend ideaal van den volmaakten Rechter, in dit Werkje op bl. 40 voorkomende, mededeelen.
‘De Richter (zegt de Schryver) is, by my, een Man van een by uitstek zedenlyken inborst, van een geoefend verstand en veel ondervinds. De Mensch is het onderwerp zyner studie, en Menschelykheid zyn Character. Met de grootste zorgvuldigheid zoekt hy zich voor iedere hartstocht te wagten, die voor zyne onpartydigheid en onvooringenomenheid nadeelig worden, en hem in de juiste treffing van het oogpunt, waaruit de zaak beschouwd moet worden, hinderlyk zou kunnen zyn. Hy tracht die stilheid en bedaardheid van geest te behouden, waar onder men alles ziet, zo als het wezentlyk is. De vervulling van zynen plicht is by hem de hoogste Wet, en de daar uit voortspruitende tevredenheid met zich zelven zyn grootste genoegen. De Rechten der Menschheid zyn hem heilig: tot derzelver bewaaring en verdediging acht hy zich geroepen te zyn. Voor zyne Rechtbank geldt geen aanzien des persoons: hy ziet in den Armen en den Ryken, in den Aanzienlyken en den Geringeren, niets, dan Menschen. Door en door ervaren in den waaren geest der Wetten, oordeelt hy nooit volgends de letter - en bezit edele vryheid en moeds genoeg, om, tegen het oude herkomen eener gevoellooze formaliteit, of het voorschrift van het een of ander yskoud systema, aan, de party der menschheid te kiezen. Elk onderzoek, dat hy te doen heeft, is voor hem eene belangryke en gewigtige taak, die hy nooit begint, zonder zyne gedagten byeenverzameld en zich tot een oordeelkundig nadenken voorbereid te hebben; en waarby hy met zachtmoedigheid en wysheid te werk gaat, om dezelve - hoe dan ook de uitkomst moge zyn - altoos met een gerust geweeten te kunnen voleindigen.’